

Asser 10-II Internationaal personen-, familie- en erfrecht
Samenvatting
Demografische, sociale en culturele ontwikkelingen doen in toenemende mate netelige vragen van internationaal privaatrecht rijzen. Met dit geheel herziene Asser-deel bent u helemaal up-to-date op het gebied van het internationale personen-, familie- en erfrecht. De verdiepende informatie helpt u bij het oplossen van vele IPR-casus van familierechtelijke aard.
In Asser 10-II Internationaal personen-, familie- en erfrecht zijn gedetailleerd en op diepgaand niveau de ontwikkelingen van de afgelopen vier jaren verwerkt. De auteurs hebben gekozen voor een voor alle familierechtelijke onderwerpen gecombineerde en integrale behandeling van alle deelgebieden van het IPR - het internationale bevoegdheidsrecht, het toepasselijk recht en de erkenning/ tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen en rechtsfeiten.
Asser 10-II bevat een schat aan verdiepende informatie over het internationale personen-, familie- en erfrecht. Zoals u van de Asser-serie gewend bent, worden de diverse onderwerpen scherp geanalyseerd. De interessante meningen van de auteurs verschaffen u wetenswaardige inzichten. Door de zeer uitgebreide inhoudsopgave vindt u snel de informatie die u zoekt. Kortom: dit Asser-deel is een waardevolle hulp bij de beantwoording van al uw complexe IPR-rechtsvragen!
Na de eerste druk is belangrijke wetgeving, jurisprudentie en literatuur tot stand gekomen. Alle ontwikkelingen tot 1 februari 2016 zijn verwerkt in deze uitgave. U treft beschouwingen aan over onder meer:
-het internationale namen- en afstammingsrecht
-het internationale huwelijksvermogensrecht
-allerlei kwesties van alimentatie en gezagsrelaties met een internationaal karakter
-de rechtsfiguur van het draagmoederschap met een internationaal karakter (nieuw in deze uitgave!)
-de Wet tegengaan huwelijksdwang (nieuw in deze uitgave!)
-het Haagse Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen (nieuw in deze uitgave!)
-de Europese erfrechtverordening van 2012 en andere kwesties van internationaal erfrecht
Specificaties
Inhoudsopgave
Enige afkortingen LIII
Lijst van verkort aangehaalde werken LVII
Hoofdstuk 1 - Nationaliteitsaanknoping versus domiciliaire aanknoping in het internationale personen-, familie- en erfrecht 1
1.1 Inleiding 1
1.2 Erosie van het nationaliteitsbeginsel? – een rechtsvergelijkende schets 3
1.3 De nationaliteitsaanknoping 6
1.3.I Algemeen 6
1.3.II Rechtvaardiging nationaliteitsaanknoping in het licht van de internationale mobiliteit en de bescherming van de culturele identiteit 9
1.3.III Het Unierecht en de nationaliteit als aanknopingsfactor 11
1.4 De gewone verblijfplaats als aanknopingsfactor 12
1.4.I Algemeen 12
1.4.II Argumenten pro en contra domiciliaire aanknopingsfactor in het kader van de internationale mobiliteit en de bescherming van de culturele identiteit 14
1.4.III Het begrip gewone verblijfplaats 18
1.5 Relativering van zowel de nationaliteits- als de domiciliaire aanknopingsfactor 20
1.6 Enkele complicaties bij de nationaliteit als aanknopingsfactor 22
1.6.I Meervoudige nationaliteit 22
1.6.II De enkelvoudige nationaliteit van betrokkene en de realiteitswaarde ervan 29
1.6.III Staatloosheid en het niet kunnen vaststellen van iemands nationaliteit 31
1.6.III.A Algemeen 31
1.6.III.B De verhouding van het VN Staatlozenverdrag 1954 tot art. 10:16 BW 32
1.6.III.C Het geval dat de nationaliteit van een persoon niet kan worden vastgesteld 34
1.6.III.D Eerbiediging van voorheen uit de persoonlijke staat verkregen rechten 35
1.6.IV Vluchtelingen 37
1.6.IV.A Algemeen 37
1.6.IV.B De verhouding tussen het Vluchtelingenverdrag 1951 en art. 10: 17 BW 37
