



Edward Schotman is docent beroepsethiek aan de Hogeschool van Amsterdam bij de studierichting HBO-Rechten.
Meer over de auteursStaatsrecht begrepen
Samenvatting
Staatsrecht begrepen is een gestructureerde en systematische inleiding in het Nederlandse staatsrecht. Lichamen, organen, bevoegdheden, wetgeving, de verhouding regering en parlement, rechtspraak, grondrechten, bestuur, decentralisatie, de doorwerking van EU-recht en van internationaal recht worden beschreven en uiteengezet. Tevens wordt aandacht gegeven aan de onderlinge verbanden.
Hoe verhouden organen zich tot elkaar? Hoe moet worden om gegaan met de verhouding rechter-wetgever? Wat is de betekenis van internationalisering en Europeanisering op het nationale staatsrecht? Hoe zijn basisconcepten als democratie, rechtsstaat, soevereiniteit te duiden en verwezenlijkt in het Nederlandse staatsrecht, en wat is de relatie politiek en recht in het constitutionele recht? Ook wordt er over de grenzen gekeken om begrip te krijgen van staatsrechtelijke modellen (kiesstelsels, parlementaire stelsel, toetsingsrecht) waarmee we ook ons eigen stelsel en alle daarin gemaakte keuzes kunnen evalueren.
Het boek bevat niet alleen schematische uiteenzettingen en schema’s, maar er is ook ruimte voor begrip van de werking van het stelsel en de voor- en nadelen van allerlei keuzes. Het boek is daarnaast inleidend en evaluatief; de begrippen begrepen, maar ook en vooral het Staatsrecht begrepen.
Specificaties
Inhoudsopgave
U kunt van deze inhoudsopgave een PDF downloaden
1.1 Inleiding 19
1.2 Staat en staatsrecht 20
1.2.1 De criteria uitgewerkt 21
1.2.2 Totstandkoming van een staat 22
1.2.3 Rechtspersoonlijkheid 23
1.3 Soevereiniteit 23
1.3.1 De betekenissen van soevereiniteit 24
1.4 Constituties en grondwetten 25
1.5 Staatsrecht 26
1.5.1 Hoofdvragen van het staatsrecht 26
1.5.2 Waar staat het staatsrecht? 28
1.6 Rechtsstaat 29
1.7 Democratie 31
1.7.1 Directe democratie 31
1.7.2 Indirecte democratie 31
1.7.3 Combinaties: het referendum als toevoeging 32
1.7.4 Democratie en rechtsstaat 33
1.8 Kiesstelsels 34
1.8.1 Evenredige vertegenwoordiging 34
1.8.2 Meerderheidsstelsels 35
1.8.3 Combinaties 36
1.9 Politieke partijen 37
1.9.1 Rol politieke partijen 38
1.10 Scheiding der machten 40
1.10.1 De drie functies en machten 40
1.10.2 De trias politica nader bezien 42
1.11 Staatsvormen 43
1.12 Regeringsvormen 45
1.13 Internationalisering/globalisering/Europeanisering 46
1.13.1 De internationale rechtsorde 46
1.13.2 Toename van internationale samenwerking 47
1.13.3 Multilevel governance 47
1.14 Toedeling van bevoegdheden 48
1.15 Begrippen begrepen 49
1.16 Slot 50
2 Het Koninkrijk der Nederlanden 51
2.1 Inleiding 51
2.2 Het Statuut 52
2.2.1 Hoofdkenmerken van het Statuut 52
2.3 De organen 53
2.4 Bevoegdheden nader bezien 55
2.5 Toezicht en waarborgen 56
2.6 Begrippen begrepen 57
2.7 Slot 57
3 De internationale rechtsorde 59
3.1 Inleiding 59
