Karen Geertsema studeerde rechten aan de Universiteit van Amsterdam. Na haar studie was zij werkzaam als advocaat in het migratierecht bij Hamerslag & Van Haren advocaten.
Meer over Karen GeertsemaRechterlijke toetsing in het asielrecht
Een juridisch onderzoek naar de intensiteit van de rechterlijke toets in de Nederlandse asielprocedure van 2001-2015
Samenvatting
De intensiteit van de rechterlijke toetsing in asielzaken is sinds de invoering van de Vreemdelingenwet 2000 onderwerp van kritische discussie. De bestuursrechter toetst het bestuurlijk oordeel over de geloofwaardigheid van een asielrelaas terughoudend, zij het dat deze toetsing sinds de implementatie van de herziene Procedurerichtlijn in 2015 minder terughoudend is dan voorheen.
In dit boek geeft de auteur de juridische achtergrond weer van de terughoudende rechterlijke toetsing in asielzaken en biedt zij aan de hand van het uitgevoerde jurisprudentieonderzoek een nieuw inzicht in de intensiteit van de rechterlijke toetsing in asielzaken. Dit inzicht is actueel omdat sprake is van een verschil tussen de Nederlandse toetsing, de vereiste Unierechtelijke toetsing en de toetsing van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in asielzaken.
Ook verrijkt het verkregen inzicht algemeen bestuursrechtelijke theorie over bestuurlijke beslissingsruimte en rechterlijke toetsing. Een boek voor iedereen die zich bezighoudt met het migratierecht en het algemene bestuursrecht.
Specificaties
Inhoudsopgave
Lijst van figuren en tabellen xv
1 Inleiding 1
1.1 Achtergrond 1
1.2 Onderzoeksvragen 3
1.3 Afbakening 6
1.4 Verhouding tot reeds uitgevoerd onderzoek 9
1.5 Methode 10
1.6 Opbouw van het onderzoek 12
Deel I De rol van de bestuursrechter in de Nederlandse asielprocedure 15
2 Wetgeving en theorie over de algemene rol van de bestuursrechter in de trias politica 17
2.1 Inleiding 17
2.2 Uitgangspunten van de wetgever bij bestuursrechtelijke toetsing 19
2.2.1 De bestuursrechter als toetser 21
2.2.2 De bestuursrechter als geschilbeslechter 23
2.2.3 De bestuursrechter en de intensiteit van de rechterlijke toetsing 25
2.3 De Awb en de intensiteit van de bestuursrechtelijke toetsing 26
2.3.1 Omvang van het geding: artikel 8:1 Awb 27
2.3.2 Omvang van het geding: artikel 8:69 Awb 27
2.4 Verschuivende machtsverhoudingen 30
2.4.1 Constitutionele veranderingen 31
2.4.2 EVRM- en Unierechtelijke invloeden 33
2.5 Conclusie 34
3 Theorie over de intensiteit van de rechterlijke toetsing bij bestuurlijke beslissingsruimte 35
3.1 Inleiding 35
3.2 Het vrije goedvinden 37
3.3 Duk 39
3.3.1 Beleidsvrijheid 40
3.3.2 Beoordelingsvrijheid 42
3.4 Variaties op Duks begrippenkader 43
3.4.1 Van Kreveld 43
3.4.2 Schreuder-Vlasblom 44
3.4.3 Klap 46
3.5 Bestuurlijke beslissingsruimte in relatie tot vier beslismomenten 48
3.5.1 Beslismomenten 48
3.5.2 Rechterlijke toetsing van de beslismomenten 49
3.6 Theorievorming over bestuurlijke beslissingsruimte in de 21e eeuw 52
3.7 Toepassing door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 54
3.7.1 De aard van de norm 54
3.7.2 Toetsingsmaatstaven 56
3.7.3 Begrippengebruik van de Afdeling 56
3.8 Sociaalwetenschappelijk onderzoek naar bestuurlijke beslissingsruimte 61
3.9 Conclusie 62
4 De asielprocedure 65
4.1 Inleiding 65
4.2 De aard van de norm 66
4.2.1 Internationaal recht 66
