De huwelijksgemeenschap en verkrijgingen krachtens erfrechtelijke titel en gift
Samenvatting
Dit boek biedt een uitvoerig en systematisch inzicht in alle verkrijgingen krachtens erfrechtelijke titel en gift die buiten de wettelijke huwelijksgemeenschap kunnen vallen, de gronden daarvoor, en tal van discussiepunten die daarbij kunnen ontstaan. In De huwelijksgemeenschap en verkrijgingen krachtens erfrechtelijke titel en gift wordt ook uitvoerig stilgestaan bij de regels van zaaksvervanging, en is bijzondere aandacht voor het effect van het girale betalingsverkeer op de omvang van de huwelijksgemeenschap.
In De huwelijksgemeenschap en verkrijgingen krachtens erfrechtelijke titel en gift krijgt de algehele wettelijke gemeenschap van goederen evenveel aandacht als de beperkte wettelijke gemeenschap van goederen. Dat vindt zijn oorzaak in het bij de Wet beperking gemeenschap van goederen behorende overgangsrecht. Op grond van artikel IV lid 1 (overgangsbepaling vierde tranche, Stb. 2017/177) geldt de Wet beperking gemeenschap van goederen slechts voor gemeenschappen die ná 1 januari 2018 zijn ontstaan. Gemeenschappen die daarvóór zijn ontstaan, worden beheerst door het regime van de ‘oude’ algehele wettelijke gemeenschap van goederen. Dit betekent dat beide gemeenschappen nog lang naast elkaar zullen bestaan. Dat rechtvaardigt dat in dit boek ook uitvoerig aandacht wordt besteed aan de algehele wettelijke gemeenschap van goederen en verkrijgingen krachtens erfrechtelijke titel en gift. In dat verband is er onder meer aandacht voor de vraag wat het eigenlijk betekent wanneer een krachtens erfrechtelijke titel of gift verkregen goed in de huwelijksgemeenschap valt, en wordt uitgebreid ingegaan op de werking van de uitsluitingsclausule.
Dit boek bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt een alternatieve opvatting over eigendom en de goederenrechtelijke structuur van de breukdelengemeenschap uitgewerkt. Die alternatieve opvatting dient als voorstel om een aantal leerstukken uit het tweede deel systematisch beter op te kunnen lossen. Men hoeft geen kennis te nemen van het eerste deel, om het tweede deel te kunnen lezen. In het tweede deel komen tal van situaties en leerstukken aan de orde, met telkens als hoofdvraag: wat is de omvang van de huwelijksgemeenschap waarin de erfgenaam of begiftigde is gehuwd? Daarbij wordt niet alleen uitgewerkt welke erfrechtelijke verkrijgingen en verkrijgingen krachtens gift precies van de huwelijksgemeenschap zijn uitgezonderd, maar is onder meer ook aandacht voor de gemeenschappelijke nalatenschap en het effect van de verdeling en uitbreiding, de fideï-commissaire erfstelling, en het girale betalingsverkeer in verhouding tot verkrijgingen krachtens erfrechtelijke titel en gift. Ook de regels van zaaksvervanging krijgen in het tweede deel uitvoerig aandacht.
Dit boek is bedoeld voor iedere professional die zich geconfronteerd ziet met vragen over de omvang van de wettelijke huwelijksgemeenschap in verhouding tot verkrijgingen krachtens erfrechtelijke titel en gift, zowel voor wat betreft de beperkte wettelijke gemeenschap van goederen, als voor de algehele wettelijke huwelijksgemeenschap. Gedacht kan worden aan advocaten, notarissen, rechters en wetenschapsjuristen.
De huwelijksgemeenschap en verkrijgingen:
- Bevat de algehele en beperkte wettelijke gemeenschap van goederen
- Werking van de uitsluitingsclausule
- Uitwerking alternatieve opvatting over eigendom en de goederenrechtelijke structuur van de breukdelengemeenschap
- Tal van situaties en leerstukken, met telkens als hoofdvraag: wat is de omvang van de huwelijksgemeenschap waarin de erfgenaam of begiftigde is gehuwd?
