

A.P.M.J. Vonken is universitair hoofddocent bij de vaksectie internationaal privaatrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Meer over A.P.M.J. VonkenAsser 10-I Algemeen deel IPR
Internationaal privaatrecht
Samenvatting
Deze uitgave vormt het enige actuele overzicht van de kernbegrippen en algemene leerstukken binnen het internationaal privaatrecht. Op diepgravende wijze maakt u kennis met deze kwesties van algemene aard, gevolgd door de rechtstheoretische grondslag van de in het IPR gehanteerde regels van conflictenrecht. Hiermee biedt deze uitgave niet alleen verdieping maar kent daarnaast een prominente rol toe aan de rechtsvergelijking.
Het privaatrechtelijk rechtsverkeer vindt in toenemende mate grensoverschrijdend plaats. Daardoor bevatten steeds meer juridische problemen een internationale component - en dat komt niet zonder problemen. Het internationaal privaatrecht (IPR) beoogt oplossingen aan te reiken voor tal van dergelijke kwesties.
Grondige kennis van de typische IPR-onderwerpen en leerstukken is hierbij onmisbaar. Asser 10-I Algemeen deel IPR schetst hierin voor u een diepgravend overzicht. De uitgave behandelt op integrale wijze het gehele internationale privaatrecht, verhelderd met tal van voorbeelden uit het internationale personen-, familie- en erfrecht als het vermogens-, rechtspersonen- en insolventierecht.
Dit is het meest actuele en complete overzicht verkrijgbaar omtrent het IPR. De uitgave mag daarom niet ontbreken binnen de collecties van de rechter, advocaat, notaris ambtenaar van de burgerlijke stand en de student die zich wenst te verdiepen in het IPR. Hiermee biedt deze uitgave niet alleen verdieping maar kent daarnaast een prominente rol toe aan de rechtsvergelijking.
U krijgt inzicht in de actuele stand van zaken omtrent een breed scala aan IPR-kwesties van algemene aard: begripsvorming, rechtsbronnen, de relatie van het IPR tot het Unierecht, de structuur van de verwijzingsregel, kwesties van temporele aard, problemen van samenloop en van interpretatie. Ook passeert de rechtstheoretische grondslag van de meest gangbare verwijzingsprocedés de revue en worden een aantal algemene leerstukken van IPR besproken.
Een aantal van de in de eerste druk besproken onderwerpen zijn verder geactualiseerd en uitgediept. Daarnaast schijnen diverse nieuwe hoofdstukken een licht op actuele kwesties op het speelveld van het internationaal privaatrecht:
- een beschouwing over het leerstuk van de aanpassing
- het vraagstuk van de erkenning van buitenlandse in een akte neergelegde rechtsfeiten
- het onderwerp van het interregionale recht
Meer dan voorheen schenkt deze vernieuwde editie aandacht aan kwesties van internationaal procesrecht, zoals de belangen/beginselen die ten grondslag liggen aan de regels van het internationale bevoegdheidsrecht. Ook buigt de uitgave zich over de noodzaak tot aanpassing van het eigen Nederlandse procesrecht aan het krachtens Nederlands IPR toepasselijke vreemde recht.
