Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Belastingplicht en fiscale behandeling van stichtingen in de vennootschapsbelasting in historisch en beginselrechtelijk perspectief

Specificaties
Paperback, 414 blz. | Nederlands
Lefebvre Sdu | 1e druk, 2021
ISBN13: 9789012407373
Rubricering
Hoofdrubriek : Juridisch
Juridisch : Fiscaal recht
Lefebvre Sdu 1e druk, 2021 9789012407373
Onderdeel van serie Fiscaal-wetenschappelijke reeks
Dit product is niet leverbaar

Samenvatting

De belastingplicht voor de vennootschapsbelasting van stichtingen is beperkt tot de winst uit onderneming. Andere inkomsten blijven onbelast, in tegenstelling tot bij (bijna) alle andere rechtsvormen. Na een beschouwing van de rechtsgronden van belastingheffing in het algemeen en een analyse van de verhouding tussen de heffingsgrondslagen in de inkomsten- en vennootschapsbelasting, wordt de beperkte heffingsgrondslag van stichtingen getoetst aan het EVRM, het VwEU en aan de bepalingen rondom staatssteun. Er vindt een korte vergelijking plaats met de afbakening van het heffingssubject en het heffingsobject in een aantal andere landen. Ook de jurisprudentie komt uitgebreid aan de orde.

Een bijzondere positie in het fiscale recht wordt ingenomen door algemeen nut beogende instellingen. De vennootschapsbelasting kent een aantal complex vormgegeven mogelijkheden eventueel verschuldigde vennootschapsbelasting te verminderen, waarvan uitsluitend door algemeen nut beogende instellingen gebruik kan worden gemaakt. De voorwaarden om als algemeen nut beogende instelling te worden aangemerkt en vervolgens om van deze mogelijkheden gebruik te kunnen maken worden uitgebreid besproken. Er vindt een vergelijking plaats met de fiscale positie van algemeen nut beogende instellingen in een aantal andere landen, waarbij de vergelijking beperkt blijft tot de met de Nederlandse vennootschapsbelasting vergelijkbare heffingen.

Het onderzoek sluit af met een aantal aanbevelingen tot herziening van de heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting van stichtingen en tot een aanmerkelijke vereenvoudiging van de complexe regelingen in de vennootschapsbelasting voor algemeen nut beogende instellingen. Deze aanbevelingen zijn uitgewerkt in een gedetailleerd voorstel tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en flankerende wet- en regelgeving. Ook worden een aantal alternatieven aan de hand gedaan. Het onderzoek is voorzien van een uitgebreide literatuurlijst. Ook een jurisprudentieregister ontbreekt uiteraard niet.

Specificaties

ISBN13:9789012407373
Taal:Nederlands
Bindwijze:paperback
Aantal pagina's:414
Uitgever:Lefebvre Sdu
Druk:1
Verschijningsdatum:14-10-2021
Hoofdrubriek:Fiscaal recht