- Aandacht voor regels van zaaksvervanging
Specificaties
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1
Introductie van het onderwerp / 3
1 De Wet beperking wettelijke gemeenschap van goederen / 3
2 Probleemstelling / 5
3 Nadere afbakening / 6
4 De twee delen van dit onderzoek / 7
5 Methodologie van het onderzoek en terminologie/aanduidingen / 9
6 De verschillende hoofdstukken / 11
DEEL I | ALTERNATIEVE BESCHOUWINGEN OVER EIGENDOM EN GEMEENSCHAP
HOOFDSTUK 2
De structuur van het goederenrecht en de positie van eigendom daarin / 15
1 Inleiding / 15
2 Het recht van eigendom en de structuur van het goederenrecht naar geldend recht / 16
2.1 Eigendom als subjectief vermogensrecht / 16
2.2 Eigendom als absoluut vermogensrecht / 20
2.3 Onderscheid tussen absolute en relatieve rechten / 22
2.4 De structuur van het goederenrecht en de positie van eigendom daarin / 24
2.5 Tussenconclusie / 27
3 Alternatieve opvatting over de structuur van het goederenrecht en de positie van eigendom daarin / 27
3.1 Inleidende opmerkingen / 27
3.2 Eigendom is géén subjectief absoluut vermogensrecht / 28
3.2.1 Eigendom is geen bundel van bevoegdheden / 28
3.2.2 Eigendomsbevoegdheden zijn niet absoluut; de verkrijging van goederen is absoluut / 32
3.2.3 Eigendom bij zaken en vermogensrechten / 34
3.3 Het onderscheid tussen eigendom en zaaksgevolg / 35
3.3.1 Inleidende opmerkingen / 35
3.3.2 Iedere verkrijging leidt tot een nieuwe verbinding tussen rechtssubject en goed / 36
3.3.3 Nogmaals het onderscheid tussen absolute en relatieve rechten / 39
3.3.4 Zaaksgevolg, separatisme en prioriteit als gevolg van de absolute inhoud van bepaalde rechten / 42
3.3.5 Het object van de belasting bij absolute rechten / 44
3.3.6 De begrenzing van de werking van zaaksgevolg naargelang het type verkrijging / 46
4 Het gesloten stelsel van het goederenrecht / 47
4.1 Inleidende opmerkingen / 47
4.2 Gesloten stelsel van absolute rechten en van de vormen van verkrijging van goederen / 47
4.3 Eigendom in het gesloten systeem van het goederenrecht / 50
5 Conclusie / 52
HOOFDSTUK 3
De goederenrechtelijke structuur van de breukdelengemeenschap / 55
1 Inleiding / 55
2 De breukdelengemeenschappen / 56
2.1 De eenvoudige en de bijzondere gemeenschap / 56
2.2 Een aandeel in de bijzondere gemeenschap als geheel / 59
3 De kwalificatie van een aandeel in een gemeenschappelijk goed naar geldend recht / 60
3.1 Een aandeel is een vermogensrecht sui generis / 60
3.2 Een relevante passage uit de parlementaire geschiedenis / 63
3.3 De kwalificatie van een aandeel in een gemeenschappelijk goed volgens de Hoge Raad / 63
3.4 Een afwijkende visie (de visie van Th.F. de Jong) / 65
3.5 Differentiëring naar geldend recht: tenietgaan van het recht van eigendom door splitsing of juist niet / 67
3.5.1 Inleidende opmerkingen en ‘splitsingsterminologie’ / 67
3.5.2 De ‘niet-volledig-splitsingstheorie’ / 69
3.5.3 De ‘volledig-splitsingstheorie’ / 72
4 Complicaties bij de kwalificatie van een aandeel in een gemeenschappelijk goed als vermogensrecht sui generis / 74
4.1 Inleidende opmerkingen / 74
4.2 Complicaties bij het uitgangspunt van splitsing / 75
4.3 Gemeenschappelijke vermogensrechten / 80
4.4 Tussenconclusie / 82
5 Een alternatieve visie op de goederenrechtelijke structuur van de breukdelengemeenschap / 83
5.1 Inleidende opmerkingen / 83
5.2 De breukdelengemeenschap als vorm van meervoudige eigendom / 84
5.3 Een aandeel in een goed is géén vermogensrecht sui generis / 88
5.4 De eerder geconstateerde ‘splitsingsproblemen’ (systematisch beter) opgelost? / 89