1.6.IV.C Art. 10:17 lid 1 BW bestrijkt ook nietverdragsvluchtelingen en buitenlandse asielgerechtigden 39
1.6.IV.D Eerbiediging van voorheen uit de persoonlijke staat verkregen rechten 40
1.7 Meervoudige rechtsstelsels 41
1.7.I Algemeen 41
1.7.II Nationaliteits- en domiciliaire aanknoping bij interregionale en interpersonele situaties 42
1.7.III Nadere afgrenzing van art. 10:15 BW 44
Hoofdstuk 2 - De naam 47
2.1 Inleidende opmerkingen 47
2.2 Enkele karakteristieken van de regeling 51
2.2.I Incorporatie van de Overeenkomst van München van 1980 51
2.2.II De structuur van de verwijzingsregeling 52
2.2.III Uitgangspunt: tweedeling van in Nederland en in het buitenland tot stand gekomen naamsvaststellingen en -wijzigingen 52
2.3 De naam van een vreemdeling 54
2.3.I Geslachtsnaam en voornamen van vreemdelingen 54
2.3.II De voorvraag 55
2.3.III Personen met een meervoudige buitenlandse nationaliteit 56
2.4 Geslachtsnaam en voornamen van Nederlanders 57
2.4.I De hoofdregel 57
2.4.II Personen met een meervoudige nationaliteit die ook de Nederlandse nationaliteit bezitten 57
2.4.III De voorvraag 60
2.5 Latere vermelding op geboorteakte 61
2.6 De wijziging van de aanknopingsfactor in de tijd 62
2.6.I De hoofdregel 62
2.6.II De verkrijging van de Nederlandse nationaliteit 62
2.7 Onmogelijkheid om het toepasselijke recht te kennen 63
2.8 Erkenning van in het buitenland vastgestelde of gewijzigde namen 64
2.8.I Algemeen 64
2.8.II De verhouding van de erkenningsregel van art. 10:24 BW tot de verwijzingsregel van art. 10:20 BW; rechtskeuzebevoegdheid 67
2.8.III Andere – zelfstandige – naamswijzigingen 69
2.8.IV Geen conflictenrechtelijke toets; de openbare orde 72
2.8.V De naamskeuze overeenkomstig art. 10:25 BW 73
2.9 Het recht op naamskeuze in internationale gevallen 73
Hoofdstuk 3 - Internationale huwelijken 75
3.1 Inleidende opmerkingen 75
3.1.I Algemeen 75
3.1.II De favor matrimonii van het Haags Huwelijksverdrag 1978 76
3.1.III De gunstiger regeling van de art. 10:27-10:34 BW 77
3.1.IV De Wet tegengaan huwelijksdwang 79
3.2 Het materiële toepassingsgebied 84
3.3 De materiële huwelijksvereisten en enkele bewijsrechtelijke kwesties 85
3.3.I De verwijzingsregeling 85
3.3.II Verklaring huwelijksbevoegdheid en bewijs/legalisatie van buitenlandse documenten 88
3.4 De vorm van de huwelijkssluiting 90
3.4.I De hoofdregel: exclusieve bevoegdheid van de abs 90
3.4.II Uitzondering: consulaire huwelijken 91
3.5 De erkenning van een buiten Nederland gesloten huwelijk 93
3.5.I Inleidende opmerkingen 93
3.5.II Erkenningsvraag van een elders tot stand gekomen huwelijk en de processuele toets 93
3.5.III Het huwelijk dient ingevolge het recht van de staat van huwelijksvoltrekking rechtsgeldig te zijn 94
3.5.IV Erkenning rechtsgeldigheid buitenlandse huwelijken gesloten ten overstaan van diplomatieke of consulaire ambtenaar 97
3.5.V Recht omvat ook regels van conflictenrecht 98
3.5.VI De ‘huwelijksverklaring’ afgegeven door een bevoegde autoriteit 98
3.6 De openbare orde-exceptie in de zin van art. 10:32 BW 100
3.6.I Algemeen 100
3.6.II Nadere concretisering van de openbare orde en de weigeringsgronden 101
3.7 De voorvraag 112
3.7.I Algemeen 112
3.7.II Zelfstandige aanknoping van de voorvraag van de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijk 113
3.7.III De afhankelijke aanknoping van de voorvraag in de zin van art. 12 lid 2 Huwelijksverdrag 1978 114
3.7.IV De prealabele vraag van de rechtsgeldigheid van een in het buitenland gesloten huwelijk bij de erkenning van een in het buitenland tot stand gekomen rechterlijke beslissing of rechtsfeit/rechtshandeling 115
3.8 Sanctie op overtreding van de materiële en/of formele huwelijksvereisten 117
3.9 Overgangsrecht 119