3.2 Volkenrecht 60
3.3 Internationale organisaties 61
3.4 Het internationale recht en Nederland 63
3.4.1 Buitenlands beleid 63
3.4.2 Verdragen 64
3.4.3 Internationale organisaties 67
3.4.4 Militaire operaties 67
3.5 De doorwerking van het internationale recht 69
3.5.1 Dualisme en monisme 69
3.5.2 Verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties 70
3.5.3 Eenieder verbindende bepalingen 71
3.6 Buiten toepassing laten 74
3.6.1 Verdragsconforme interpretatie en reflexwerking 76
3.6.2 Ongeschreven internationaal recht 77
3.7 Globalisering 77
3.8 Begrippen begrepen 78
3.9 Slot 79
4 De Europese Unie 81
4.1 Geschiedenis 81
4.1.1 De vroegste ontwikkeling 81
4.1.2 Recente uitbreidingen en Verdrag van Lissabon 82
4.1.3 Voorwaarden voor lidmaatschap 83
4.2 Verdragsontwikkeling 84
4.3 EU en omgeving 85
4.4 Andere relevante Europese organisaties 86
4.4.1 Raad van Europa 86
4.4.2 Benelux 87
4.4.3 NAVO 87
4.5 Kenmerken en waarden EU 87
4.5.1 Artikel 2 VEU 87
4.5.2 Loyale samenwerking 88
4.6 De EU-bevoegdheden 89
4.7 De Instellingen: samenstelling en taken 90
4.8 De EU-rechtsorde 95
4.8.1 Bijzondere internationale rechtsorde 95
4.8.2 Rechtspraak Hof van Justitie over doorwerking en hiërarchie 95
4.8.3 In rechte een beroep kunnen doen op EU-recht 96
4.8.4 Voorrang van EU-recht 96
4.9 Het EU-model van checks and balances 97
4.9.1 Democratische aspecten 97
4.9.2 Wetgeving en wetgever 98
4.10 Wetgeving en begroting 99
4.10.1 Rechtshandelingen: wetgeving 99
4.10.2 Wetgevingsprocedure 100
4.10.3 Wat doen die nationale parlementen? Het Early Warning Mechanism 101
4.10.4 De gele en oranje kaart 101
4.10.5 De EU-wetgevingsprocedure 102
4.10.6 Begroting 103
4.11 Uitvoering en beleidsterreinen 104
4.11.1 Uitvoering 104
4.11.2 Beleidsterreinen 104
4.12 EMU, Bankenunie en Europees Semester 105
4.12.1 EMU 105
4.12.2 Europees Semester 106
4.12.3 EC(S)B en Bankenunie 107
4.13 Rechtspraak 107
4.13.1 Verplichtingen voor de nationale rechters 108
4.14 De samenwerking met EU-lidstaten: de veelgelaagde rechtsorde 111
4.15 Dubbele legitimiteit 112
4.15.1 Het Europees Parlement 113
4.15.2 De nationale parlementen 113
4.15.3 Politieke en economische dialoog 114
4.16 Consequenties voor de constitutionele ordes van de lidstaten 114
4.17 De EU als ‘federale ordening’ 116
4.18 Begrippen begrepen 116
4.19 Slot 118
5 De centrale overheid 119
5.1 Inleiding 119
5.2 Staten-Generaal 119
5.2.1 Verkiezing van de kamers 120
5.2.2 Ontbinding 120
5.2.3 Parlementaire voorrechten 121
5.2.4 Regeling van werkzaamheden 121
5.2.5 Commissies 122
5.2.6 Soorten bijeenkomsten 122
5.2.7 Spreken 123
5.2.8 Verslaglegging 124
5.2.9 Zelfstandigheid der kamers 124
5.2.10 Taken/werkzaamheden 124
5.3 Kiesstelsel 126
5.3.1 De werking van evenredige vertegenwoordiging 126
5.3.2 Kiesproces 127
5.3.3 Kieskringen 128
5.3.4 Stembureaus 128
5.3.5 Telling 129
5.3.6 Toewijzing van zetels 129
5.3.7 Eerste Kamerverkiezingen 129