5.4.1 Inleidende opmerkingen / 89
5.4.2 De positie van beperkt gerechtigden / 89
5.4.3 De positie van beslaglegger / 92
5.4.4 Gemeenschappelijke vermogensrechten / 94
6 De alternatieve visie op de breukdelengemeenschap en het gesloten systeem van het goederenrecht / 95
6.1 Inleidende opmerkingen / 95
6.2 Beschikken en beheer zijn geen strikt van elkaar te onderscheiden begrippen / 97
6.3 De wettelijke hoofdregels voor beschikkingshandelingen die niet als beheer kwalificeren / 98
6.3.1 De gedeeltelijke beschikkingsonbevoegdheid van de deelgenoten / 98
6.3.2 Aanvullende/afwijkende regels over beschikkingsbevoegdheid bij de bijzondere gemeenschappen / 99
6.4 De wettelijke hoofdregels voor de absolute inbreuk op de bevoegdheid tot het verrichten van beheershandelingen / 102
6.5 De wettelijke hoofdregels voor de absolute inbreuk op de bevoegdheid tot het uitoefenen van het gebruik, genot (waaronder de vruchten) en de waarde van het gemeenschappelijke goed / 103
6.5.1 Het gebruik van het gemeenschappelijke goed / 103
6.5.2 Het genot van het gemeenschappelijke goed (waaronder de vruchten) / 105
6.5.3 De gerechtigdheid tot de waarde van het gemeenschappelijke goed / 106
6.6 De bevoegdheid van de deelgenoten om zelf met absolute werking vorm te geven aan de regulering van de inbreuk op het absolute effect dat verkrijging van goederen normaal gesproken heeft / 107
6.6.1 De mogelijkheden en beperkingen / 107
6.6.2 Aanpassing van de regeling omtrent het gebruik, genot en beheer / 108
6.6.3 Aanpassing van de regeling omtrent de uitoefening van beschikkingshandelingen (niet zijnde beheer) / 110
6.6.4 Aanpassing van de regeling omtrent de gerechtigdheid tot de waarde / 111
6.7 De positie van schuldeisers van de deelgenoten in een breukdelengemeenschap / 113
6.7.1 De positie van schuldeisers als afgeleide van de positie van de meervoudig eigenaren / 113
6.7.2 De wettelijke regeling ten aanzien van schuldeisers van de deelgenoten in een eenvoudige gemeenschap / 114
6.7.3 De wettelijke regeling ten aanzien van schuldeisers van de deelgenoten in een bijzondere gemeenschap / 116
7 Conclusie / 119
HOOFDSTUK 4
De goederenrechtelijke structuur van de niet-ontbonden wettelijke huwelijksgemeenschap / 121
1 Inleiding / 121
2 Het rechtskarakter van de niet-ontbonden huwelijksgemeenschap naar geldend recht / 122
2.1 Inleidende opmerkingen / 122
2.2 De breukdelenvisie / 123
2.3 De aandeelloze (‘gezamendehandse’) visie / 125
2.4 Andersluidende visies in de literatuur / 127
2.5 De jurisprudentie van de Hoge Raad / 130
2.5.1 De uitspraak van de Hoge Raad van 9 september 1989, ECLI:NL:HR:1988:AC1018, NJ 1989/239 / 130
2.5.2 De uitspraak van de Hoge Raad van 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:BW9239, NJ 2013 / 132
2.5.3 De uitspraak van de Hoge Raad van 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:156, NJ 2017/226 / 134
2.5.4 De uitspraak van de Hoge Raad van 7 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:708, NJ 2021/223 / 136
2.5.5 Tussenconclusie / 140
3 De goederenrechtelijke structuur van de niet-ontbonden huwelijksgemeenschap in de alternatieve visie op de goederenrechtelijke structuur van de breukdelengemeenschap / 140
3.1 Inleidende opmerkingen / 140
3.2 De structuur van de niet-ontbonden huwelijksgemeenschap in de alternatieve visie / 142
3.3 De nadere regulering van Titel 1.7 BW / 143
3.3.1 Inleidende opmerkingen / 143
3.3.2 De regeling van bestuur over de goederen van de niet-ontbonden huwelijksgemeenschap / 144