Hoofdstuk 4 - De rechtsbetrekkingen tussen de echtgenoten 121
4.1 Inleidende opmerkingen 121
4.2 De persoonlijke rechtsbetrekkingen tussen de echtgenoten 122
4.2.I Algemeen 122
4.2.II De rechtskeuze 123
4.2.III De objectieve verwijzingsregel 124
4.2.IV De temporele gevolgen van de rechtskeuze en de wijziging van de aanknopingsfactor in de tijd 126
4.2.V Terzijdestelling van het toepasselijke buitenlandse recht met beroep op de openbare orde 127
4.3 Verbintenissen ten behoeve van de gewone gang van de huishouding 128
4.4 Gezinsbescherming 129
4.5 De verhouding tot andere verwijzingscategorieën 133
Hoofdstuk 5 - De huwelijksontbinding 135
5.1 Inleidende opmerkingen 135
5.2 De rechtsmacht van de Nederlandse rechter inzake huwelijksontbinding 141
5.2.I Algemeen 141
5.2.II Het materiële en formele toepassingsgebied 142
5.2.III De rechtsmachtsregeling 145
5.2.III.A Algemeen 145
5.2.III.B De bevoegdheidsgronden van art. 3 Brussel IIbis 149
5.2.IV Tegenverzoek 151
5.2.V Omzetting van scheiding van tafel en bed in echtscheiding 151
5.2.VI Het Nederlandse commune rechtsmachtsrecht 152
5.3 De rechtsmacht en het toepasselijk recht ten aanzien van het verplicht ouderschapsplan 153
5.4 De echtscheidingsbevoegdheid van de Nederlandse rechter en, op termijn, van de ambtenaar van de burgerlijke stand 154
5.5 Het op de echtscheiding toepasselijke recht 156
5.5.I Algemeen 156
5.5.II De structuur van de verwijzingsregeling 158
5.5.III Toepasselijkheid van het Nederlandse recht als lex fori 159
5.5.IV Rechtskeuze voor het gemeenschappelijke nationale recht 163
5.6 Het voortgezet gebruik van de echtelijke woning 168
5.7 Erkenning van buitenlandse echtscheidingen 169
5.7.I De erkenningsregeling van Brussel II-bis 169
5.7.II De erkenningsregeling van de verdragen van Luxemburg 1967 en ’s-Gravenhage 1970 174
5.7.III De erkenning met betrekking tot buitenlandse in een niet EU-lidstaat gegeven echtscheidingsbeslissing 175
5.7.III.A Algemeen 175
5.7.III.B De afbakening van de erkenningsregel van art. 10:57 BW tot die van art. 10:58 BW 176
5.7.III.C De erkenningsvereisten van art. 10:57 lid 1 BW 177
5.7.III.D De erkenningsvereisten van art. 10:57 lid 2 BW 178
5.7.III.E Verruiming van de werkingssfeer van art. 10:57 BW: enkele specifieke vormen van huwelijksontbinding 179
5.7.IV De erkenning van buitenlandse huwelijksontbindingen door een eenzijdige verklaring van een der echtgenoten 185
5.7.V De openbare orde-exceptie 190
5.7.VI Het vorderen van medewerking aan een islamitische huwelijksontbinding door de vrouw bij de Nederlandse rechter 191
Hoofdstuk 6 - Huwelijksvermogensrecht 195
6.1 Inleiding 195
6.2 Rechtsmacht Nederlandse rechter inzake kwesties van huwelijksvermogensrecht 197
6.2.I Inleiding 197
6.2.II Het begrip huwelijksvermogensrecht in relatie tot enkele Europese verordeningen 197
6.2.III De rechtsmachtregeling van het Nederlands-Belgische Bevoegdheids- en Executieverdrag 1925 199
6.2.IV Het commune internationale bevoegdheidsrecht 201
6.2.IV.A Algemeen 201
6.2.IV.B Nevenvoorzieningen 202
6.2.IV.B.1 Verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap 202
6.2.IV.B.2 Voortgezet gebruik van de echtelijke woning 202
6.2.IV.C Zelfstandige verzoeken 204
6.3 Het Haagse Huwelijksvermogensverdrag 1978 208
6.3.I Inleidende opmerkingen 208
6.3.I.A Algemeen 208
6.3.I.B De in afdeling 3 van Titel 3 Boek 10 BW opgenomen regeling. Toepasselijkheid Titel 1 Boek 10 BW 210
6.3.II Het materiële toepassingsgebied 212
6.3.III Rechtskeuze door partijen 216
6.3.III.A Algemeen 216
6.3.III.B Het tijdstip van de rechtskeuze: vooraf of staande huwelijk 218
6.3.III.C Geen volledige vrijheid met betrekking tot de te kiezen rechtsstelsels 219
6.3.III.D Het eenheidsbeginsel versus partiële rechtskeuze 220
