

Lore Mergaerts is doctor in de criminologische wetenschappen. Zij is thans als postdoctoraal medewerker werkzaam bij het Leuvens Instituut voor Criminologie aan KU Leuven.
Meer over Lore MergaertsKwetsbare verdachten in de strafprocedure
De conceptualisering van kwetsbaarheid en de rol van de advocaat bij de vaststelling ervan tijdens het vooronderzoek
Samenvatting
De afgelopen jaren is de aandacht voor de procedurele waarborgen van verdachten en beklaagden in strafprocedures toegenomen, zowel op Europees als nationaal niveau. Daarbij worden de specifieke behoeften van zogenoemde kwetsbare verdachten erkend. Hoewel vaststaat dat zij een aangepaste bejegening nodig hebben, blijft het tot op heden onduidelijk wat precies onder die kwetsbaarheid moet worden verstaan en op wie de specifieke waarborgen die worden vooropgesteld precies van toepassing zijn. Op basis van een grondige analyse van de relevante bestaande Europese en Belgische regelgeving en rechtspraak enerzijds en de wetenschappelijke (voornamelijk rechtspsychologische) literatuur anderzijds, biedt dit boek een diepgaand inzicht in de kwetsbaarheid van verdachten.
Daarnaast gaat de auteur in op de complexiteit van de vroegtijdige vaststelling van de kwetsbaarheid van verdachten. Dit blijkt een cruciale, maar moeilijke taak voor zowel advocatuur, politie als magistratuur, met als gevolg dat de kwetsbaarheid van een aanzienlijk aantal verdachten niet (tijdig) wordt herkend. Het is nochtans de taak van de advocaat om de kwetsbaarheid van een verdachte te compenseren.
Kwetsbare verdachten in de strafprocedure biedt op basis van een theoretischjuridische analyse en interviews met strafrechtadvocaten inzicht in het begrip kwetsbaarheid en in de mogelijkheden en beperkingen van hoe en wanneer kwetsbaarheid kan worden vastgesteld in de vroege stadia van de strafrechtelijke procedure. Aangezien het voor de advocaat niet vanzelfsprekend of makkelijk is om de kwetsbaarheid van een verdachte in te schatten, bevat dit boek tevens een, op basis van de meerwaarde en beperkingen van bestaande instrumenten ontworpen, leidraad met aandachtspunten en indicatoren om hen te helpen de kwetsbaarheid vast te stellen tijdens het strafrechtelijk vooronderzoek.
Specificaties
Thema classificatie
Inhoudsopgave
U kunt van deze inhoudsopgave een PDF downloaden
Deel I. Toegenomen aandacht voor de kwetsbaarheid van een verdachte in het strafrechtelijk vooronderzoek
Hoofdstuk I.Depositie van de kwetsbare verdachte in de Europese en Belgische regelgeving 13
I.1. De kwetsbaarheid van een verdachte als relevante factor in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens 13
I.1.1. De kwetsbaarheid van een verdachte en het recht op een eerlijk proces 13
I.1.2. De “bijzonder kwetsbare positie” van iedere (van zijn vrijheid beroofde) verdachte 15
I.1.3. De kwetsbaarheid van de minderjarige verdachte 17
I.1.4. De “(bijzonder) kwetsbare” verdachte 18
I.2. De ontwikkelingen op het niveau van de Europese Unie 21
I.2.1. Het algemeen kader 21
I.2.2. De zijdelingse aandacht voor de kwetsbare verdachte in rechtsinstrumenten ter versterking van een aantal procedurele rechten 25
I.2.3. De Aanbeveling inzake procedurele rechten voor kwetsbare verdachten en beklaagden 28
I.2.3.1. Het toepassingsgebied 28
I.2.3.2. De vaststelling van de kwetsbaarheid van de verdachte of beklaagde 31
I.2.3.3. Het recht op bijstand 32
I.2.3.4. De aanwezigheid van een wettelijke vertegenwoordiger of een geschikte volwassene 33
I.2.3.5. De audiovisuele opname van het verhoor 36
I.2.3.6. De aanvullende waarborgen in geval van arrestatie of voorlopige hechtenis 36
I.2.4. De Richtlijn 2016/800 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure 37
I.2.4.1. Het toepassingsgebied 37
I.2.4.2. De individuele beoordeling van de specifieke behoeften van de minderjarige 38
I.2.4.3. Het recht op bijstand 39
I.2.4.4. De aanwezigheid van een geschikte volwassene 40
I.2.4.5. De audiovisuele opname van het verhoor 41
I.2.4.6. De aanvullende waarborgen in geval van arrestatie of voorlopige hechtenis 41
I.2.5. Een toegenomen maar ongelijke aandacht voor kwetsbare verdachten en beklaagden 42
I.3. De ontwikkelingen in België 45
I.3.1. Inleiding 45
I.3.2. De wettelijke regeling van het politioneel verhoor tot 2012 47
I.3.2.1. Bij wijze van achtergrond: de afwezigheid van een advocaat bij het verhoor 47
I.3.2.2. De initiële reactie van het Hof van Cassatie op het Salduz-arrest 49