3.3.2.1 Omvang van de bestuursbevoegdheden / 144
3.3.2.2 Beschikken en beheren / 146
3.3.2.3 De uitoefening van het gebruik en genot / 149
3.3.2.4 De gerechtigdheid tot de waarde van de goederen van de niet-ontbonden huwelijksgemeenschap / 150
3.3.2.5 De positie van de schuldeisers van de echtgenoten / 152
3.4 Tussenconclusie / 154
4 Boedelmenging / 155
4.1 Inleidende opmerkingen / 155
4.2 Boedelmenging als vorm van verkrijging van goederen onder algemene titel / 155
4.3 Boedelmenging als afgeleide vorm van verkrijging / 157
4.4 Boedelmenging als vorm van verkrijging door beide echtgenoten / 158
4.5 Boedelmenging en de verkrijging van schulden / 159
4.6 Wel boedelmenging, géén goederenrechtelijke huwelijksgemeenschap / 162
5 Conclusie / 163
DEEL II | ENIGE (HUWELIJKS)VERMOGENSRECHTELIJKE ONDERWERPEN MET BETREKKING TOT DE WETTELIJKE HUWELIJKSGEMEENSCHAP EN VERKRIJGINGEN KRACHTENS ERFRECHTELIJKE TITEL EN GIFT
HOOFDSTUK 5
Verdeling en opvolgende deelverkrijgingen / 167
1 Inleiding / 167
2 Algemene beschouwingen over de verdeling / 168
2.1 De gemeenschappen die voor verdeling vatbaar zijn / 168
2.2 Verdeling (artikel 3:182 BW) en levering (artikel 3:186 BW) / 169
2.3 De begrippen ‘declaratief’ en ‘translatief’ / 170
3 Het rechtskarakter van de verdeling onder het oud BW / 171
3.1 De declaratieve werking van de verdeling (scheiding en deling) in het oud BW / 171
3.2 Onderscheid tussen de werking van de verdeling bij de ‘boedelgemeenschappen’ en bij de ‘zaaksgemeenschappen’ / 177
3.3 Jurisprudentie van de Hoge Raad onder de werking van het oud BW / 179
4 Het rechtskarakter van de verdeling onder het huidige BW / 182
4.1 Inleidende opmerkingen / 182
4.2 De declaratieve werking van de verdeling / 183
4.2.1 Argumenten vóór de declaratieve werking op basis van de wettekst / 183
4.2.2 Argumenten vóór de declaratieve werking op basis van de parlementaire geschiedenis / 186
4.2.3 Kritiek op de declaratieve werking van de verdeling / 189
4.3 De rol en werking van artikel 3:186 lid 2 BW / 192
4.3.1 Inleidende opmerkingen / 192
4.3.2 De rol en de werking van artikel 3:186 lid 2 BW in het Ontwerp Meijers / 193
4.3.3 De (onterecht) gewijzigde betekenis van artikel 3:186 lid 2 BW in het latere wetgevingsproces / 198
4.3.4 Onder welke titel(s) men na de verdeling houdt / 200
4.4 De translatieve werking van de verdeling / 203
4.4.1 Argumenten vóór de translatieve werking van de verdeling / 203
4.4.2 Het object van de verdeling en levering bij de translatieve werking van de verdeling / 207
4.5 De werking van de verdeling in de alternatieve visie op de goederenrechtelijke structuur van de breukdelengemeenschap / 212
5 Verdelingsvaria / 216
5.1 Verdeling door de rechter / 216
5.2 Verdeling door een afwikkelingsbewindvoerder / 221
5.3 De ouderlijke boedelverdeling (artikel 4:1167 oud BW) / 222
6 Overdracht van een aandeel in een gemeenschappelijk goed tussen de deelgenoten onderling en wijziging van de gerechtigdheid tot de waarde van een gemeenschappelijk goed (‘opvolgende deelverkrijgingen’) / 224
6.1 Het goederenrechtelijke effect van een opvolgende deelverkrijging naar geldend recht / 224
6.2 De opvolgende deelverkrijging in de alternatieve opvatting over de goederenrechtelijke structuur van de breukdelengemeenschap / 228
7 Conclusie / 230
HOOFDSTUK 6
De omvang van de huwelijksgemeenschap en verkrijgingen krachtens erfrechtelijke titel of gift / 233
1 Inleiding / 233
2 Het verschil in omvang tussen de beperkte wettelijke gemeenschap van goederen en de algehele wettelijke gemeenschap van goederen, alsmede het geldende overgangsrecht / 233
