Sturingsinstrumenten in de WW: 1987-2020
Samenvatting
Werkloosheid blijft een duur en ‘hot topic’ voor het kabinet. Door alle wijzigingen in de afgelopen 33 jaar zijn door het bos van de sociale zekerheid de bomen van de Werkloosheidswet niet meer te zien.
Deze juridische studie geeft helderheid middels een verkenning van zes volumebeperkende sturingsinstrumenten in de WW ter sturing van het arbeidsmarktgedrag van werknemers en werklozen door beantwoording van vragen als: wat is er met de WW gebeurd? ‘Werkt’ het en wat zijn de (onbedoelde) gevolgen van de vele wetswijzingen, met name voor de rechtspositie van de WW’er?
De grondige herziening van het socialezekerheidsstelsel in 1987 heeft niet de nodige rust gebracht voor de Werkloosheidswet. Door vele wetswijzigingen is in de afgelopen 33 jaar flink aan de knoppen gedraaid met als voornaamste doel om het volume van de uitkeringen te beheersen. Maar wat waren de consequenties van al deze wetswijzigingen?
Sturingsinstrumenten in de WW maakt de balans op met een uitgebreide juridische analyse op het terrein van de Werkloosheidswet. De (disproportionele of onbedoelde) gevolgen van frequente wetswijzingen en de invloed op de rechtspositie van de werknemers/werklozen worden onder de loep genomen. De juridische studie geeft inzicht in de ontwikkelingen in de Werkloosheidswet, de beleidskeuzes die zijn gemaakt en de ‘zwakke plekken’ in de toelichting op het beleid. Ook de vraag of onderzochte sturingsinstrumenten in de toekomst beter of niet meer ingezet moeten worden, komt aan bod.
De uitgave voorziet in een overzicht van de volgende sturingsinstrumenten:
- de uitkeringsduur (hoofdstuk 2);
- de referte-eis (hoofdstuk 3);
- de sancties van de maatregel (hoofdstuk 4) en de boete (hoofdstuk 5);
- het begrip verwijtbare werkloosheid (hoofdstuk 6);
- het begrip passende arbeid (hoofdstuk 7).
Je krijgt per instrument inzicht in de ontwikkelingen over de afgelopen 33 jaar, evenals de (consistentie van de) argumenten van het kabinet om die wijzigingen door te voeren. Ook de reactie van de rechter en praktijk komen aan bod, uitmondend in een conclusie over de inzet van de instrumenten en de invloed op de rechtspositie van de WW’er.
Sturingsinstrumenten in de WW levert een belangrijke bijdrage aan de discussie over de vormgeving van de Werkloosheidswet, de transparantie bij het invoeren van wetswijzigingen en het stelsel van de sociale zekerheid in Nederland in het algemeen.
De titel is van grote waarde voor iedereen met een interesse in de WW, de Nederlandse verzorgingsstaat en de rechtspositie van werknemers/werklozen.
Specificaties
Inhoudsopgave
Inleiding en methodologische verantwoording / 1
1.1 Inleiding en vraagstelling / 1
1.2 Afbakening begrippen in vraagstelling / 6
1.3 Afbakening onderzoek / 7
1.4 Methode van het onderzoek / 9
1.5 Korte voorbeschouwing / 10
HOOFDSTUK 2
De duur van de WW als sturingsinstrument / 11
2.1 Inleiding / 11
2.2 De WW-duur bij de invoering van de WW 1987 / 12
2.2.1 De keuze voor een beperkte uitkeringsduur / 13
2.2.2 De andere voorstellen voor berekening van de duur en de koppeling aan het arbeidsverleden / 15
2.3 Rechtspraak: discriminatoire karakter van berekening arbeidsverleden / 17
2.4 Herziening arbeidsverledeneis (van 8 uren naar 52 loondagen) in 1991 / 20
2.4.1 Loondagen per kalenderjaar / 21
2.4.2 Nadelen van 52 SV-dagen en nieuw criterium van 208 uren in 2013 / 21
2.4.3 Rechtspositie uitzendkracht en het 8-urencriterium / 22
2.5 1995: invoering kortdurende uitkering en gecombineerde toetredingseis / 23