5.4 Politieke partijen en fracties 130
5.4.1 Rechtspersoonlijkheid en verenigingsrecht 130
5.4.2 Fracties 130
5.4.3 Subsidiëring 131
5.4.4 Zendtijd politieke partijen 131
5.5 Regering 131
5.5.1 Koning en ministers 131
5.5.2 Kabinet/ministerraad 131
5.5.3 Vertrouwensregel en verantwoording 132
5.5.4 Kabinetsformatie 132
5.5 Benoeming 134
5.6 Werking parlementair stelsel 135
5.6.1 Ministeriële verantwoordelijkheid 135
5.6.2 Vertrouwen 136
5.6.3 Inlichtingenplicht 137
5.6.4 Ontbinding 137
5.6.5 Monisme en dualisme 138
5.7 Koning 139
5.7.1 Ministeriële verantwoordelijkheid 139
5.7.2 Erfelijkheid 139
5.7.3 Regent 140
5.7.4 Koninklijk huis 140
5.7.5 Financiën 141
5.8 Ministers en departementen 141
5.9 Zelfstandige bestuursorganen 142
5.10 Hoge colleges van staat 146
5.10.1 Raad van State 147
5.10.2 Algemene Rekenkamer 148
5.10.3 Nationale ombudsman 148
5.11 Planbureaus 150
5.12 Andere adviesorganen 152
5.13 Nationale politie 153
5.14 Defensie 153
5.15 Belastingdienst 154
5.16 Openbaar Ministerie 154
5.17 Veiligheidsdiensten en NCTV 155
5.18 Agentschappen 155
5.19 Deelnemingen 156
5.20 Begrippen begrepen 156
5.21 Slot 157
6 Wetgeving 159
6.1 Inleiding 159
6.2 Wat is wetgeving? 159
6.2.1 Wet in materiële zin 159
6.2.2 Wet in formele zin 160
6.3 Bevoegdheidsgrondslag voor wetgeving 161
6.3.1 Artikel 81 Grondwet 161
6.3.2 ‘Lagere’ wetgevers 161
6.3.3 Opdracht door de rechter tot wetgeving? 163
6.4 Wie maakt wetgeving en hoe? 163
6.4.1 Grondwet 164
6.4.2 (Rijks)wet 164
6.4.3 Wet 164
6.4.4 Algemene maatregel van bestuur 169
6.4.5 Ministeriële regel 170
6.4.6 Provinciale verordening en gemeenteverordening (en gedelegeerde regels) 171
6.5 Hiërarchie van wetgeving 171
6.6 Kwaliteit van wetgeving 171
6.7 Soorten wetgeving 172
6.8 Noodwetgeving 173
6.9 Begrippen begrepen 175
6.10 Slot 175
7 Uitvoering 177
7.1 Inleiding 177
7.2 Het besturen 178
7.2.1 Publiekrechtelijk, privaatrechtelijk, feitelijk 178
7.2.2 Publiekrechtelijke besluiten 179
7.3 Democratische controle op het bestuur 183
7.3.1 Klachtenprocedures 184
7.3.2 Verzoekschriften/petities 184
7.4 Rechterlijke controle 185
7.5 Bevoegdheid van besturen 186
7.6 Normen van bestuur 187
7.7 Integriteit 188
7.8 Openbaarheid 189
7.9 Begrippen begrepen 190
7.10 Slot 191
8 Rechtspraak 193
8.1 Inleiding 193
8.2 Rechter, rechtsstaat en democratie 194
8.2.1 Rechtsvinding en rechtsvorming 195
8.2.2 Rechtsvormende taak 196
8.2.3 Checks and balances 197
8.3 Rechtspraak en rechterlijke organisatie 199
8.3.1 Bestuursrechtelijke rechtsgangen 199
8.3.2 Civiele procedures tegen de overheid 200
8.3.3 Onrechtmatige rechtspraak 202
8.4 Raad voor de rechtspraak 203
8.5 Rechterlijk toetsingsrecht 204
8.5.1 Hiërarchie van wetgeving en toetsing 204
8.5.2 De plaats van de wet in formele zin: onschendbaar? 205
8.5.3 Wetgeving en onrechtmatige daad 211
8.5.4 Schadevergoeding, verbods- en gebodsacties 212
8.5.5 Toetsingsrecht herzien? 213
