De gewone rechter en de bestuursrechtspraak
Samenvatting
Deze titel geeft inzicht in de verhouding en taakverdeling tussen de gewone rechter en de bestuursrechtspraak. Deze geactualiseerde 8e druk bespreekt de formele rechtskracht en de toegang van belanghebbenden tot de bestuursrechter. Ook wordt een licht geworpen op de maatstaf bij de beoordeling van de belangenafweging door bestuursorganen.
De gewone rechter en de bestuursrechtspraak behandelt de taakverdeling tussen de gewone rechter (de burgerlijk rechter en strafrechter) en de organen die met de bestuursrechtspraak zijn belast. Het uitgangspunt is de regeling van de rechtsmacht in de Grondwet en de verschillende wetten. De bevoegdheid van de bestuursrechter is bepalend, maar in de praktijk wordt de scheidslijn getrokken door de rechtspraak van de burgerlijke rechter en de strafrechter. Centraal staat het beginsel van de formele rechtskracht, dat door de Hoge Raad als onontbeerlijk wordt beschouwd en inhoudt dat een geldig besluit wordt geacht rechtmatig te zijn.
De titel concentreert zich op de jurisprudentie en de gevolgen die er zijn voor het inzicht in de verhouding van de verschillende vormen van rechtspraak. De belangrijkste wijzigingen vloeien voort uit nieuwe rechtspraak en de soms veranderde inzichten die deze jurisprudentie met zich meebrengt.
Bestuursrechtspraak ontwikkelingen
De rechtspraak, in het bijzonder van de Hoge Raad, is continu in ontwikkeling. Deze 8e druk is dan ook volledig geactualiseerd en behandelt de tot 1 juli 2022 gepubliceerde rechtspraak. Twee arresten van het Europese Hof in Luxemburg waren aanleiding tot aanvulling van de delen over de formele rechtskracht en de toegang van al dan niet belanghebbenden tot de bestuursrechter. Ook is er een uitvoerige beschouwing gewijd aan de maatstaf, toegepast door de bestuursrechter en de burgerlijke rechter bij de beoordeling van de belangenafweging door bestuursorganen.
De gewone rechter en de bestuursrechtspraak is van grote waarde voor iedereen die beroepsmatig met de genoemde rechtsgebieden in aanraking komt. Denk aan advocaten en andere rechtshulpverleners en rechterlijke colleges.
Specificaties
Inhoudsopgave
DEEL I DE RECHTSMACHT
HOOFDSTUK 1
De Grondwet / 3
1.1 Waarborg / 3
1.2 Exclusiviteit / 4
1.3 Doorbreking bij de wet / 4
1.4 Het begrip ‘rechterlijke macht’ / 5
1.5 Burgerlijke rechten / 6
1.6 Conclusie burgerlijke en bestuursrechtelijke gedingen / 7
1.7 Strafzaken / 8
HOOFDSTUK 2
De wet / 9
2.1 De gewone rechter; het vroegere art. 2 Wet op de rechterlijke organisatie geschrapt / 9
2.1.1 De ontwikkeling van de bestuursrechtspraak inclusief het inmiddels ingetrokken voorstel van een Wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak / 10
2.2 Berechting van bestuursrechtelijke geschillen, opgedragen aan een of meer gerechten van de rechterlijke macht / 18
2.3 Berechting in eerste en enige aanleg van bestuursrechtelijke geschillen, opgedragen aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren / 19
2.4 Berechting in hoger beroep van bestuursrechtelijke geschillen, opgedragen aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren / 19
HOOFDSTUK 3
Commentaar op het (Grond)wettelijk stelsel / 21
3.1 Uniform bestuursprocesrecht / 21
3.2 Rechterlijke macht / 21
3.3 Systematiek in de regeling van de berechting in eerste instantie en in hoger beroep / 21
3.4 Verbrokkeling en rechtseenheid / 22
3.5 Conclusie over het thans bestaande stelsel / 23
3.6 Verhouding tot algemene bevoegdheid / 24