2.5.1 De wijzigingen in 1995 en de aangevoerde motieven / 23
2.5.2 Verlenging van de vervolguitkering in 1995 / 25
2.6 Afschaffing van de vervolguitkering in 2003 / 26
2.7 2006: verkorting van uitkeringsduur naar 38 maanden / 27
2.8 Wet werk en zekerheid: maximale uitkeringsduur naar 24 maanden in 2014 / 31
2.8.1 De wijzigingen aan de WW met de Wwz / 31
2.8.2 Aanvullingsmogelijkheden van de verkorte WW door sociale partners / 35
2.9 Schematische weergave van de ontwikkelingen / 37
2.9.1 Conclusie / 39
HOOFDSTUK 3
De ontwikkeling van de referte-eisen in de WW / 43
3.1 Inleiding / 43
3.2 SER-advies en de referte-eis bij de invoering van de WW 1987 / 44
3.2.1 De onderdelen in de vóór 1987 geldende referte-eisen die zijn aangepast / 46
3.3 Aanscherping referte-eisen WW in 1995: samenvoeging weken- en jareneis / 48
3.3.1 Gevolgen van de samenvoeging van de weken- en jareneis in 1995 voor bepaalde groepen WW’ers / 49
3.4 SER-advies en aanscherping referte-eisen WW in 2006 / 50
3.4.1 Aanpassing van de referte-eis in 2006: afschaffing van de kortdurende uitkering en aanscherping van de wekeneis / 52
3.4.2 Besluit verlaagde wekeneis / 54
3.5 Schematische weergave van de ontwikkelingen / 55
3.5.1 Conclusie / 56
HOOFDSTUK 4
Sanctiesysteem WW: wijziging van de maatregelen als instrument in de WW / 59
4.1 Inleiding / 59
4.2 Het sanctiesysteem in de WW in de periode 1987-1996 / 60
4.2.1 Verruiming van de sanctiemogelijkheid bij verwijtbare werkloosheid in 1994 / 62
4.3 De rapporten die tot aanscherping van het sanctiesysteem door de Wet Boeten hebben geleid / 63
4.3.1 Sociale Verzekeringsraad-onderzoeksrapport De regels van het spel (1993) / 63
4.3.2 Enquêtecommissie Buurmeijer: onderzoek naar uitvoeringsorganen sociale verzekeringen (1993) / 66
4.3.3 Sociale Verzekeringsraad-onderzoeksrapport Tussen schroom en daad (1991) / 69
4.3.4 Onderzoek van het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen Afhandeling van uitkeringsfraude (1992) / 70
4.4 De invoering van de Wet Boeten (1996) / 72
4.4.1 Het uitsluiten van het evenredigheidsbeginsel bij aanpassing van de maatregel met de Wet Boeten / 74
4.4.2 Het advies van de Raad van State bij het uitsluiten van het evenredigheidsbeginsel / 75
4.4.3 Kentering: een tijdelijk gedeeltelijke weigering van 35% gedurende 26 weken / 76
4.5 Het evenredigheidsbeginsel, de CRvB en de achterdeur van 6 EVRM / 77
4.5.1 Jurisprudentie van de CRvB over de maatregel en de evenredigheidstoets vóór invoering van de Wet Boeten / 78
4.5.2 Jurisprudentie van de CRvB over de maatregel en het evenredigheidsbeginsel na invoering van de Wet Boeten / 80
4.6 Commentaar vanuit de praktijk op de wijziging van de maatregel door de Wet Boeten / 81
4.7 De evaluatie van de Wet Boeten en beleidsregels omtrent maatregelen / 83
4.8 Schematische weergave van de ontwikkelingen / 85
4.8.1 Conclusie / 86
HOOFDSTUK 5
Sanctiesysteem WW: het instrument van de boete in de WW / 89
5.1 Inleiding / 89
5.2 De redenen voor invoering van de bestuurlijke boete in de WW / 89
5.3 De invoering van de terugvorderingsplicht / 92
5.3.1 Afzien van een sanctie bij een ‘dringende reden’ / 94
5.4 Rechtsbescherming bij oplegging van een boete volgens de toelichting op de Wet Boeten / 96
5.5 De evaluatie van de Wet Boeten / 97
5.6 Boetesysteem vóór de invoering van de Fraudewet in 2013 / 98
5.6.1 De invoering van de Fraudewet / 98
5.6.2 De redenen voor invoering van de Fraudewet / 99
5.7 Het advies van de Raad van State bij de Fraudewet / 101
5.8 Reactie op de gevolgen van de Fraudewet: de CRvB (2014) / 102