Specificaties
Inhoudsopgave
Voorwoord bij de tweede druk XII
Enige afkortingen XLIII
Lijst van verkort aangehaalde werken XLVII
Hoofdstuk 1 - Inleiding 1
1.1 Kerntaken van het internationaal privaatrecht 1
1.2 Nadere afbakening en invulling van de voornaamste deelgebieden 4
1.2.I Het internationale bevoegdheids- of jurisdictierecht 4
1.2.II Het confl ictenrecht 6
1.2.III Het internationale erkennings- en executierecht 8
1.2.IV Gerechtelijke en administratieve samenwerking 9
1.2.V Nadere omschrijving van het begrip internationaal privaatrecht 11
1.3 Enkele aangrenzende rechtsgebieden 13
1.3.I Algemeen 13
1.3.II Het volkenrecht 14
1.3.III Het nationaliteitsrecht 17
1.3.IV Het vreemdelingenrecht 21
Hoofdstuk 2 - Algemene vraagstukken van IPR 25
2.1 Eenvormig en Europees privaatrecht 25
2.1.I Algemeen 25
2.1.II Verschillende typen van EPR-regelingen 26
2.1.III Autonome interpretatie van het EPR 29
2.1.IV De verhouding tussen het EPR en het IPR 33
2.1.V Europees privaatrecht 36
2.2 Het confl ictenrecht nader beschouwd 39
2.2.I Uitgangspunt: toepasselijkheid van het eigen IPR 39
2.2.II Uitgangspunt: toepasselijkheid van het eigen procesrecht 40
2.2.III Aanpassing van het eigen Nederlandse procesrecht aan het krachtens Nederlandse IPR toepasselijke vreemde recht 42
2.2.IV Het coördineren van het eigen IPR met betrokken buitenlandse stelsels van IPR 47
2.2.V De relatie tussen materieel en formeel IPR 48
2.2.VI De relatie tussen het Unierecht en het IPR 50
2.3 Nadere begrenzingen van het confl ictenrechtelijke onderwerp 60
2.3.I Het ‘privaatrecht’ 60
2.3.II Het onderscheid tussen nationale en internationale gevallen 62
2.4 Pluralisme van rechtsbronnen 70
2.4.I Inleiding 70
2.4.II De Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht 71
2.4.III Regionale – Europese – organisaties 76
2.4.IV De Europese Unie 77
2.4.V Nationale wetgeving: Boek 10 BW 87
2.4.VI Streven naar coördinatie en synergie tussen rechtsbronnen 95
2.4.VII Voorrang van internationale en Europese IPR-instrumenten 101
2.5 Toepassingsgebied IPR-regelingen 103
2.5.I Inleiding 103
2.5.II Het materiële toepassingsgebied 104
2.5.III Het formele toepassingsgebied 106
2.5.IV Het temporele toepassingsgebied 111
2.6 Problemen van samenloop 120
2.6.I Algemeen 120
2.6.II Enkele regels en beginselen die behulpzaam kunnen zijn bij de oplossing van samenloopproblemen met betrekking tot verdragen 121
2.6.III Regelingen van samenloop die voortvloeien uit het Unierecht 123
2.6.IV Het beginsel van het primaat oftewel autonomie van het Unierecht ter zake van het internationaal privaatrecht 125
2.7 Interpretatiemethoden 130
2.7.I Algemeen 130
2.7.II Enkele algemene en specifi eke interpretatiemethoden met betrekking tot het verdragenrecht 133
2.7.III Enkele interpretatiemethoden in het licht van het Unierecht 139
2.8 De verwijzingsregel 144
2.8.I Algemeen 144
2.8.II Enkele karakteristieken van de meerzijdige verwijzingsregel 146
2.8.III De structuur van de meerzijdige verwijzingsregel 148
2.9 Enkele onderwerpen van algemene aard 157
2.9.I Minderjarigheid en handelingsbekwaamheid 157
2.9.II Vormvoorschriften 170
2.9.III Bewijsrecht, bewijslast en wettelijke vermoedens 176
2.9.IV Verjaring 182
Hoofdstuk 3 - De rechtstheoretische grondslag van de verwijzingsregels 185
3.1 Inleiding 185
3.2 Het klassieke verwijzingsprocedé: het vinden van het op de rechtsverhouding ‘sterkst verbonden’ recht 187
3.2.I Algemeen 187
3.2.II Nadere concretisering van het ‘sterkst verbonden’ recht: de ontdekking van de ‘belangen’ 188
3.2.III Catalogus van belangen 190
3.2.IV Het belang van de hanteerbaarheid en de proceseconomie 195
3.2.V Het belang van de rechtszekerheid 197