6.3.III.E Het bestaan van wilsovereenstemming met betrekking tot het gekozen recht 222
6.3.III.F Uitdrukkelijke of stilzwijgende rechtskeuze 222
6.3.III.G De vormvoorschriften waaraan de rechtskeuze dient te voldoen 225
6.3.III.H Het rechtsgevolg van een rechtskeuze ‘sec’ ten aanzien van het huwelijksvermogensregime 227
6.3.III.I Enkele kwesties die speciaal een rechtskeuze staande huwelijk betreffen 229
6.3.IV De objectieve verwijzingsregeling 231
6.3.IV.A Algemeen 231
6.3.IV.B De objectieve – meerzijdige – verwijzingsregel van art. 4 Haags huwelijksvermogensverdrag 1978 233
6.3.IV.C Op het afstemmingsbeginsel gebaseerde regeling van art. 4 en 5 Haags huwelijksvermogensverdrag 1978 voor enkele specifiek afgebakende situaties 234
6.3.IV.D De ‘gemeenschappelijke nationaliteit’ als aanknopingsfactor in de zin van het verdrag 236
6.3.IV.E De aanknopingsfactor van de eerste gewone verblijfplaats 238
6.3.IV.F Het ‘nauwst verbondenheids’-criterium 241
6.3.V Gemitigeerde veranderlijkheid van het door de objectieve verwijzingsregeling aangewezen recht 242
6.3.V.A Algemeen 242
6.3.V.B De situaties waarin automatische verandering van het toepasselijke recht optreedt 244
6.3.V.C De gevolgen van de automatische verandering van het objectief toepasselijke recht 249
6.3.VI Derdenwerking en derdenbescherming 251
6.3.VII De overgangsrechtelijke regeling 255
6.3.VIII Näherberechtigung en verrekening 257
6.3.IX Wijziging van de inhoud van het toepasselijk recht 258
6.3.X Pensioenverevening 259
6.3.X.A Inleiding 259
6.3.X.B De ratio van de WVP: dubbele – verzorgingsrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke – kwalificatie 261
6.3.X.C De reikwijdteregel voor pensioenen die vallen onder art. 1 lid 4-6 Wvps 262
6.3.X.D Buitenlandse pensioenen in de zin van art. 1 lid 8 Wvps 263
6.3.X.E Kortsluiting in het verwijzingsresultaat 265
6.4 Het Haagse Huwelijksgevolgenverdrag 1905 266
6.4.I Algemeen 266
6.4.II Het formele toepassingsgebied 267
6.4.III De overgangsrechtelijke regeling 268
6.5 Het commune internationale huwelijksvermogensrecht 270
6.5.I Algemeen 270
6.5.II De commune verwijzingsregeling vóór 1976 271
6.5.III De Chelouche/Van Leer-aanknopingsladder 272
6.5.III.A Algemeen 272
6.5.III.B De rechtskeuze onder de Chelouche-regeling 274
6.5.III.C De objectieve verwijzingsregel van de Chelouche-regeling 275
6.5.IV De overgangsrechtelijke regeling 277
6.5.V Enkele specifieke exceptieclausules 280
Hoofdstuk 7 - Afstamming 287
7.1 Inleidende opmerkingen 287
7.2 Enkele kwesties van algemene aard met betrekking tot Titel 5 289
7.2.I De algemene bepalingen van Titel 1 289
7.2.II Uitgangspunt: begrippen uit het eigen Nederlandse afstammingsrecht 290
7.2.III Geen effectiviteitstoets in geval van een meervoudige nationaliteit 293
7.2.IV Tweedeling tussen in Nederland en in het buitenland tot stand gekomen afstammingsbetrekkingen – een processuele toets 295
7.3 Rechtsmacht Nederlandse rechter inzake kwesties van afstammingsrecht 296
7.3.I Rechtsmacht op grond van art. 3 296
7.3.II De rechtsmachtregeling van het Nederlands-Belgische Bevoegdheids- en Executieverdrag 1925 298
7.4 Het ontstaan van familierechtelijke betrekkingen door geboorte tijdens het huwelijk of een geregistreerd partnerschap 299
7.4.I Hoofdregel 299
7.4.II Meervoudige nationaliteit: geen effectiviteitstoets 301
7.5 Ontkenning van het door huwelijk of geregistreerd partnerschap ontstane vaderschap of moederschap 301
7.5.I Algemeen 301
7.5.II De primaire verwijzingsregel inzake de ontkenning van het door huwelijk of geregistreerd partnerschap ontstane ouderschap: toepasselijkheid van art. 10:92 BW 302