3 De omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen ten aanzien van erfrechtelijke verkrijgingen en giften: de activa / 237
3.1 Inleidende opmerkingen / 237
3.2 De erfrechtelijke uitzonderingen van artikel 1:94 lid 2 sub a BW (beperkte wettelijke gemeenschap van goederen) / 238
3.2.1 Verkrijgingen krachtens erfopvolging bij versterf / 238
3.2.2 De wilsrechten van artikel 4:19-4:22 BW en het wilsrechtenvruchtgebruik / 239
3.2.3 Erfrechtelijke verkrijgingen krachtens making: erfstellingen en legaten / 242
3.2.4 Lastbevoordeling / 244
3.3 De erfrechtelijke uitzonderingen van artikel 1:94 lid 2 sub c BW (beperkte wettelijke gemeenschap van goederen) / 246
3.3.1 Inleidende opmerkingen / 246
3.3.2 De legitieme / 246
3.3.3 Andere wettelijke rechten / 248
3.4 Erfrechtelijke verkrijgingen bij de algehele wettelijke gemeenschap van goederen / 249
3.4.1 Erfrechtelijke verkrijgingen vallen in beginsel in de algehele wettelijke gemeenschap van goederen, maar in welke mate? / 249
3.4.2 Wilsrechten van artikel 4:19 tot en met 4:22 BW, de legitieme en andere wettelijke rechten / 254
3.4.3 Goederen verkregen onder testamentair bewind / 258
3.5 Verkrijgingen krachtens gift en de wettelijke gemeenschap van goederen / 261
3.5.1 Inleidende opmerkingen / 261
3.5.2 Uitzonderingen op grond van artikel 1:94 lid 2 sub a BW/artikel 1:94 lid 2 sub a oud BW / 262
3.5.2.1 Onderscheid tussen schenking en gift, en het ‘om niet’ vereiste / 262
3.5.2.2 De overdracht tegen een verwaarloosbare tegenprestatie / 263
3.5.2.3 De overdracht onder kwijtschelding van een lening die in verband met de voldoening van de tegenprestatie is aangegaan, dan wel de gedeeltelijke kwijtschelding van die tegenprestatie zelf / 264
3.5.2.4 De overdracht tegen een niet verwaarloosbare, doch te lage prestatie / 268
3.5.2.5 Een schenking onder een last / 271
3.5.3 Uitzonderingen op grond van artikel 1:94 lid 2 sub c BW / 272
3.5.4 Een aantal opmerkingen over verkrijgingen krachtens gift bij de algehele wettelijke gemeenschap van goederen / 274
4 De omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen ten aanzien van erfrechtelijke verkrijgingen en giften: de schulden / 275
4.1 Inleidende opmerkingen / 275
4.2 Schulden betreffende van de gemeenschap uitgezonderde goederen: artikel 1:94 lid 7 sub a BW en 1:94 lid 5 sub a oud BW / 277
4.2.1 Welke schulden kwalificeren als een ‘schuld betreffende een van de gemeenschap uitgezonderd goed’? / 277
4.2.2 Een nadere beschouwing over schulden die zijn aangegaan in verband met de verwerving van een goed dat op grond van artikel 1:95 lid 1 BW tot het privévermogen van een echtgenoot is gaan behoren / 280
4.2.3 De (on)deelbaarheid van schulden bij toepassing van artikel 1:94 lid 7 sub a BW/artikel 1:94 lid 5 sub a BW / 285
4.3 Schulden die behoren tot een nalatenschap waartoe een echtgenoot is gerechtigd (artikel 1:94 lid 7 sub b BW) / 287
4.4 Schuldvervanging / 290
5 Verkrijgingen onder in- of uitsluitingsclausule / 292
5.1 Inleidende opmerkingen / 292
5.2 De uitsluitingsclausule / 293
5.2.1 Het doel en de wettelijke basis van de uitsluitingsclausule / 293
5.2.2 Vorm, tijdstip en te behalen voordeel / 294
5.2.3 Het dwingende karakter van de uitsluitingsclausule / 297
5.2.4 De verkrijgingen waar de uitsluitingsclausule aan kan worden verbonden / 299
5.2.4.1 Erfrechtelijke verkrijgingen waar de uitsluitingsclausule aan kan worden verbonden / 299
5.2.4.2 Giften waar een uitsluitingsclausule aan kan worden verbonden / 301