5.8.1 Reactie op de gevolgen van de Fraudewet: Ombudsman en de Inspectie SZW (2014) / 104
5.9 De Wet wijziging Fraudewet en de evaluatie in 2017 / 105
5.10 Schematische weergave van de ontwikkelingen / 107
5.10.1 Conclusie / 110
HOOFDSTUK 6
Aanpassing van het begrip verwijtbare werkloosheid als sturingsinstrument / 113
6.1 inleiding / 113
6.2 Verwijtbare werkloosheid: a-grond en b-grond / 113
6.3 Het begrip verwijtbare werkloosheid bij de invoering van de WW 1987 / 114
6.4 De verruiming van het begrip verwijtbare werkloosheid met de Wet Boeten in 1996 / 116
6.5 De wijziging van de visie op de WW in de periode 1996-2006 / 117
6.5.1 Notitie Toekomstverkenning WW (2004) / 118
6.5.2 Stuurgroep deregulering WW (2004) / 119
6.5.3 SER adviezen: Toekomstbestendigheid WW / Ontslagpraktijk en WW (2006) / 119
6.6 De beperking van de verwijtbare-werkloosheidstoets met de Wet wijziging WW-stelsel in 2006 (a-grond) / 121
6.6.1 Wet wijziging WW-stelsel in 2006 (a-grond): verwijtbare werkloosheid en ‘dringende reden’
6.6.2 Jurisprudentie omtrent invulling van het begrip verwijtbare werkloosheid (a-grond): toetsingskader 2009-2018 / 124
6.6.3 Jurisprudentie omtrent invulling van het begrip verwijtbare werkloosheid (a-grond): toetsingskader vanaf 7 november 2018 / 126
6.7 Beëindiging op verzoek van de werknemer: b-grond en jurisprudentie / 128
6.8 Schematische weergave van de ontwikkeling van het verwijtbare werkloosheidsbegrip / 130
6.8.1 Conclusie / 131
HOOFDSTUK 7
Het instrument van definiëring van passende arbeid in de WW / 133
7.1 Inleiding / 133
7.2 Passende arbeid in het algemeen / 134
7.2.1 Invulling door een gedetailleerde wettelijke bepaling / 136
7.2.2 Interpretatie door uitvoeringsorganen / 136
7.2.3 Vastlegging door een overlegorgaan (sociale partners) / 137
7.2.4 Beoordeling door de openbare arbeidsvoorziening / 137
7.2.5 Interpretatie door de rechter / 138
7.3 Het begrip passende arbeid in de WW / 138
7.4 Opvatting SER: invulling passende arbeid bij de invoering van de WW 1987 / 139
7.5 De invoering van de Richtlijn passende arbeid in 1992 / 142
7.6 Evaluatieonderzoek naar de Richtlijn passende arbeid 1992 / 144
7.7 SER-advies nr. 95/36 voor verruiming van het begrip passende arbeid en Besluit passende arbeid schoolverlaters en academici 1996 / 146
7.8 De invoering van de Richtlijn passende arbeid 1996 / 147
7.8.1 Aard van het werk, loonniveau en reisduur / 147
7.8.2 Maatregelen naar aanleiding van het evaluatieonderzoek in 1994 / 148
7.9 De invoering van de Richtlijn passende arbeid 2008 / 149
7.10 De wijzigingen van artikel 24 lid 7 WW: behouden van passende arbeid (2006-2012) / 150
7.11 Het Besluit passende arbeid WW en ZW in 2015 / 151
7.12 De invulling van passende arbeid en de sollicitatieplicht / 153
7.13 Jurisprudentie bij de invulling van het begrip passende arbeid / 154
7.13.1 Persoonlijke omstandigheden / 154
7.13.2 De houding van de sollicitant / 155
7.13.3 Aard en niveau van het werk / 157
7.13.4 Aard en niveau van werk – scholing en vaardigheden / 157
7.13.5 Loonniveau en reisduur / 158
7.13.6 Sollicitatieplicht / 159
7.14 Schematische weergave van de ontwikkeling van het begrip passende arbeid in de richtlijnen / 160
7.14.1 Conclusie / 161
HOOFDSTUK 8
Conclusies / 165
8.1 Inleiding / 165
8.1.1 De probleemstelling en deelvragen / 166
8.2 Wijziging van de duur / 168
8.2.1 Met welke argumenten heeft het kabinet de wijzigingen onderbouwd? / 169
8.2.2 Hoe consistent zijn de argumenten van het kabinet en hoe consistent is de ontwikkeling van de wetgeving geweest? / 172
