De Wet Bibob in het licht van de onschuldpresumptie
Samenvatting
De Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) wordt door bestuursorganen ingezet om te (laten) toetsen of een vergunning wordt gebruikt om te profiteren van gelden uit strafbare feiten. Een vergunning kan worden geweigerd of ingetrokken op basis van strafrechtelijke gegevens, ook wanneer een strafrechter daarover nog geen (onherroepelijk) oordeel heeft gegeven. Voldoende is dat het bestuursorgaan aannemelijk maakt dat er strafbare feiten zijn gepleegd. Die toets botst mogelijk met de (afgeleide) onschuldpresumptie uit het EVRM.
In dit boek wordt onderzocht in hoeverre de afgeleide onschuldpresumptie van toepassing kan zijn in een Bibob-procedure, en welke omstandigheden in een Bibob-procedure kunnen leiden tot schending van de onschuldpresumptie. Daarvoor wordt eerst beschreven wat de aard en het doel zijn van de (afgeleide) onschuldpresumptie en wanneer sprake is van een voorbarige (non-)verbale bejegening als schuldige. Vervolgens wordt ingegaan op de EHRM-rechtspraak over de werking van de onschuldpresumptie tijdens een lopende strafprocedure en de mogelijke toepassing daarvan in een niet-strafrechtelijke procedure. Daarna komt de EHRM-rechtspraak aan de orde over het vereiste verband tussen de beëindigde strafprocedure en de lopende niet-strafrechtelijke procedure. Tot slot wordt de Wet Bibob uiteengezet en beschreven wat onder de begrippen ‘ernstige gevaar’ en het ‘vermoeden van strafbare feiten’ moet worden verstaan. Hier wordt ook geanalyseerd wat de mogelijke risico’s zijn bij de praktische toepassing van de Wet Bibob.
Specificaties
Inhoudsopgave
Voorwoord 1
1 Inleiding 3
1.1 Aanleiding 3
1.2 Onschuldpresumptie 4
1.3 Onderzoeksmethode 6
1.4 Leeswijzer 6
2 De behandelingsdimensie van de onschuldpresumptie 9
2.1 Inleiding 9
2.2 Ratio van de behandelingsdimensie 10
2.3 Toepassingsbereik en beschermingsdoelen behandelingsdimensie 15
2.4 Bejegeningswijze 21
2.5 Tussenconclusie 26
3 De onschuldpresumptie tijdens de lopende strafprocedure 29
3.1 Verband tussen lopende strafprocedure en niet-strafrechtelijke procedure 29
3.2 Vermoedens en vaststellen van schuld 32
3.3 Ongelukkig taalgebruik 35
3.4 Tussenconclusie 36
4 Onschuldpresumptie na beëindiging strafprocedure 39
4.1 Verband tussen beëindigde strafprocedure en niet-strafrechtelijke procedure 39
4.2 Vrijspraak en OVAR 46
4.3 Discontinuation 47
4.4 Wederrechtelijk verkregen voordeel 48
4.5 Tussenconclusie 51
5 Werking en toepassing van de Wet Bibob 53
5.1 Doel van de Wet Bibob 53
5.2 Werking van de Wet Bibob 57
5.3 Gebruik van sepot/vrijspraak/OVAR in een Bibob-procedure 60
5.4 Aannemelijkheid volgens de Afdeling 64
5.5 Tussenconclusie 71
6 Slotbeschouwing en conclusie 73
Geraadpleegde literatuur 75
Geraadpleegde jurisprudentie 81
Mensen die dit boek kochten, kochten ook...
Net verschenen
Rubrieken
- aanbestedingsrecht
- aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht
- accountancy
- algemeen juridisch
- arbeidsrecht
- bank- en effectenrecht
- bestuursrecht
- bouwrecht
- burgerlijk recht en procesrecht
- europees-internationaal recht
- fiscaal recht
- gezondheidsrecht
- insolventierecht
- intellectuele eigendom en ict-recht
- management
- mens en maatschappij
- milieu- en omgevingsrecht
- notarieel recht
- ondernemingsrecht
- pensioenrecht
- personen- en familierecht
- sociale zekerheidsrecht
- staatsrecht
- strafrecht en criminologie
- vastgoed- en huurrecht
- vreemdelingenrecht