3.2.VI Het belang van de interne beslissingsharmonie 198
3.2.VII Het belang van de internationale beslissingsharmonie 203
3.2.VIII Het belang van de gerechtvaardigde verwachtingen van partijen 209
3.2.IX Materieelrechtelijke belangen in het kader van het klassieke verwijzingsprocedé 213
3.3 Op het begunstigingsbeginsel gebaseerde verwijzingsregels 218
3.4 Doorwerking van regels van semipubliekrechtelijke aard in eenzijdige verwijzingsregels en via voorrangsregels 222
3.5 De lex fori-benadering 227
3.5.I Algemeen 227
3.5.II Afbakening van de lex fori-benadering tot andere op de lex fori georiënteerde verwijzingsregelingen 228
3.5.III Enkele verwijzingsregelingen die gebaseerd zijn op de lex fori-benadering 229
3.5.IV De lex fori-benadering en de openbare orde 232
3.6 Partijautonomie 233
3.6.I Inleiding 233
3.6.II De grondslag van de partijautonomie 235
3.6.III Onderwerpen ten aanzien waarvan de partijautonomie is toegestaan 237
3.6.IV Nadere afbakening van het recht dat partijen kunnen kiezen 239
3.6.V Uitoefening van de rechtskeuzebevoegdheid 247
3.6.VI Bijzondere beperkingen die gelden voor de rechtskeuze 258
3.6.VII Beperkingen van algemene aard 262
3.6.VIII Rechtskeuze met betrekking tot regelingen van nietstatelijk recht 264
3.6.IX Andere uitingen van de wil van partijen die invloed hebben op het toepasselijke recht 274
3.7 Materiële regels van IPR 278
3.8 Belangen en beginselen die ten grondslag liggen aan regels van internationaal bevoegdheidsrecht 282
3.8.I 282
3.8.II Het criterium van de ‘sterkste verbondenheid’ 283
3.8.III Op het beschermingsbeginsel gebaseerde bevoegdheidsgronden 293
3.8.IV Op het begunstigingsbeginsel gebaseerde bevoegdheidsregels 297
3.8.V De door de partijen aangewezen rechter 298
3.9 Enkele conclusies 300
Hoofdstuk 4 - Oorsprong en evolutie van de confl ictenrechtelijke methode(n) 303
4.1 Inleiding 303
4.2 Personaliteitsbeginsel en territorialiteitsbeginsel 305
4.2.I Personaliteits- en territorialiteitsbeginsel 305
4.2.II Romeinse rijk 305
4.2.III Germaanse volksrechten 307
4.3 Oorsprong en evolutie van de statutentheorie 309
4.3.I Oorsprong van de statutentheorie: wetenschap 309
4.3.II Oorsprong van de statutentheorie: rechtspraktijk 313
4.3.III Evolutie van de statutentheorie 315
4.3.IV De Nederlandse comitas-doctrine 320
4.4 Het confl ictenrechtelijk systeem van Savigny 322
4.4.I Persoon en betekenis in het algemeen 322
4.4.II De wetenschap van het IPR ten tijde van Von Savigny: Von Wächter en Story 323
4.4.III System des heutigen römischen Rechts, Band VIII (1849) 324
4.4.IV Copernicaanse omwenteling? 326
4.5 De Amerikaanse confl ictenrechtelijke revolutie 329
4.6 Het Savigniaanse systeem en het hedendaagse IPR 336
Hoofdstuk 5 - Kwalificatie 341
5.1 Inleiding 341
5.2 De rol van kwalificatie bij de toepassing van de verwijzingsregel 346
5.2.I Algemeen 346
5.2.II Identificatie van de rechtsverhouding: aanduiding van het kwalifi catieobject (fase I) 346
5.2.III Interpretatie van het in de verwijzingscategorie gehanteerde begrip (fase II) 349
5.2.IV Subsumptie van de rechtsverhouding (fase III): primaire kwalifi catie 350
5.2.V Identifi catie van de toepasselijke regels van de lex causae: secundaire kwalifi catie (fase IV) 351
5.3 Het kwalificatiestatuut 352
5.3.I Algemeen 352
5.3.II Kwalificatie volgens de – verruimde – lex fori 353
5.3.III Kwalificatie volgens de lex causae 355
5.3.IV Rechtsvergelijkende of autonome kwalifi catie 357
Hoofdstuk 6 - Toepassing van de verwijzingsregel en het aangewezen buitenlandse recht 361
6.1 Ambtshalve toepassing van confl ictenrecht en buitenlands recht 361
6.1.I Algemeen 361
6.1.II De grenzen van het procesrecht 364