8.6 De bestuursrechter en de bestuursrechtelijke procedure 214
8.7 Begrippen begrepen 217
8.8 Slot 218
9 Decentralisatie 221
9.1 Inleiding 221
9.1.1 Decentralisatie 221
9.1.2 Autonomie en medebewind 222
9.1.3 Taakverwaarlozing 222
9.2 Provincies 223
9.2.1 Institutionele structuur 224
9.2.2 Wat doen de provincies zoal? 226
9.2.3 Inkomsten 228
9.2.4 Bevoegdheden en taken van de organen 228
9.2.5 Toezicht 230
9.3 Gemeenten 231
9.3.1 Institutionele structuur 232
9.3.2 Wat doen de gemeenten zoal? 235
9.3.3 Inkomsten 236
9.3.4 Bevoegdheden en taken van de organen 237
9.3.5 Toezicht 240
9.4 Waterschappen 241
9.4.1 Functionele decentralisatie 241
9.5 Gemeenschappelijke regelingen 243
9.6 Veiligheidsregio’s 244
9.7 Andere territoriale indelingen 246
9.8 De openbare lichamen: BES 246
9.8.1 Vormgeving van BES 246
9.8.2 Instellingen 247
9.8.3 Bevoegdheden 248
9.8.4 Verhouding tot het Rijk 248
9.9 Verordenende bevoegdheid openbare lichamen: onder- en bovengrens 249
9.9.1 Ondergrens 249
9.9.2 Bovengrens 250
9.10 Begrippen begrepen 251
9.11 Slot 253
10 Grondrechten 255
10.1 Inleiding 255
10.2 Wat zijn grondrechten? 255
10.3 Waar vinden grondrechten bescherming? 258
10.4 De veelgelaagde Europese grondrechten 259
10.4.1 De vele lagen 259
10.4.2 Verschillende interpretaties? 261
10.5 Soorten grondrechten 262
10.5.1 Klassieke rechten/vrijheidsrechten 263
10.5.2 Sociale rechten 264
10.5.3 ‘Positive obligations’ 265
10.6 Horizontale werking 266
10.7 Reikwijdte en beperkingen 269
10.7.1 Reikwijdte 269
10.7.2 Beperkingen 271
10.8 Grondrechtenconflicten 278
10.9 Hoe wordt toegezien op naleving? 280
10.9.1 Algemeen 280
10.9.2 EVRM 283
10.9.3 Het ESH-mechanisme 284
10.9.4 Het IVBPR-mechanisme 285
10.10 Specifieke rechten 286
10.10.1 Gelijkheidsrechten 286
10.10.2 Menselijke waardigheid 290
10.10.3 Lijf en leden 291
10.10.4 Fysieke vrijheid 291
10.10.5 Politieke rechten 294
10.10.6 Privéleven/persoonlijkheid/gezinsleven 309
10.10.7 Godsdienst en levensovertuiging 317
10.10.8 Eerlijk proces 320
10.10.9 Eigendom 325
10.10.10 Onderwijs 328
10.10.11 Culturele rechten 330
10.10.12 Economische en sociale rechten 331
10.11 Begrippen begrepen 333
10.12 Slot 334
11 Slot: Staatsrecht begrepen 337
Bijlage Internetsites 343
Jurisprudentieregister 345
Trefwoordenregister 351
Anderen die dit boek kochten, kochten ook
Net verschenen
Rubrieken
- aanbestedingsrecht
- aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht
- accountancy
- algemeen juridisch
- arbeidsrecht
- bank- en effectenrecht
- bestuursrecht
- bouwrecht
- burgerlijk recht en procesrecht
- europees-internationaal recht
- fiscaal recht
- gezondheidsrecht
- insolventierecht
- intellectuele eigendom en ict-recht
- management
- mens en maatschappij
- milieu- en omgevingsrecht
- notarieel recht
- ondernemingsrecht
- pensioenrecht
- personen- en familierecht
- sociale zekerheidsrecht
- staatsrecht
- strafrecht en criminologie
- vastgoed- en huurrecht
- vreemdelingenrecht