Als je BGRPT wat ik BDL

HFDSTK 1: WOORDEN
Gebruik woorden die mensen begrijpen
Gebruik korte woorden
Controleer je spelling
Zoek woorden op als je twijfelt
Gebruik moderne woorden
Ga niet alle woorden uit de weg
Vermijd vage woorden
Beperk vaktaal tot de juiste context
Leg nieuwe woorden uit
Kies woorden die bij elkaar passen

HFDSTK 2: ZINNEN
Maak je zinnen niet onnodig lang
Gebruik actieve zinnen
Gebruik werkwoorden
Voorkom onnodige herhaling
Beschrijf zonder te overdrijven
Schrap ballast
Wees kort en krachtig
Formuleer precies
Durf onvolledig te zijn
Houd zinnen overzichtelijk voor je lezer

HFDSTK 3: ALINEA'S
Geef elke alinea een duidelijk onderwerp
Houd hoofd- en bijzaken uit elkaar
Bouw alinea's goed op
Houd alinea's voor webteksten kort
Verbind zinnen logisch met elkaar
Zorg voor goede verwijzingen
Wissel lange en korte zinnen af
Gebruik lijstjes en opsommingen
Verhelder met voorbeelden
Zorg voor een mooie cadans in je zinnen

HFDSTK 4: TEKSTEN
Schrijf een goede titel
Maak je onderwerp meteen duidelijk
Leg uit wat de lezer kan verwachten
Trek de aandacht van je lezer
Gebruik tussenkopjes
Blijf bij je onderwerp
Verbind alinea's expliciet met elkaar
Verbind alinea's impliciet met elkaar
Schrijf een toepasselijk slot
Lees je tekst na. Of laat een ander dat doen

HFDSTK 5: PUBLIEK
Ken je lezer
Spreek je lezer direct aan
Kies of u of je en houd dit vol
Prikkel je lezer
Overtuig je lezer met argumenten en voorbeelden
Houd je lezer geboeid
Verras je lezer
Verplaats je in je lezer
Houd je lezer aangehaakt
Neem je lezer serieus

HFDSTK 6: ENGELS
Vraag je af waarom je Engelse woorden gebruikt
Bepaal zelf hoeveel Engels je gebruikt
Gebruik je Engels, doe het dan wel goed
Schrijf Engelse zelfstandige naamwoorden goed
Vervoeg Engelse werkwoorden goed
Wees op je hoede voor anglicismen
Herken Engelse uitdrukkingen
Gebruik Engels waar het kan (of moet)
Houd er rekening mee dat niet iedereen Engels spreekt
Kies bewust voor Engels (of Nederlands)

HFDSTK 7: STIJL
Schrijf aantrekkelijk
Ontwikkel je eigen stijl
Doe normaal
Kies de juiste toon
Zorg ervoor dat je lezer je begrijpt
Schrijf persoonlijk
Schrijf modern
Schrijf zoals je spreekt (maar overdrijf het niet)
Laat je tekst lekker lopen
Stem je stijl af op je doel en doelgroep

HFDSTK 8: BEELDSPRAAK
Geef je tekst kleur en kracht met beeldspraak
Gebruik niet te veel beeldspraak
Wees voorzichtig met clichés
Gebruik beeldspraak die werkt
Haal uitdrukkingen niet door elkaar
Gebruik beeldspraak die mensen begrijpen
Wees origineel
Ken (en controleer) je spreekwoorden en gezegden
Koester uitdrukkingen
Speel met taal (maar doe het wel goed)

HFDSTK 9: LEESTEKENS
Zet op tijd een punt
Zet gerust een punt voor en
Gebruik de komma voor rust en tegen verwarring
Zet de komma op de juiste plaats
Benut de dubbele punt: nadruk, opsommingen en citaten
Gebruik de puntkomma met beleid
Vergeet je het vraagteken niet?
Wees zuinig met uitroeptekens!
Pas op met (het gebruik van) haakjes
Let goed op het gebruik van aanhalingstekens

HFDSTK 10: VALKUILEN
Houd die en dat uit elkaar
Houd dat en wat uit elkaar
Houd waarvan en van wie uit elkaar
Houd hen en hun uit elkaar
Houd beide en beiden uit elkaar
Houd in vergelijkingen dan en als uit elkaar
Houd enkelvoud en meervoud uit elkaar
Denk aan de d's en t's
Gebruik oude vormen goed (of vermijd ze)
Schrijf los wat los en vast wat vast moet
Geef niet op en druk niet te snel op verzenden