4.2.2 Kenmerken van de bestuurlijke bevoegdheid asiel te verlenen 68
4.3 De asielaanvraag 70
4.3.1 Plicht voor de aanvrager 72
4.3.2 Plicht voor het bestuursorgaan 75
4.3.3 Gespecialiseerde deskundigheid 77
4.3.4 Bewijsnood 81
4.4 De bestuurlijke beslissingsruimte bij de bevoegdheid asiel te verlenen 84
4.4.1 Formele bestuurlijke beslissingsruimte 84
4.4.2 Informele bestuurlijke beslissingsruimte 85
4.5 Conclusie 85
Deel II Unierechtelijke- en EVRM-normen die de intensiteit van de rechterlijke toetsing in het asielrecht beïnvloeden 87
5 De rol van de nationale rechter in de Europese rechtsorde 89
5.1 Inleiding 89
5.2 Het EVRM, het Unierecht en het migratierecht 89
5.2.1 EVRM en migratierecht 90
5.2.2 Unierecht en migratierecht 92
5.2.3 Wisselwerking tussen het Unierecht en het EVRM 94
5.2.3.1 Full and ex nunc assessment in beide rechtsordes 97
5.3 De verhouding tussen het EHRM en de rol van de nationale rechter 98
5.3.1 Het subsidiariteitsbeginsel 98
5.3.2 Het EHRM en de nationale rechter in artikel 3 EVRM-zaken 100
5.4 Unierecht: de nationale rechter als gemeenschapsrechter 101
5.4.1 Beginselen van Unierecht 102
5.4.2 Nationale bestuursrechtelijke toetsing volgens het Unierecht 103
5.5 Conclusie 104
6 EVRM en nationale asielrechterlijke toetsing 107
6.1 Inleiding 107
6.2 Artikel 6 lid 1 EVRM en full jurisdiction 108
6.2.1 Toetsing in feite en in rechte 110
6.2.2 Beperkte rechterlijke toetsing in bestuursrechtelijke zaken 111
6.3 Artikel 13 EVRM en 3 EVRM 116
6.3.1 Effectief rechtsmiddel 118
6.3.2 Nationale terughoudende rechterlijke toetsing en rigorous scrutiny 121
6.3.3 Verhouding tussen artikel 6 en artikel 13 EVRM 124
6.4 Het EHRM en artikel 3 EVRM in asielzaken 125
6.4.1 Ontvankelijkheids- en niet-ontvankelijkheidsbeslissingen 128
6.4.2 De rigorous scrutiny 129
6.5 Het procedurele effect van artikel 3 EVRM 130
6.5.1 Artikel 3 EVRM: zelfstandige procedurele norm? 131
6.5.2 Procedurele schending en eigen beoordeling 133
6.5.3 Deskundigheid van nationale autoriteiten 140
6.5.4 Artikel 13 EVRM en de procedurele norm uit artikel 3 EVRM 142
6.6 Rigorous scrutiny en het materiële effect van artikel 3 EVRM 144
6.6.1 De geloofwaardigheid van een asielrelaas 145
6.6.2 De bewijslastverdeling 151
6.6.2.1 Documenten 152
6.6.2.2 Medische stukken 154
6.6.3 De beoordeling van de algehele veiligheidssituatie 156
6.7 Toepassing van EVRM-normen in de nationale rechterlijke toetsing 160
6.8 Conclusie 163
7 Het Unierecht en de nationale asielrechterlijke toetsing 167
7.1 Inleiding 167
7.2 Asielrichtlijnen 167
7.2.1 Kwalificatierichtlijn 168
7.2.1.1 De beoordeling van een asielverzoek 170
7.2.1.2 Samenwerkingsplicht 172
7.2.1.3 Onderzoeksplicht 173
7.2.1.4 Voordeel van de twijfel 175
7.2.2 Procedurerichtlijn 176
7.2.2.1 Bestuurlijke fase 177
7.2.2.2 Daadwerkelijk rechtsmiddel 179
7.2.3 Conclusie asielrichtlijnen 182
7.3 Het Handvest EU over bestuurlijke besluitvorming en rechterlijke toetsing 183
7.3.1 Artikel 18 en 19 lid 2 Handvest EU 184
7.3.2 Artikel 41 Handvest EU 186
7.3.3 Artikel 47 Handvest EU 187
7.4 De Beginselen van het Unierecht 189
7.4.1 Procedurele autonomie, gelijkwaardigheid en doeltreffendheid 189
7.4.1.1 Het gelijkwaardigheidsbeginsel in asielzaken 191
7.4.1.2 Het doeltreffendheidsbeginsel in asielzaken 191
7.4.2 Effectieve rechtsbescherming 194
7.4.2.1 Verdedigingsbeginsel 195