7.5.III De subsidiaire verwijzingsregel: begunstiging van de gerechtelijke ontkenning van het door huwelijk of geregistreerd partnerschap ontstane vaderschap of moederschap 303
7.5.IV Benoeming van een bijzonder curator 305
7.5.V De gerechtelijke ontkenning van het door huwelijk of geregistreerd partnerschap ontstane ouderschap
(vaderschap en moederschap) en de openbare orde 306
7.5.VI De buitengerechtelijke ontkenning van het ouderschap 307
7.6 Familierechtelijke betrekkingen tussen een vrouw en het buiten huwelijk of geregistreerd partnerschap uit haar geboren kind 308
7.6.I Algemeen 308
7.6.II Aanknoping aan het nationale recht van de moeder 309
7.6.III Voorrang van het Nederlandse recht in geval van gewone verblijfplaats van de vrouw in Nederland 310
7.6.IV De aanknopingsfactor in de tijd 311
7.6.V Toepasselijkheid van de Overeenkomst van Brussel 1962 311
7.7 Familierechtelijke betrekkingen ontstaan door erkenning 312
7.7.I Algemeen 312
7.7.II Begunstigende aanknoping voor de bevoegdheid van de erkenner en de overige voorwaarden tot erkenning 312
7.7.III Vermelding van het toegepaste recht in de akte 314
7.7.IV Bijzondere aanknoping voor de toestemming van de moeder onderscheidenlijk het kind 315
7.7.V De aanknopingsfactor in de tijd 316
7.8 Ongedaanmaking van de erkenning 316
7.9 Familierechtelijke betrekkingen ontstaan door gerechtelijke vaststelling van het ouderschap 317
7.9.I Een uit drie sporten bestaande aanknopingsladder 317
7.9.II De situatie dat de persoon van wie het ouderschap gerechtelijk wordt vastgesteld of de moeder ten tijde van de indiening van het verzoek is overleden 319
7.10 Familierechtelijke betrekkingen ontstaan door wettiging 320
7.10.I De Overeenkomst inzake wettiging door huwelijk van 1970 320
7.10.II De subsidiaire aanknoping van de gewone verblijfplaats van het kind 321
7.10.III Het nietige huwelijk waarbij een Nederlandse partij is betrokken 321
7.11 De inhoud – de gevolgen – van de familierechtelijke betrekkingen 322
7.12 De erkenning van in het buitenland tot stand gekomen rechterlijke beslissingen, rechtsfeiten en rechtshandelingen waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd 323
7.12.I Algemeen 323
7.12.II Geen onderscheid tussen de erkenning van buitenlandse rechterlijke beslissingen en van rechtsfeiten of rechtshandelingen waarbij een niet-rechterlijke autoriteit is betrokken 324
7.13 Erkenning van buitenlandse rechterlijke beslissingen 326
7.13.I Nadere vereisten voor erkenning 326
7.13.II Geen erkenning van negatieve beslissingen 328
7.13.III Geen conflictenrechtelijke toets 328
7.13.IV Tegenstrijdige beslissingen 329
7.13.V De Overeenkomst inzake wettiging door huwelijk 1970 330
7.14 De erkenning van in het buitenland tot stand gekomen rechtsfeiten en rechtshandelingen, al dan niet neergelegd in een akte 330
7.14.I Vereisten voor erkenning van in het buitenland tot stand gekomen rechtsfeiten en rechtshandelingen die zijn neergelegd in een akte 330
7.14.II Enkele op de openbare orde gebaseerde specifieke weigeringsgronden 333
7.14.III Erkenning van in het buitenland tot stand gekomen rechtsfeiten en rechtshandelingen die niet zijn neergelegd in een akte 335
7.15 De temporele regeling 336
7.16 Draagmoederschap 337
7.16.I Verkenning van het onderwerp 337
7.16.II Aspecten van internationaal privaatrecht 342
7.16.III Ontwikkelingen 353
Hoofdstuk 8 - Adoptie 355
8.1 Inleidende opmerkingen 355
8.2 De Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie 356
8.3 Rechtsmacht Nederlandse rechter inzake kwesties van adoptie 358
8.4 Het Haagse Adoptieverdrag van 1993 361
8.4.I Een verdrag met een specifiek karakter 361
8.4.II Enkele aan het verdrag ten grondslag liggende doelstellingen 363
8.4.III Toepassingsgebied van het Haagse Adoptieverdrag van 1993 364