8.2.3 Hoe is in de jurisprudentie gereageerd op de wetswijzigingen? / 175
8.2.4 Welke groepen uitkeringsgerechtigden worden door de wijzigingen benadeeld en hoe geschiedt die benadeling? / 176
8.3 Wijziging van de referte-eisen / 178
8.3.1 Met welke argumenten heeft het kabinet de wijzigingen onderbouwd? / 178
8.3.2 Hoe consistent zijn de argumenten van het kabinet en hoe consistent is de ontwikkeling van de wetgeving geweest? / 179
8.3.3 Hoe is in de jurisprudentie gereageerd op de wetswijzigingen? / 181
8.3.4 Welke groepen uitkeringsgerechtigden worden door de wijzigingen benadeeld en hoe geschiedt die benadeling? / 181
8.4 Sanctiesysteem WW: wijziging van de maatregelen / 183
8.4.1 Met welke argumenten heeft het kabinet de wijzigingen onderbouwd? / 184
8.4.2 Hoe consistent zijn de argumenten van het kabinet en hoe consistent is de ontwikkeling van de wetgeving geweest? / 186
8.4.3 Hoe is in de jurisprudentie gereageerd op de wetswijzigingen? / 189
8.4.4 In hoeverre is er door de wijzigingen ruimte voor het evenredigheidsbeginsel gebleven bij de toepassing van sancties? / 191
8.5 Sanctiesysteem WW: invoering van de boete als instrument in de WW / 192
8.5.1 Wat zijn de argumenten van het kabinet geweest om de wijzigingen te onderbouwen? / 192
8.5.2 Met welke argumenten heeft het kabinet de wijzigingen onderbouwd? / 195
8.5.3 Hoe is in de jurisprudentie gereageerd op de wetswijzigingen? / 199
8.5.4 In hoeverre is er door de wijzigingen ruimte voor het evenredigheidsbeginsel gebleven bij de toepassing van sancties? / 201
8.6 De aanpassing van het begrip verwijtbare werkloosheid / 202
8.6.1 Met welke argumenten heeft het kabinet de wijzigingen onderbouwd? / 202
8.6.2 Hoe consistent zijn de argumenten van het kabinet en hoe consistent is de ontwikkeling van de wetgeving geweest? / 205
8.6.3 Hoe is in de jurisprudentie gereageerd op de wetswijzigingen? / 207
8.6.4 Welke rol speelt het evenredigheidsbeginsel bij de wijziging van het begrip verwijtbare werkloosheid en is het meer voorzienbaar dan voor de wijziging van het begrip wanneer er sprake is van verwijtbare werkloosheid? / 208
8.7 Het instrument van definiëring van passende arbeid in de WW / 209
8.7.1 Met welke argumenten heeft het kabinet de wijzigingen onderbouwd? / 209
8.7.2 Hoe consistent zijn de argumenten van het kabinet en hoe consistent is de ontwikkeling van de wetgeving geweest? / 211
8.7.3 Hoe is in de jurisprudentie gereageerd op de wetswijzigingen? / 212
8.7.4 Beïnvloeden de wijzigingen de vrijheid van bepaalde groepen om passende arbeid te kiezen of te weigeren en heeft aanpassing voor die groepen daardoor grotere gevolgen dan voor anderen? / 213
8.8 Slotbeschouwing / 214
Samenvatting en Summary / 219
Samenvatting / 219
Slotbeschouwing / 226
Summary / 228
Concluding remarks / 236
Bijlage I: overzicht kabinetten vanaf Lubbers I / 239
Literatuurlijst / 243
Jurisprudentie / 257
Mensen die dit boek kochten, kochten ook...
Net verschenen
Rubrieken
- aanbestedingsrecht
- aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht
- accountancy
- algemeen juridisch
- arbeidsrecht
- bank- en effectenrecht
- bestuursrecht
- bouwrecht
- burgerlijk recht en procesrecht
- europees-internationaal recht
- fiscaal recht
- gezondheidsrecht
- insolventierecht
- intellectuele eigendom en ict-recht
- management
- mens en maatschappij
- milieu- en omgevingsrecht
- notarieel recht
- ondernemingsrecht
- pensioenrecht
- personen- en familierecht
- sociale zekerheidsrecht
- staatsrecht
- strafrecht en criminologie
- vastgoed- en huurrecht
- vreemdelingenrecht