6.1.III Leer van het facultatieve confl ictenrecht en de lex fori 365
6.1.IV De antikiesregel 369
6.2 Vaststelling van buitenlands recht 370
6.2.I Algemeen 370
6.2.II Toepassing en opsporing van buitenlands recht 371
6.2.III Toetsing van de toepassing van buitenlands recht in cassatie 372
6.3 Toepassing van surrogaatrecht 373
Hoofdstuk 7 - Tweefasen-IPR en assimilatie of substitutie 375
7.1 Algemeen 375
7.2 Het tweefasen-IPR 376
7.2.I Algemeen 376
7.2.II De Nederlandse rechtspraak 377
7.2.III Locale verkeers- en veiligheidsvoorschriften 379
7.3 Het leerstuk van de assimilatie 380
7.3.I Algemeen 380
7.3.II Noodzaak van inschikkelijkheid 381
7.3.III Enkele criteria voor assimilatie 382
Hoofdstuk 8 - Aanpassing 387
8.1 Algemeen 387
8.2 Enkele aanpassingstechnieken 390
Hoofdstuk 9 - Correctiemechanismen 393
9.1 Exceptieclausules 393
9.1.I De ratio van de exceptieclausule 393
9.1.II Het onderscheid tussen bijzondere en algemene exceptieclausules 394
9.1.III Conflictenrechtelijke en materieelrechtelijke exceptieclausules 396
9.1.IV De conflictenrechtelijke exceptieclausule – toegespitst op art. 8 Boek 10 BW 398
9.1.V Toepassingscriteria bij de confl ictenrechtelijke exceptieclausule 406
9.1.VI Wenselijkheid materieelrechtelijke exceptieclausule? 410
9.1.VII De exceptieclausule in internationale regelingen 413
9.1.VIII De exceptieclausule en de vaststelling van de rechtsmacht 414
9.2 Accessoire aanknoping 420
9.2.I Inleiding 420
9.2.II De conflictenrechtelijke onderbouwing van de accessoire aanknoping 421
9.2.III De verschillende vormen van accessoire aanknoping 423
9.2.IV Vereisten voor toepassing van accessoire aanknoping 425
9.2.V Accessoire aanknoping in omgekeerde richting 430
9.3 De fait accompli-exceptie 431
9.3.I Inleidende opmerkingen 431
9.3.II De aard van de feiten waaraan rechtsgevolgen toekomen 433
9.3.III Vier – cumulatief – gestelde voorwaarden 434
9.4 De wetsontduiking 439
9.4.I Algemeen 439
9.4.II Een vrijwillige handeling 441
9.4.III Animus fraudandi 442
9.4.IV Gevallen van simulatie 445
9.4.V De gevolgen van wetsontduiking 445
9.4.VI Middelen ter voorkoming van wetsontduiking 446
9.4.VII Restrictieve toepassing 449
9.5 De openbare orde-exceptie 451
9.5.I De functie van de openbare orde 451
9.5.II Toetsingscriteria met betrekking tot de openbare orde-exceptie 456
9.6.III Geen ambtshalve toepassing openbare orde-exceptie in uitzonderlijke gevallen 465
9.6.IV Nadere invulling van de openbare orde 466
9.6.VI Indirecte of rechtstreekse toetsing aan fundamentele beginselen van internationaal recht – meer speciaal de mensenrechten en de beginselen van het Unierecht? 479
9.6.VII De vaststelling van de gevolgen van strijd met de openbare orde 483
9.6.VIII De openbare orde-exceptie in Europese en internationale regelingen 487
Hoofdstuk 10 - Coördinatie tussen het eigen IPR en buitenlandse stelsels van IPR 495
10.1 Het vraagstuk van de confl its de systèmes 495
10.2 Renvoi 497
10.2.I Algemeen 497
10.2.II Enkele voor- en nadelen van het renvoi 499
10.2.III Geringe praktische betekenis van het renvoi 501
10.2.IV Hoofdregel: afwijzing van het renvoi 502
10.3 Het fait accompli-beginsel 503
10.3.I Algemeen 503
10.3.II De fait accompli-gedachte van Meijers en de weerklank daarvan in art. 21 EW Benelux (1969) en de doctrine 504
10.3.III Geen unanimiteit van de betrokken vreemde IPR-stelsels 506
10.3.IV De aanvankelijk puur interne rechtsverhouding of rechtssituatie 507
10.3.V De grens tussen de al dan niet betrokkenheid van de Nederlandse rechtsorde 508
10.3.VI De instroming van het fait accompli-beginsel op het confl ictenrecht 509
10.4 Op het afstemmingsbeginsel gebaseerde internationale regelingen 511