5.2.5 Vruchten van onder uitsluitingsclausule verkregen goederen / 304
5.3 De insluitingsclausule / 307
5.3.1 De insluitingsclausule als quasi-spiegelbeeld van de uitsluitingsclausule / 307
5.3.2 De niet-dwingende werking van de insluitingsclausule / 309
5.4 De voorwaardelijk werkende in- en uitsluitingsclausule / 310
6 Conclusie / 317
HOOFDSTUK 7
Zaaksvervanging bij de wettelijke gemeenschap van goederen / 321
1 Inleiding / 321
2 De plaats van zaaksvervanging in het vermogensrecht / 322
2.1 Ratio en definitie van zaaksvervanging / 322
2.2 De nadere rechtvaardiging voor ingrijpen middels zaaksvervanging / 327
2.3 Analoge toepassing van regels van zaaksvervanging op niet in de wet geregelde gevallen / 329
3 De werking van artikel 1:95 lid 1 BW / 331
3.1 Inleidende opmerkingen / 331
3.2 Artikel 1:95 lid 1 BW als uitzondering op de werking van boedelmenging / 331
3.3 De nadere rechtvaardiging voor ingrijpen via artikel 1:95 lid 1 BW en de beperkingen die dit met zich meebrengt / 336
3.4 Afwijking van artikel 1:95 lid 1 BW bij huwelijkse voorwaarden / 339
3.5 De werking van artikel 1:95 lid 1 BW bij voorhuwelijks vermogen / 340
3.6 Schulden en de werking van artikel 1:95 lid 1 BW / 342
3.7 De hoofdregeling van zaaksvervanging van vóór 1 januari 2012 (in verhouding tot de regeling van zaaksvervanging vanaf die datum) / 345
4 De regels van zaaksvervanging van artikel 1:94 lid 6 en artikel 1:94 lid 4 oud BW / 350
4.1 Inleidende opmerkingen / 350
4.2 Vruchten van privégoederen / 351
4.3 Hetgeen wordt geïnd op een vordering die buiten de huwelijksgemeenschap valt / 353
4.4 Vorderingen tot vergoeding die in de plaats komen van het eigen goed van een echtgenoot / 356
4.5 Gevallen van vervanging van vóór 1 januari 2012 / 359
5 Conclusie / 360
HOOFDSTUK 8
Gemeenschappelijke verkrijgingen krachtens erfrechtelijke titel en gift / 363
1 Inleiding / 363
2 De uitbreiding van een aandeel in een gemeenschappelijk goed / 364
2.1 Inleidende opmerkingen / 364
2.2 Gevallen van uitbreiding naar geldend recht / 365
2.3 Gevallen van uitbreiding in de alternatieve visie op de goederenrechtelijke structuur van de breukdelengemeenschap / 371
3 De gemeenschappelijke verkrijging van een goed door de echtgenoten zelf / 375
3.1 Inleidende opmerkingen / 375
3.2 Is artikel 1:95 lid 1 BW van toepassing bij een gemeenschappelijke verkrijging door de echtgenoten? / 376
3.3 De gemeenschappelijke verkrijging door de echtgenoten zelf naar geldend recht / 380
3.4 De gemeenschappelijke verkrijging door de echtgenoten zelf in de alternatieve opvatting over de goederenrechtelijke structuur van de breukdelengemeenschap / 383
3.5 Voorhuwelijkse gemeenschappelijke verkrijgingen door de echtgenoten zelf / 388
4 Een verkrijging krachtens verdeling en de verhouding tot de werking van boedelmenging / 391
4.1 Inleidende opmerkingen / 391
4.2 De aard en het karakter van de verdeling: een korte recapitulatie / 392
4.3 De verkrijging krachtens verdeling en de verhouding tot boedelmenging / 394
4.3.1 Kan een goed na de verdeling deels wel en deels niet tot de huwelijksgemeenschap gaan behoren? / 394
4.3.2 De werking van boedelmenging bij de translatieve werking van de verdeling / 396
4.3.3 De werking van boedelmenging bij de declaratieve werking van de verdeling / 397
4.3.4 De verkrijging van een overbedelingsuitkering / 398
4.4 De werking van artikel 1:95 lid 1 BW bij de verkrijging krachtens verdeling / 399
4.4.1 De rol van artikel 1:95 lid 1 BW naargelang de aard van de verdeling / 399
4.4.2 De concrete toepassing van artikel 1:95 lid 1 BW bij de verdeling / 402