Inhoudsopgave

Voorwoord / 11
Lijst van gehanteerde afkortingen / 13
1 De probleemstelling van mijn onderzoek / 15
1.1 Introductie / 15
1.2 Onderwerp en afbakening van het onderzoek / 20
1.3 Probleemstelling / 22
1.4 Methodiek van het onderzoek / 23
1.5 Opzet van het onderzoek / 24
2 De rechtsgrond van de Wet VPB 1969 / 29
2.1 Inleiding / 29
2.2 Belastingheffing over inkomen / 29
2.3 Draagkrachtbeginsel / 32
2.4 Het gelijkheidsbeginsel in het Nederlandse recht / 38
2.5 De rechtvaardiging van de Wet VPB 1969 / 41
2.6 De rechtvaardiging van de beperkte heffingsgrondslag voor stichtingen / 51
2.7 Conclusie / 56
3 De stichting in het civiele recht / 59
3.1 Inleiding / 59
3.2 De parlementaire geschiedenis / 61
3.2.1 De wettelijke regeling inzake stichtingen / 61
3.2.2 De stichting in het Burgerlijk Wetboek / 63
3.3 De kenmerken van de stichting / 63
3.3.1 De stichting heeft geen leden / 65
3.3.2 De stichting heeft geen statutair winstoogmerk / 67
3.3.3 De stichting heeft een ideëel doel / 70
3.3.4 De stichting heeft een afgescheiden vermogen / 71
3.3.5 Het toezicht op de stichting / 74
3.4 Conclusie / 77
4 De geschiedenis van de belastingheffing van stichtingen in hoofdlijnen / 79
4.1 Inleiding / 79
4.2 De belastingheffing over het inkomen van natuurlijke personen sinds 1892 / 79
4.3 De belastingheffing bij rechtspersonen sinds 1893 / 85
4.3.1 Wet Belasting op bedrijfs- en andere inkomsten 1893 / 85
4.3.2 De Wet IB 1914 / 87
4.3.3 De Oorlogswinstbelasting / 89
4.3.4 De Wet op de belasting van de dode hand 1934 / 90
4.3.5 De Besloten Vennootschappenwet 1934 en de Nationale Inkomsten- en Winstbelasting / 92
4.3.6 Het Besluit op de winstbelasting 1940 / 96
4.3.7 Het Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942 / 99
4.3.8 De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 / 101
4.4 Beschouwing / 107
5 Beperkte onderworpenheid aan de vennootschapsbelasting voor stichtingen / 115
5.1 Inleiding / 115
5.2 Belastingplicht wegens ondernemerschap / 116
5.2.1 Inleiding / 116
5.2.2 Het begrip ‘onderneming’ in andere (fiscale) wetten / 117
5.2.3 Het begrip ‘onderneming’ in de Wet VPB 1969 / 127
5.2.4 Het ‘voor zover’-criterium / 140
5.3 Belastingplicht wegens fictief ondernemerschap / 160
5.3.1 Inleiding / 160
5.3.2 Strekking van artikel 4 Wet VPB 1969 / 161
5.3.3 Concurrentie versus onderneming / 162
5.3.4 Beoogde of potentiële concurrentie / 163
5.3.5 Ten koste van het debiet / 165
5.3.6 Het bescheiden bestaan / 166
5.3.7 Participatie in een commanditaire vennootschap / 166
5.3.8 Het nut van artikel 4 Wet VPB 1969 / 167
5.4 Grensoverschrijdende situaties / 169
5.4.1 Inleiding / 169
5.4.2 Binnenlandse of buitenlandse belastingplicht / 169
5.4.3 Stichtingen gevestigd in het buitenland / 171
5.4.4 In het buitenland gevestigde rechtspersonen met activiteiten in Nederland / 172
5.5 De vrijstelling van art. 6 Wet VPB 1969 / 174
5.6 Fiscale transparantie van stichtingen / 178
5.7 Het afgescheiden particulier vermogen / 181
5.8 Conclusie / 185
6 De subjectieve belastingplicht (van stichtingen) voor de vennootschapsbelasting in andere landen / 187
6.1 Inleiding / 187
6.2 De positie van de vennootschapsbelasting in het belastingstelsel van andere landen / 188
6.3 Het subject in andere landen / 193
6.3.1 Samenwerkingsverbanden / 195
6.3.2 Aansprakelijkheid / 196
6.3.3 Rechtspersoonlijkheid / 196
6.3.4 Hybride entiteiten / 197
6.3.5 Europese ontwikkelingen / 198
6.3.6 Kwalificatie van rechtsvormen naar vreemd recht / 199
6.3.7 Beschouwing / 202
6.4 Beperkte heffingsgrondslag van lichamen in andere landen / 207
6.5 De onderworpenheid aan de vennootschapsbelasting in de onderzochte landen, een overzicht / 209
6.6 Conclusie / 210
7 De algemeen nut beogende instelling / 213