3.7 Oordeel over de bevoegdheidsverhouding / 25
HOOFDSTUK 4
De jurisprudentie inzake de bevoegdheidsverhouding / 27
4.1 Inleiding / 27
4.2 Competentiegeschillen / 27
4.3 De grondslag / 27
4.4 De algemene competentie van de gewone rechter / 28
4.5 De afgrenzing van bevoegdheden van burgerlijke rechter en bestuursrechter / 29
4.6 De basis van art. 112 Grondwet / 34
4.7 De gewone rechter / 34
4.8 Gedingen tussen overheden / 35
DEEL II DE ONTVANKELIJKHEID TEN PRINCIPALE
HOOFDSTUK 5
Inleiding / 39
5.1 Beslissend voor de ontvankelijkheid bij de gewone rechter is in de eerste plaats de bevoegdheid van de bestuursrechter / 39
HOOFDSTUK 6
Mate van gebondenheid aan het oordeel van de bestuursrechter / 85
6.1 Burgerlijke rechter gebonden aan de uitspraak van de bestuursrechter betreffende de geldigheid van het besluit. Aanhouding als geldigheid van een besluit in het geding is. Betekenis van andere overwegingen van de bestuursrechter dan die welke de geldigheid van het besluit betreffen. Maatstaf bij de belangenafweging, toegepast door de bestuursrechter en de burgerlijke rechter / 85
6.2 Geen gebruik gemaakt van rechtsgang / 106
6.3 Wel gebruik gemaakt van rechtsgang / 106
HOOFDSTUK 7
De formele rechtskracht / 109
7.1 De betekenis van het beginsel van de formele rechtskracht / 109
7.2 De hoofdregel van de formele rechtskracht vooral toegepast in civiele zaken. Taakverdeling tussen strafrechter en bestuursrechter. Formele rechtskracht binnen het bestuursrecht. Ketenbesluitvorming. Onaantastbaar besluit en handhaving ervan. Op bestuursorganen rustende beginselplicht tot handhaving / 119
7.3 Het begrip ‘formele rechtskracht’ expliciet gebruikt / 127
7.4 De waarborgen waarmee de rechtsgang is omgeven; de oudere rechtspraak / 129
7.5 De latere rechtspraak. De formele rechtskracht als centrale overweging / 131
7.6 Conclusie rechtspraak formele rechtskracht bij niet gebruik van de bestuursrechtelijke rechtsgang / 133
7.6.1 De twee functies van het beginsel: afgrenzing van de taken van de gewone rechter en van de bestuursrechter mede ter voorkoming van tegenstrijdige uitspraken, en het waarborgen van de rechtszekerheid. Rechtspraak van de Hoge Raad. Rechtspraak van het EU-Hof. Onrechtmatigheid van een besluit jegens de bij het besluit betrokkenen / 134
7.6.2 Formele rechtskracht, aansprakelijkheid Staat jegens derden voor rechtsgeldige instemmingsbesluiten gaswinning Groningen. Vergelijkbare uitspraken in uitzettings- en toeslagenzaken / 142
7.6.3 Al dan niet rechtmatig gebruik door de houder van een positief besluit / 146
7.7 Gevallen waarin geen uitzondering werd gemaakt op de hoofdregel / 148
7.8 De eerste uitzondering: niet verwijtbaar verzuim de bestuursrechtelijke weg te
bewandelen / 202
7.9 De tweede uitzondering: zelfstandige schadebesluiten; wetswijziging / 207
7.9.1 Het evidentiecriterium / 210
7.10 Conclusies / 212
HOOFDSTUK 8
Ingesteld beroep, maar geen vernietiging besluit / 215
8.1 Geen vernietiging betekent geldigheid van het besluit; rechtsgevolgen van die geldigheid voor het bestuursorgaan / 215
8.2 Geldigheid van het besluit betekent rechtmatigheid daarvan; omgekeerd betekent ongeldigheid niet steeds onrechtmatigheid; nieuwe regeling van artikel 6:22 Algemene wet bestuursrecht / 217
8.3 De rechtsgang was al dan niet met voldoende waarborgen omgeven / 219
8.4 Al dan niet gemaakte uitzonderingen op de formele rechtskracht van besluiten die niet door de bestuursrechter zijn vernietigd; strijd met een fundamenteel rechtsbeginsel; strijd met het EU-recht / 220