4.4.2.1 De ‘totale tegenprestatie’ bij de verdeling / 402
4.4.2.2 Het ‘eigen vermogen’ bij de verdeling / 405
4.4.3 De toepassing van artikel 1:95 lid 1 BW bij de verdeling van een gemeenschap die bestaat uit meerdere goederen / 408
4.4.3.1 Het ‘eigen vermogen’ en de ‘totale tegenprestatie’ / 408
4.4.3.2 ‘Toerekening’ bij toepassing van artikel 1:95 lid 1 BW / 410
4.5 De werking van een in- of uitsluitingsclausule die de erflater of schenker aan de oorspronkelijke gemeenschappelijke verkrijging heeft verbonden / 412
4.5.1 De ‘goederenrechtelijke werking’ van de in- en uitsluitingsclausule / 412
4.5.2 Doorbreking van een in- of uitsluitingsclausule bij de verdeling / 414
4.5.2.1 Doorbreking van een uitsluitingsclausule / 414
4.5.2.2 Doorbreking van een insluitingsclausule / 416
4.5.3 De onveranderde noodzaak tot het maken van een uitsluitingsclausule bij een gemeenschappelijke verkrijging krachtens erfrecht of gift / 417
4.6 De verkrijging krachtens een opvolgende verdeling en boedelmenging / 418
4.6.1 Inleidende opmerkingen / 418
4.6.2 Opvolgende verdeling bij de declaratieve werking van de verdeling / 419
4.6.3 Opvolgende verdeling bij de translatieve werking van de verdeling / 421
4.7 De verdeling van samenvallende gemeenschappen en boedelmenging / 425
4.7.1 De volgorde van verdeling / 425
4.7.2 De gevolgen van de verdeling van samenvallende gemeenschappen voor de omvang van de huwelijksgemeenschap in de declaratieve opvatting over de werking van de verdeling / 427
4.7.3 De gevolgen van de verdeling van samenvallende gemeenschappen voor de omvang van de huwelijksgemeenschap in de translatieve opvatting over de werking van de verdeling / 430
5 Conclusie / 433
HOOFDSTUK 9
De tweetrapsmaking en de omvang van de huwelijksgemeenschap / 437
1 Inleiding / 437
2 De voorwaardelijke making / 437
2.1 Makingen onder tijdsbepalingen en onder voorwaarde / 437
2.2 De tweetrapserfstelling / 440
2.3 De regels van artikel 4:138 lid 1 en lid 2 BW / 441
2.4 Het tweetrapslegaat en de tweetrapsschenking / 445
2.4.1 Goederenrechtelijke en obligatoire varianten / 445
2.4.2 Géén overeenkomstige toepassing van artikel 4:138 BW / 449
3 Voorwaardelijke makingen en boedelmenging / 450
3.1 Inleidende opmerkingen / 450
3.2 Activa van het tweetrapsvermogen en de omvang van de huwelijksgemeenschap van de bezwaarde / 451
3.2.1 De tweetrapserfstelling met bewaarplicht (het ‘zuivere’ fideï-commis) / 451
3.2.2 De tweetrapserfstelling zonder bewaarplicht (het fideï-commis de residuo) / 455
3.3 Activa van het tweetrapsvermogen en de omvang van de huwelijksgemeenschap van de verwachter / 457
3.4 Schulden van het tweetrapsvermogen en de omvang van de huwelijksgemeenschap van de bezwaarde en de verwachter / 464
3.4.1 De schulden die ‘tot het tweetrapsvermogen behoren’ / 464
3.4.2 De positie van de huwelijksgemeenschap van de bezwaarde / 471
3.4.3 De positie van de huwelijksgemeenschap van de verwachter / 474
3.5 Het fideï-commissaire sublegaat en de verhouding tot de huwelijksgemeenschap van de bezwaarde en de verwachter / 479
3.5.1 Inleidende opmerkingen / 479
3.5.2 De positie van de huwelijksgemeenschap van de bezwaarde / 480
3.5.3 De positie van de huwelijksgemeenschap van de verwachter / 483
4 Vervanging van goederen in het tweetrapsvermogen en de omvang van de huwelijksgemeenschap van de bezwaarde en de verwachter / 485
4.1 Inleidende opmerkingen / 485
4.2 De regeling van zaaksvervanging bij tweetrapserfstellingen / 486
4.2.1 Overeenkomstige toepassing van artikel 3:213 lid 1 BW / 486