7.1 Inleiding / 213
7.2 Fiscale kwalificatie als algemeen nut beogende instelling / 214
7.2.1 Definitie algemeen nut beogende instellingen in de AWR / 215
7.2.2 Fondswervende instellingen / 220
7.2.3 Culturele instellingen / 220
7.2.4 Sociaal belang behartigende instellingen / 222
7.2.5 Steunstichtingen sociaal belang behartigende instelling / 224
7.3 Belastingplicht van algemeen nut beogende instellingen / 225
7.4 Vrijwilligersaftrek / 226
7.5 Fondswerving en fondswerversafrek / 227
7.6 Bestedingsreserve / 232
7.7 Fiscale tegemoetkomingen voor culturele instellingen / 236
7.8 Concurrentieverstoring / 237
7.9 Conclusie / 239
8 Belastingplicht voor algemeen nut beogende instellingen in andere landen / 243
8.1 Inleiding / 243
8.2 De algemeen nut beogende instelling in andere landen in het algemeen / 244
8.2.1 Rechtvaardiging van fiscale tegemoetkomingen aan algemeen nut beogende instellingen / 244
8.2.2 De criteria voor erkenning als algemeen nut beogende instelling / 246
8.2.3 De aard van de fiscale tegemoetkomingen / 249
8.2.4 De toetsing van de activiteiten / 250
8.2.5 De inrichting van het toezicht / 251
8.3 De fiscale behandeling van algemeen nut beogende instellingen in de onderzochte landen in een overzicht / 252
8.3 De fiscale behandeling van algemeen nut beogende instellingen in de onderzochte landen… / 252
8.4 Conclusies / 256
9 De fiscale positie van de stichting in Nederland bezien vanuit Europeesrechtelijk perspectief / 261
9.1 Inleiding / 261
9.2 Staatssteunaspecten / 262
9.2.1 Inleiding / 262
9.2.2 Staatssteun en het ondernemingsbegrip / 264
9.2.3 Verenigbaarheidsgronden / 266
9.2.4 Selectiviteit / 267
9.2.5 De beperkte heffingsgrondslag / 269
9.2.6 Algemeen nut beogende instellingen / 270
9.2.7 Conclusie / 272
9.2.8 Staatssteun in een matrix / 273
9.3 Toetsing aan het EVRM / 275
9.3.1 Schending van het EVRM / 275
9.3.2 Beschouwing / 279
9.4 Toetsing aan het VwEU / 282
9.5 De algemeen nut beogende instelling en de Europese Stichting / 287
9.6 Conclusie / 295
10 Beschouwing en beantwoording onderzoeksvragen / 299
10.1 Inleiding / 299
10.2 De beperkte heffingsgrondslag van stichtingen / 301
10.2.1 De eerste deelvraag / 304
10.2.2 De tweede deelvraag / 305
10.2.3 De derde deelvraag / 306
10.2.4 De vierde deelvraag / 308
10.2.5 De vijfde deelvraag / 308
10.3 De heffing van vennootschapsbelasting van algemeen nut beogende instellingen / 319
10.3.1 De zesde deelvraag / 321
10.3.2 De zevende deelvraag / 322
10.3.3 De achtste deelvraag / 323
10.4 Aanbevelingen / 324
10.4.1 De negende deelvraag / 324
10.4.2 De tiende deelvraag / 326
10.4.3 De elfde deelvraag / 328
10.4.4 De twaalfde deelvraag / 330
10.4.5 De dertiende deelvraag / 334
10.5 De gevolgen voor art. 4 Wet VPB 1969 / 335
10.6 Conclusie / 337
11 Aanbevelingen en voorstel van wet / 339
11.1 Inleiding / 339
11.2 Voorstel van wet en algemene maatregel van bestuur / 342
11.2.1 Voorstel van wet / 342
11.2.2 Regeling van de staatssecretaris van Financiën tot wijziging van enige uitvoeringsregelingen op het gebied van belastingen / 347
11.3 Memorie van toelichting en nota van toelichting / 348
11.3.1 Memorie van toelichting / 348
11.3.2 Nota van toelichting / 360
11.4 Overige wijzigingen en aanpassingen / 361
11.5 Mogelijkheid tot aanpassing van het civiele recht / 364
11.6 Alternatief voorstel van wet (behoud beperkte belastingplicht stichtingen) / 367

Summary / 375
Literatuurlijst / 381
Jurisprudentieoverzicht / 397
Curriculum Vitae / 413

Net verschenen

Rubrieken

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden

        Belastingplicht en fiscale behandeling van stichtingen in de vennootschapsbelasting in historisch en beginselrechtelijk perspectief