8.5 Spiegelbeeld van situatie na vernietiging / 227
8.6 De formele rechtskracht in de tijd / 228
HOOFDSTUK 9
Ingesteld beroep en vernietiging besluit / 231
9.1 Rechtsgang al dan niet met voldoende waarborgen omgeven / 231
9.1.1 De situatie na het in werking treden van de Algemene wet bestuursrecht / 231
9.2 De betekenis van de vernietiging van het besluit door de bestuursrechter: de onrechtmatigheid / 232
9.2.1 Oordeel bestuursrechter beslissend. Betekenis vernietiging door de bestuursrechter van een negatief besluit; vertragingsschade / 232
9.2.1.1 Betekenis van de vernietiging van het besluit voor degene die er reeds gebruik van heeft gemaakt / 236
9.2.1.2 Betekenis van de vernietiging van het besluit voor de verschillende bij dat besluit betrokkenen / 242
9.2.1.3 Gevolgen van de vernietiging van een beslissing op bezwaar voor het primaire besluit / 251
9.2.2 Strijd met het geschreven en ongeschreven recht; situatie bij intrekking of herroeping van het besluit / 256
9.2.3 Strijd met materiële of procedurele regels / 260
9.2.4 De vernietiging, gelet op het tijdselement / 262
9.2.4.1 De gevolgen van de vernietiging voor de aansprakelijkheid van de houder en hetbestuursorgaan jegens derden en onderling / 263
9.3 De betekenis van de vernietiging van het besluit door de bestuursrechter voor
de burgerlijke rechter: de toerekening / 264
9.3.1 De oudere jurisprudentie: de schuld is niet gegeven / 264
9.3.2 Latere jurisprudentie: schuld is gegeven; toerekening bij intrekking of herroeping
van het besluit / 266
9.3.3 Invloed van vernietigingsgronden op gegeven van de schuld? / 267
9.3.4 Waarop berust de toerekening na vernietiging? / 268
9.4 Uitzonderingen op de hoofdregel van het gegeven van de schuld / 270
9.4.1 Uitzonderingen door het bestuursorgaan gesteld in gedingen voor de burgerlijke rechter / 270
9.4.2 Uitzonderingen, geopperd in publicaties / 273
9.4.3 De huidige stand van zaken en de schuldverdeling tussen de eerste belanghebbende en het bestuursorgaan / 273
9.4.4 Uitzonderingen op het gegeven van de schuld? / 277
9.5 De betekenis van de vernietiging van het besluit door de bestuursrechter: het causaal verband / 278
9.5.1 Inleiding / 278
9.5.2 De invloed van het vereiste van causaal verband op de positie van de eerste
belanghebbende ten opzichte van het bestuursorgaan dat het ongeldige besluit
nam / 280
9.5.3 De invloed van de vernietiging van het besluit door de bestuursrechter op de
positie van de derde belanghebbende ten opzichte van het bestuursorgaan dat
het ongeldige besluit nam en de houder daarvan / 292
9.6 De betekenis van de vernietiging van het besluit door de bestuursrechter voor
de burgerlijke rechter: de relativiteit / 293
9.6.1 Inleiding; het nieuwe art. 8:69a Awb / 293
9.6.2 Het relativiteitsvereiste bij de verhouding eerste belanghebbende en bestuursorgaan / 294
9.6.3 Het relativiteitsvereiste bij de verhouding van de derde ten opzichte van het bestuursorgaan en van de derde tegenover de eerste belanghebbende / 295
9.6.3.1 Het relativiteitsvereiste in het nieuwe art. 8:69a Algemene wet bestuursrecht. Het vereiste en bepalingen Europees recht / 306
9.7 De betekenis van de vernietiging van het besluit door de bestuursrechter voor de burgerlijke rechter: de schade / 311
9.7.1 Inleiding / 311
9.7.2 De mogelijkheid die vóór 1 juli 2013 bestond om via art. 8:73 algemene wet
bestuursrecht een veroordeling tot schadevergoeding te verkrijgen, en schadevergoeding bij de burgerlijke rechter. De nieuwe regeling ingevolge de Wet
nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten / 312
9.7.3 Zelfstandige schadebesluiten. De Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding
bij onrechtmatige besluiten en de daarin opgenomen verzoekschriftprocedure
bij de bestuursrechter / 317
9.7.4 Proceskosten / 331
HOOFDSTUK 10
De positie van derden / 335
10.1 Omvang van de groep van derden. De positie van de derde tegenover het bestuursorgaan en de houder en gebruiker van het besluit (bijvoorbeeld een vergunning) / 335
10.2 De derde heeft een bezwaar- of beroepsmogelijkheid via de bestuursrechtelijke
rechtsgang, maar heeft deze niet benut; zijn positie ten opzichte van het bestuursorgaan / 335
10.3 De derde heeft een bezwaar- of beroepsmogelijkheid via de bestuursrechtelijke
rechtsgang, maar heeft deze niet benut; zijn positie ten opzichte van de houder
en gebruiker van een besluit (bijvoorbeeld een vergunning) / 340
10.4 De derde heeft een bezwaar- of beroepsmogelijkheid via de bestuursrechtelijke
rechtsgang en heeft deze benut; zijn positie ten opzichte van het bestuursorgaan / 342
10.5 De derde heeft een bezwaar- of beroepsmogelijkheid en heeft deze benut; zijn
positie ten opzichte van de houder en gebruiker van het besluit (bijvoorbeeld
een vergunning) / 344
10.6 De derde heeft geen bezwaar- of beroepsmogelijkheid via de bestuursrechtelijke
rechtsgang en heeft deze benut; zijn positie ten opzichte van het bestuursorgaan / 346
10.7 De derde heeft geen bezwaar- of beroepsmogelijkheid via de bestuursrechtelijke rechtsgang; zijn positie ten opzichte van de houder en gebruiker van het besluit
(bijvoorbeeld een vergunning) / 352
DEEL III SPOEDPROCEDURES BIJ DE BESTUURSRECHTER
HOOFDSTUK 11
Spoedprocedures tegen de overheid en tussen eerste en derde belanghebbende / 359
11.1 Inleiding / 359
11.2 Vorderingen tot voorlopige voorziening, gericht tegen het bestuursorgaan / 361
11.3 Vorderingen tot voorlopige voorziening van een derde belanghebbende tegen de
houder van het besluit / 370
HOOFDSTUK 12
Spoedprocedures, door de overheid ingesteld / 375
12.1 Vorderingen van bestuursorganen in bestuursrechtelijke geschillen en afstemming door de burgerlijke voorzieningenrechter op de (te verwachten) uitspraak van de bestuursrechter / 375
DEEL IV ONAANVAARDBARE DOORKRUISING
HOOFDSTUK 13
De jurisprudentie op basis van het Windmill-arrest / 383
13.1 Het Windmill-arrest / 383
DEEL V RECHTMATIGE OVERHEIDSDAAD
HOOFDSTUK 14
Verhouding burgerlijke rechter en bestuursrechter inzake rechtmatige overheidsdaad / 407
14.1 Inleiding / 407
14.2 De positie van de burgerlijke rechter; schade door rechtmatig strafvorderlijk
optreden; verdeling van de schade tussen overheid en benadeelde; nieuwe wetgeving / 408
Jurisprudentieregister / 419
Zakenregister / 439
Mensen die dit boek kochten, kochten ook...
Net verschenen
Rubrieken
- aanbestedingsrecht
- aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht
- accountancy
- algemeen juridisch
- arbeidsrecht
- bank- en effectenrecht
- bestuursrecht
- bouwrecht
- burgerlijk recht en procesrecht
- europees-internationaal recht
- fiscaal recht
- gezondheidsrecht
- insolventierecht
- intellectuele eigendom en ict-recht
- management
- mens en maatschappij
- milieu- en omgevingsrecht
- notarieel recht
- ondernemingsrecht
- pensioenrecht
- personen- en familierecht
- sociale zekerheidsrecht
- staatsrecht
- strafrecht en criminologie
- vastgoed- en huurrecht
- vreemdelingenrecht