10.5 Het terugtreden van het eigen confl ictenrecht voor een processuele erkenningsregeling bij elders tot stand gekomen rechterlijke beslissingen en bepaalde rechtsfeiten 513
10.5.I Algemeen 513
10.5.II Uitzonderingen op de confl ictenrechtelijke toets 514
10.5.III Rechtvaardiging voor de uitzonderingen op het uitgangspunt dat het eigen confl ictenrecht bepaalt of een elders tot stand gekomen rechtsverhouding/rechtsfeit hier te lande als rechtsgeldig kan worden erkend 522
10.5.IV Erkenningsvoorwaarden inzake buitenlandse rechterlijke beslissingen en rechtsfeiten die in een buitenlandse akte zijn neergelegd 524
10.5.V Erkenningsvoorwaarden inzake buitenlandse rechtsfeiten die niet in een akte zijn neergelegd 531
10.6 Voorvraag 532
10.6.I Duiding van het probleem 532
10.6.II Nadere afgrenzing van de voorvraag 534
10.6.III Onderbouwing afhankelijke aanknoping voorvraag 538
10.6.IV De zelfstandige aanknoping van de voorvraag 539
10.6.V Afweging en tussenbalans 541
10.6.VI Zelfstandige aanknoping als hoofdregel 543
10.6.VII Afhankelijke aanknoping voorvraag als correctie op de zelfstandige aanknoping 544
10.6.VIII Uitzonderingen op de zelfstandige aanknoping van de voorvraag 546
10.6.IX De prealabele vraag in het kader van de toepassing van een erkenningsregeling 549
10.7 Näherberechtigung en verrekening 552
10.7.I Algemeen 552
10.7.II De aard van de erkenning 553
10.7.III Verrekening 555
10.7.IV Eigen standpuntbepaling met betrekking tot de verrekening 555
Hoofdstuk 11 - Voorrangsregels 559
11.1 Het onderscheid tussen publiekrecht en privaatrecht 559
11.2 Het verschijnsel van de ‘voorrangsregels’ 560
11.3 Het tweesporige karakter van het confl ictenrecht 564
11.4 De scope rule of reikwijdteregel 565
11.5 De identifi catie van de voorrangsregels 567
11.5.I Algemeen 567
11.5.II Nadere invulling van het begrip voorrangsregels 568
11.5.III Terughoudendheid bij het bestempelen van bepalingen als voorrangsregels 569
11.6 Voorrangsregels en internationale regelingen 574
11.7 Nederlandse voorrangsregels en hun scope rule 577
11.7.I Algemeen 577
11.7.II Nederlandse voorrangsregels; enkele voorbeelden 578
11.8 Buitenlandse voorrangsregels 591
11.8.I Algemeen 591
11.8.II Enkele argumenten pro en contra het toekennen van gevolg aan voorrangsregels van vreemde staten 592
11.8.III De werking van art. 10:7 lid 3 BW 594
11.8.IV Voorrangsregels van het op de rechtsverhouding toepasselijke recht 598
11.8.V Toepasselijkheid van buitenlandse voorrangsregels 599
11.9 Het Unierecht en voorrangsregels 604
11.9.I Overeenstemming van voorrangsregels met het Unierecht 604
11.9.II Dwingende bepalingen van Unierechtelijke oorsprong 607
Hoofdstuk 12 - Interregionaal privaatrecht 619
12.1 Inleiding 619
12.2 Rechtsverscheidenheid binnen het Koninkrijk der Nederlanden 622
12.3 Interregionaal bevoegdheidsrecht 628
12.4 Interregionaal confl ictenrecht 630
12.5 Interregionale erkenning en tenuitvoerlegging 631
12.6 Interregionale betekening 634
Zakenregister 637
Wetsartikelenregister 647
Jurisprudentieregister 665
Mensen die dit e-book kochten, kochten ook...
Net verschenen
Rubrieken
- Aanbestedingsrecht
- Aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht
- Accountancy
- Algemeen juridisch
- Arbeidsrecht
- Bank- en effectenrecht
- Bestuursrecht
- Bouwrecht
- Burgerlijk recht en procesrecht
- Europees-internationaal recht
- Fiscaal recht
- Gezondheidsrecht
- Insolventierecht
- Intellectuele eigendom en ict-recht
- Management
- Mens en maatschappij
- Milieu- en omgevingsrecht
- Notarieel recht
- Ondernemingsrecht
- Pensioenrecht
- Personen- en familierecht
- Sociale zekerheidsrecht
- Staatsrecht
- Strafrecht en criminologie
- Vastgoed- en huurrecht
- Vreemdelingenrecht