8.5 Titel 6: Het toepasselijke recht op in Nederland uit te spreken adopties en de erkenning van in het buitenland tot stand gekomen niet-verdragsadopties 367
8.5.I Algemeen 367
8.5.II Voorrang van de regelgeving inzake interlandelijke adoptie 369
8.5.III Nadere afbakening van de rechtsfiguur adoptie 370
8.5.IV Het op de adoptie toepasselijke recht 372
8.5.V De rechtsgevolgen van een in Nederland uitgesproken adoptie 377
8.5.VI Erkenning van niet-verdragsadopties 377
8.5.VII Erkenning van rechtswege van niet-verdragsadopties waarbij alle partijen buiten Nederland zijn gevestigd 380
8.5.VIII Erkenningsprocedure van niet-verdragsadopties door adoptiefouders met gewone verblijfplaats in Nederland 384
8.5.IX Rechtsgevolgen van de erkenning 387
8.5.X Omzetting van een ‘zwakke’ buitenlandse adoptie in een ‘sterke’ adoptie naar Nederlands recht 388
8.5.XI 'Illegale' of frauduleuze' adoptie van een buitenlands kind 389
Hoofdstuk 9 - Ouderlijke verantwoordelijkheid en kinderbescherming 391
9.1 Algemeen 391
9.2 Het materiële toepassingsgebied van Brussel II-bis en HKV 1996 398
9.3 Het formele toepassingebied van Brussel II-bis en HKV 1996 401
9.4 Internationale bevoegdheid van Brussel IIbis en van HKV 1996 404
9.4.I Algemeen 404
9.4.II Hoofdregel: het gerecht van de gewone verblijfplaats van het kind 405
9.4.III Onbekende gewone verblijfplaats kind; vluchtelingenkinderen 410
9.4.IV Voortgezette bevoegdheid bij wijziging van het omgangsrecht 411
9.4.V Prorogatie van rechtsmacht 413
9.4.VI Voorlopige en bewarende maatregelen 419
9.4.VI.A Afbakening voorlopige en bewarende maatregelen 419
9.4.VI.B Enkele toepassingsvoorwaarden 421
9.4.VI.C Voorlopige maatregelen in de zin van art. 12 HKV 1996 424
9.4.VII Het commune internationale bevoegdheidsrecht 425
9.4.VIII Overdracht aan een meer geschikt forum 426
9.5 Het Haagse Kinderbeschermingsverdrag van 1961 431
9.5.I De structuur van de verdragsregeling 431
9.6 Het toepasselijke recht van het Haagse Kinderbeschermingsverdrag van 1996 432
9.6.I Algemeen 432
9.6.II Het op beschermende maatregelen toepasselijke recht 433
9.6.III Het van rechtswege ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid 436
9.6.IV Derdenbescherming 444
9.6.V Gedeeltelijke uitsluiting renvoi en het afstemmingsbeginsel 445
9.7 Erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op grond van Brussel IIbis en het HKV 1996 446
9.7.I Algemeen 446
9.7.II Erkenning zonder bijzondere procedure 450
9.7.III Procedure voor verkrijging beslissing houdende erkenning of niet-erkening 450
9.7.IV Weigeringsgronden ouderlijke verantwoordelijkheid 454
9.7.V Uitvoerbaarverklaring en tenuitvoerlegging 458
9.8 Internationale samenwerking en uithuisplaatsing 464
Hoofdstuk 10 - Alimentatie 467
10.1 Inleidende opmerkingen 467
10.1.I Algemeen 467
10.1.II De voormalige en nieuwe regelgeving 468
10.2 De Alimentatieverordening 2008 470
10.2.I Doelstellingen en structuur Alimentatieverordening 2008 470
10.2.II Temporeel toepassingsgebied 472
10.2.III Formeel toepassingsgebied 473
10.2.IV Materieel toepassingsgebied 474
10.2.V De verhouding en de samenloop van de Alimentatieverordening 2008 en het Haagse Alimentatieprotocol 2007 tot bestaande rechtsinstrumenten 476
10.2.VI De rechtsmachtregeling 479
10.2.VI.A Inleidende opmerkingen 479
10.2.VI.B De bevoegdheidsgronden van art. 3 Europese alimentatieverordening 482
10.2.VI.C Uitdrukkelijke forumkeuze 486
10.2.VI.D Stilzwijgende forumkeuze 491
10.2.VI.E Subsidiaire rechtsmachtbepaling 492
10.2.VI.F Noodbevoegdheid 493
10.2.VI.G Beperking bevoegdheid ten aanzien van wijziging van beslissing inzake levensonderhoud 494
10.3 Het toepasselijke recht inzake alimentatie 495
10.3.I Algemeen 495