4.2.2 Overeenkomstige toepassing van de verhoudingsregel van artikel 1:95 lid 1 BW en het ontstaan van vergoedingsrechten en -plichten / 487
4.2.3 De regeling van zaaksvervanging bij registergoederen / 491
4.2.3.1 Inleidende opmerkingen / 491
4.2.3.2 Zaaksvervanging en registergoederen bij vruchtgebruik / 491
4.2.3.3 Zaaksvervanging en registergoederen bij het fideï-commis / 495
4.3 De samenstelling van de huwelijksgemeenschap na vervanging van goederen in het tweetrapsvermogen / 501
4.3.1 Inleidende opmerkingen / 501
4.3.2 De tegenprestatie voor de verkrijging van het vervangende goed is volledig met tweetrapsvermogen gefinancierd / 502
4.3.3 De tegenprestatie voor de verkrijging van het vervangende goed is gedeeltelijk met tweetrapsvermogen gefinancierd / 504
4.3.3.1 Inleidende opmerkingen / 504
4.3.3.2 De tegenprestatie is voor meer dan de helft met tweetrapsvermogen gefinancierd / 505
4.3.3.3 De tegenprestatie is voor minder dan de helft met tweetrapsvermogen gefinancierd / 507
4.3.4 Het tweetrapsvermogen is door meerdere bezwaarden verkregen die tot verdeling overgaan / 509
5 Conclusie / 517
HOOFDSTUK 10
Giraal betalingsverkeer en verkrijgingen krachtens erfrechtelijke titel en gift / 519
1 Inleiding / 519
2 Betaalrekening, girale betaling en tenaamstelling / 520
2.1 Het karakter van de betaalrekening / 520
2.2 Betalingstransacties / 522
2.2.1 De girale betaling aan en door een derde / 522
2.2.2 Girale overboeking naar andere eigen bankrekening / 526
2.3 De deelbaarheid van de (bank)rekening-courant / 528
2.4 De tenaamstelling van een bankrekening en de gerechtigdheid tot het saldo daarvan / 530
2.4.1 De bankrekening op naam van één rekeninghouder / 530
2.4.2 Bankrekening en gemeenschap / 531
2.4.3 De en/of-betaalrekening / 533
3 De bankrekening en de huwelijksgemeenschap / 539
3.1 Inleidende opmerkingen / 539
3.2 Bankrekening, creditering en boedelmenging / 540
3.2.1 De bankrekening op naam van één echtgenoot / 540
3.2.2 De en/of-bankrekening op naam van beide echtgenoten / 542
3.2.3 Bewijsvermoedens / 543
3.3 Giraal betalingsverkeer en zaaksvervanging / 548
3.3.1 Girale betaling en zaaksvervanging / 548
3.3.2 Overboekingen ten laste van een bankrekening die krachtens erfrecht is verkregen / 552
3.3.3 Opvolgende zaaksvervanging en ‘toerekening’ / 554
3.3.4 Inning van een fideï-commissaire vordering en de omvang van de huwelijksgemeenschap van de bezwaarde en de verwachter / 558
3.4 Het (alsnog) ontstaan van vergoedingsrechten / 563
4 Conclusie / 570
AFSLUITING
HOOFDSTUK 11
Samenvatting en bevindingen / 577
1 Inleidende opmerkingen / 577
2 Samenvatting en conclusies van het eerste deel van dit onderzoek / 577
3 Samenvatting en conclusies van het tweede deel van dit onderzoek / 580
Lijst verkort aangehaalde dissertaties / 593
Jurisprudentieregister / 597
Trefwoordenregister / 601
Curriculum vitae / 613
Mensen die dit boek kochten, kochten ook...
Net verschenen
Rubrieken
- aanbestedingsrecht
- aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht
- accountancy
- algemeen juridisch
- arbeidsrecht
- bank- en effectenrecht
- bestuursrecht
- bouwrecht
- burgerlijk recht en procesrecht
- europees-internationaal recht
- fiscaal recht
- gezondheidsrecht
- insolventierecht
- intellectuele eigendom en ict-recht
- management
- mens en maatschappij
- milieu- en omgevingsrecht
- notarieel recht
- ondernemingsrecht
- pensioenrecht
- personen- en familierecht
- sociale zekerheidsrecht
- staatsrecht
- strafrecht en criminologie
- vastgoed- en huurrecht
- vreemdelingenrecht