7.4.2.2 Procedurele redelijkheidstoets en proportionaliteitstoets 197
7.5 De intensiteit van de nationale rechterlijke toetsing en de betekenis van discretion in het Unierecht 198
7.5.1 Artikel 39 PR en Artikel 46 lid 3 PRi II 199
7.5.1.1 Normen over rechterlijke toetsing in andere EU-richtlijnen 200
7.5.1.2 Volledig en ex nunc rechterlijk onderzoek 204
7.5.2 Beperkte rechterlijke toetsing en ‘discretion’ 205
7.5.2.1 Politieke discretionaire bevoegdheden 207
7.5.2.2 Technische discretionaire bevoegdheid 208
7.5.2.3 Toetsingsmaatstaf bij discretion 210
7.6 Conclusie 215
Deel III De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in asielzaken 217
8 De rechterlijke toetsing in asielzaken volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 219
8.1 Inleiding 219
8.1.1 Selectie van uitspraken 220
8.1.1.1 Bronnen 221
8.1.1.2 Selectiecriteria 223
8.1.1.3 Afbakening 226
8.1.2 Wijze van onderzoek 227
8.2 De rechterlijke toetsing vóór 2001 228
8.2.1 Vreemdelingenwet 1965 228
8.2.2 Wijzigingen 1994 en 1999 van de Vreemdelingenwet 1965 231
8.3 De Vreemdelingenwet 2000 234
8.3.1 Introductie van de marginale toetsing 237
8.3.2 Geloofwaardigheid 242
8.3.2.1 Positieve overtuigingskracht 243
8.3.3 Wetsinterpretatie 248
8.3.4 Feitenvaststelling en feitenkwalificatie 250
8.3.5 Zorgvuldige voorbereiding van het besluit 253
8.3.5.1 Taalanalyse 255
8.3.5.2 Ambtsberichten 255
8.3.5.3 Overige deskundige rapportages 256
8.3.5.4 Documenten onderzoek 256
8.3.6 Motivering van het besluit 257
8.4 De toetsingsmaatstaf sinds 21 juli 2009 260
8.4.1 Geloofwaardigheid 262
8.4.1.1 Vermoedens en veronderstellingen 265
8.4.2 Wetsinterpretatie 268
8.4.3 Feitenvaststelling en feitenkwalificatie 270
8.4.4 Zorgvuldige voorbereiding 271
8.4.4.1 Contra-expertise 272
8.4.4.2 Ambtsberichten 273
8.4.4.3 Samenwerkingsplicht 275
8.4.5 Motiveringsplicht 276
8.5 De toetsingsmaatstaf sinds 20 juli 2015 280
8.5.1 Geloofwaardigheid 281
8.5.1.1 Relevante elementen 281
8.5.1.2 De integrale geloofwaardigheidsbeoordeling 282
8.5.2 Wetsinterpretatie 283
8.5.2.1 Artikel 31 Vw 2000/Positieve overtuigingskracht 283
8.5.2.2 Artikel 83a Vw 2000/Volledige en ex nunc toetsing 285
8.5.3 Feitenvaststelling en feitenkwalificatie 291
8.5.4 Zorgvuldige voorbereiding 293
8.5.5 Motiveringsplicht 294
8.6 Conclusie 297
9 Intensiteit van rechterlijke toetsing: samenvatting en conclusies 301
9.1 Inleiding 301
9.2 Rechterlijke toetsing in asielzaken volgens het nationale bestuursrecht 302
9.3 Rechterlijke toetsing in asielzaken volgens EVRM- en Unierechtelijke normen 305
9.4 Conclusies 308
9.5 Aanbevelingen 313
English Summary 317
Literatuur 329
Jurisprudentieregister 351
Mensen die dit boek kochten, kochten ook...
Net verschenen
Rubrieken
- aanbestedingsrecht
- aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht
- accountancy
- algemeen juridisch
- arbeidsrecht
- bank- en effectenrecht
- bestuursrecht
- bouwrecht
- burgerlijk recht en procesrecht
- europees-internationaal recht
- fiscaal recht
- gezondheidsrecht
- insolventierecht
- intellectuele eigendom en ict-recht
- management
- mens en maatschappij
- milieu- en omgevingsrecht
- notarieel recht
- ondernemingsrecht
- pensioenrecht
- personen- en familierecht
- sociale zekerheidsrecht
- staatsrecht
- strafrecht en criminologie
- vastgoed- en huurrecht
- vreemdelingenrecht