10.3.II Karakter en structuur van de nieuwe regeling 497
10.3.III Het materiële en formele toepassingsgebied 501
10.3.IV De – algemene – hoofdaanknoping aan het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de alimentatiegerechtigde 507
10.3.V Enkele bijzondere verwijzingsregels ten gunste van bepaalde alimentatiegerechtigden 510
10.3.V.A De structuur van de regeling van art. 4 van het Haags Alimentatieprotocol 2007 510
10.3.V.B Het personele toepassingsgebied van art. 4 van het Haags Alimentatieprotocol 2007 511
10.3.V.C De subsidiaire aanknoping aan respectievelijk de lex fori en het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit 512
10.3.V.D Het geval dat de zaak aanhangig wordt gemaakt door de alimentatiegerechtigde bij de bevoegde autoriteit van de staat waar de alimentatieplichtige zijn gewone verblijfplaats heeft 513
10.3.VI De bijzondere verwijzingsregel inzake alimentatie tussen echtgenoten en ex-echtgenoten 514
10.3.VII De rechtskeuze 520
10.3.VII.A Inleiding 520
10.3.VII.B Rechtskeuze voor het recht dat ten behoeve van een specifieke alimentatieprocedure van toepassing is 521
10.3.VII.C De rechtskeuze van het toepasselijke recht 523
10.3.VIII Het recht van een overheidslichaam tot terugbetaling 527
10.3.IX De werkingsomvang van het alimentatiestatuut 528
10.3.X Vaststelling van het bedrag van de alimentatie 530
10.4 Erkenning en tenuitvoerlegging buitenlandse alimentatiebeslissingen 532
10.4.I Algemeen 532
10.4.II Beslissingen gegeven in een door het Haags Alimentatieprotocol 2007 gebonden lidstaat 534
10.4.III Beslissingen gegeven in een niet door het Haagse Alimentatieprotocol 2007 gebonden lidstaat 535
10.4.IV Gemeenschappelijke bepalingen 537
10.5 Toegang tot de rechter en internationale rechtshulp 538
Hoofdstuk 11 - Volwassenenbescherming 543
11.1 Inleidende opmerkingen 543
11.1.I Algemeen 543
11.1.II Het Haagse Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen 545
11.1.III Nauwe verwevenheid van het HVV 2000 met het HKV 1996 546
11.1.IV De structuur van het Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen 547
11.1.V Anticiperende toepassing van het Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen 548
11.1.VI Analoge toepassing Uitvoeringswet Internationale Kinderbescherming 549
11.1.VII Enkele kerndoelstellingen van het HVV 2000 551
11.2 Het materiële toepassingsgebied 552
11.3 Internationale bevoegdheid op grond van het HVV 2000 557
11.3.I Algemeen 557
11.3.II Het formele toepassingsgebied van de bevoegdheidsregeling van het HVV 2000 558
11.3.III De hoofdregel: de autoriteiten van de gewone verblijfplaats van de volwassene 559
11.3.IV Wijziging bevoegdheid bij verandering van de gewone verblijfplaats 560
11.3.V De categorie volwassen vluchtelingen 560
11.3.VI Personen zonder gewone verblijfplaats 561
11.3.VII De autoriteiten van de nationaliteit van de volwassene 562
11.3.VIII Overdracht bevoegdheid aan een meer passend forum 564
11.3.IX Autoriteiten van ligging van het vermogen van de volwassene 566
11.3.X Spoedeisende gevallen 567
11.3.XI Tijdelijke maatregelen met beperkte (territoriale) werking 568
11.4 Rechtsmacht op grond van het Nederlandse commune IPR 569
11.4.I Inleiding 569
11.4.II De hoofdregel voor verzoekschriftprocedures van art. 3 Rv 570
11.4.III De forum conveniens-toets 572
11.4.IV Het forum necessitatis 573
11.5 Het op de bescherming van de volwassene toepasselijke recht 573
11.5.I Algemeen 573
11.5.II Formeel toepassingsgebied verwijzingsregels HVV 2000 574
11.5.III De lex fori: Gleichlauf bevoegdheid en toepasselijk recht 576
11.5.IV De exceptieclausule van art. 13 lid 2 HVV 2000 576
11.5.V Wijze van uitvoering van beschermingsmaatregelen in het buitenland 577
11.6 Het op de zorgvolmacht toepasselijke recht 578
11.6.I Tendens naar grotere zelfbeschikking van de volwassene in het geval van een toekomstige wilsonbekwaamheid 578
11.6.II De conflictenrechtelijke regeling van de rechtsfiguur van de zorgvolmacht 580
11.6.III Het formele toepassingsgebied 580
11.6.IV Het materiële toepassingsgebied 581
11.6.V De objectieve aanknoping van art. 15 lid 1 HVV 2000 583
11.6.VI De rechtskeuze 583
11.6.VII Intrekking of wijziging van de zorgvolmacht 585
11.7 Voorrangsregels 585
11.8 De openbare orde-exceptie 587
11.9 Erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beschermingsmaatregelen 588
11.9.I Inleiding 588
11.9.II Erkenning en tenuitvoerlegging op grond van het HVV 2000 589
11.9.III Procedure voor verkrijging van beslissing houdende erkenning of niet-erkenning 590
11.9.IV Gebondenheid aan vaststelling feiten 591
11.9.V Uitvoerbaarverklaring en tenuitvoerlegging 591
11.10 Internationale samenwerking. Internationaal certificaat 593
11.11 Verordening wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken 595
11.11.I Algemeen 595
11.11.II Het begrip beschermingsmaatregelen 595
11.11.III Wederzijdse erkenning 597
11.11.IV Dwangmiddelen 598
Hoofdstuk 12 - Erfrecht 601
12.1 Inleiding 601
12.1.I Algemeen 601
12.1.II Beperkt toepassingsgebied Erfrechtverordening 606
12.1.III Kwesties van temporeel recht 619
12.2 De testamentaire vorm en de vorm van aanvaarding en verwerping 623
12.2.I Inleidende opmerkingen 623
12.2.II Het formele toepassingsgebied van het Haags verdrag testamentsvormen 1961 626
12.2.III Temporele aspecten 626
12.2.IV De materiële reikwijdte van het Haags verdrag testamentsvormen 1961 627
12.2.V Het toepasselijke recht betreffende de vorm 630
12.2.VI De vorm van aanvaarding en verwerping 636
12.3 De internationale bevoegdheid in erfrechtzaken 637
12.3.I Inleidende opmerkingen 637
12.3.II Het formele toepassingsgebied bevoegdheidsregeling Erfrechtverordening 638
12.3.III Temporele aspecten bevoegdheidsregeling Erfrechtverordening 639
12.3.IV Algemene aspecten van bevoegdheidsregels Erfrechtverordening 639
12.3.V De bevoegdheidsregels van de Erfrechtverordening 642
12.4 De erfopvolging 647
12.4.I Inleidende opmerkingen 647
12.4.II Het formele toepassingsgebied van de Erfrechtverordening betreffende de erfopvolging 648
12.4.III De materiële reikwijdte van de Erfrechtverordening betreffende de erfopvolging 648
12.4.IV Het toepasselijke recht, algemene aspecten 655
12.4.V De rechtskeuze 661
12.4.VI De objectieve verwijzingsregeling 666
12.4.VII De erfovereenkomst 671
12.4.VIII Näherberechtigung en verrekening 676
12.5 Erkenning, uitvoerbaarheid, tenuitvoerlegging van beslissingen en aanvaarding en uitvoerbaarheid van authentieke akten en gerechtelijke schikkingen 680
12.5.I Erkenning, uitvoerbaarheid en tenuitvoerlegging van beslissingen 680
12.5.II Aanvaarding en uitvoerbaarheid van authentieke akten en gerechtelijke schikkingen 681
12.6 De Europese Erfrechtverklaring 683
Zakenregister 691
Wetsartikelenregister 697
Jurisprudentieregister 709
Mensen die dit boek kochten, kochten ook...
Net verschenen
Rubrieken
- Aanbestedingsrecht
- Aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht
- Accountancy
- Algemeen juridisch
- Arbeidsrecht
- Bank- en effectenrecht
- Bestuursrecht
- Bouwrecht
- Burgerlijk recht en procesrecht
- Europees-internationaal recht
- Fiscaal recht
- Gezondheidsrecht
- Insolventierecht
- Intellectuele eigendom en ict-recht
- Management
- Mens en maatschappij
- Milieu- en omgevingsrecht
- Notarieel recht
- Ondernemingsrecht
- Pensioenrecht
- Personen- en familierecht
- Sociale zekerheidsrecht
- Staatsrecht
- Strafrecht en criminologie
- Vastgoed- en huurrecht
- Vreemdelingenrecht