I.3.2.3. Het arrest van het Hof van Cassatie van 23 november 2010 50
I.3.2.4. De verfijning van het standpunt van het Hof van Cassatie 52
I.3.3. De wettelijke regeling van het politioneel verdachtenverhoor naar aanleiding van de Wet Consultatie- en Bijstandsrecht van 13 augustus 2011 54
I.3.3.1. Terughoudendheid ten aanzien van de advocaat als nieuwe actor 54
I.3.3.2. De kwetsbaarheid van de verdachte als criterium voor de verantwoording van beperkingen op het recht op toegang tot een advocaat 59
I.3.3.3. De introductie van bijzondere waarborgen voor “kwetsbare personen” 63
I.3.3.4. De verdere evolutie in de rechtspraak van het Hof van Cassatie 65
I.3.4. De huidige regeling van het politioneel verdachtenverhoor naar aanleiding van de Wet van 21 november 2016 70
I.3.4.1. Een verruimde bijstand van de advocaat tijdens het verhoor: van passieve aanwezigheid naar actieve betrokkenheid 70
I.3.4.2. De toegenomen aandacht voor de kwetsbaarheid van verdachten 72
I.3.4.3. De verdere verfijning van de rechtspraak van het Hof van Cassatie 74
I.3.5. Aanvullende waarborgen bij het verhoor van “kwetsbare personen” 76
I.3.5.1. De bewoordingen van de mededeling van de procedurele rechten 76
I.3.5.2. De toepassing van de regeling inzake minderjarigen 77
I.3.5.3. De audiovisuele opname van het verhoor 79
I.3.5.4. Het gebruik van de polygraaf 81
I.3.5.5. Voor de “kwetsbare verdachte” relevante waarborgen in geval van arrestatie of voorlopige hechtenis 82
I.3.6. De verhouding met de toerekeningsvatbaarheid en internering van beklaagden 83
I.4. Besluit 84
Hoofdstuk II. Rechtspsychologisch onderzoek inzake de kwetsbaarheid van verdachten en beklaagden 87
II.1. De context van het rechtspsychologisch onderzoek 87
II.1.1. Een overwegend Angelsaksische onderzoekstraditie 87
II.1.2. De accusatoire strafprocedure als referentiekader 88
II.1.3. De relevantie van het rechtspsychologisch onderzoek voor de inquisitoire strafprocedure 90
II.2. Drie dominante invalshoeken 92
II.3. De eerste invalshoek: het onderzoek naar valse bekentenissen 94
II.3.1. Situering 94
II.3.2. Het fenomeen van valse bekentenissen kort geschetst 96
II.3.3. Situationele risicofactoren voor valse bekentenissen 98
II.3.3.1. Concept en afbakening 98
II.3.3.2. Isolatie 99
II.3.3.3. Slaapdeprivatie en vermoeidheid 99
II.3.3.4. De duur van het verhoor 101
II.3.3.5. Verhoortechnieken 101
II.3.4. Het onschuldig zijn als risicofactor voor valse bekentenissen 108
II.3.5. Persoonsgebonden risicofactoren voor valse bekentenissen 111
II.3.5.1. Concept en afbakening 111
II.3.5.2. Minderjarigheid, etniciteit en geslacht 114
II.3.5.3. Schizofrenie 116
II.3.5.4. Verstandelijke beperking 118
II.3.5.5. Alcohol- of drugsverslaving en acuut alcohol- of drugsmisbruik 120
II.3.5.6. Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD) 121
II.3.5.7. Suggestibiliteit, meegaandheid, de geneigdheid om in te stemmen en fantasierijkheid 123
II.3.5.8. Geheugenproblemen 125
II.4. De tweede invalshoek: het onderzoek naar de geschiktheid om te worden verhoord 127
II.4.1. De achtergrond: specifieke bepalingen inzake kwetsbare verdachten in de PACE Act van 1984 127
II.4.2. ‘Fitness for interview’: de ontwikkeling van het concept in de rechtspsychologische literatuur 130
II.4.3. De wettelijke regeling inzake de fitness for interview 131
II.4.4. De factoren gerelateerd aan de (on)geschiktheid om te worden verhoord 133
II.4.4.1. De persoonlijkheid van de verdachte 134
II.4.4.2. De mentale en lichamelijke toestand van de verdachte 134
II.4.4.3. Het verhoor en de algehele omstandigheden van de vrijheidsberoving 137
II.5. De derde invalshoek: het onderzoek naar de geschiktheidomterecht te staan 138
II.5.1. ‘Competency to stand trial’: concept en achtergrond 138
II.5.2. Het verband met de kwetsbaarheid van beklaagden 140
II.5.3. De factoren gerelateerd aan de geschiktheid om terecht te staan 141
II.5.3.1. Sociaal-demografische variabelen 142
II.5.3.2. Rechtspsychologische/criminologische variabelen 143
II.5.3.3. Klinische variabelen 144
II.6. De samenhang tussen de drie invalshoeken 145
Hoofdstuk III. Besluit bij deel I 149
III.1. Verscheidene perspectieven met een zekere doorsnede 149
III.2. De nood aan een integratie van de juridische en rechtspsychologische perspectieven 152
Deel II. Naar een theoretisch kader voor de kwetsbaarheid van een verdachte in het kader van het strafrechtelijk vooronderzoek
Hoofdstuk IV. De uitoefening van procedurele rechten als centraal concept 157
IV.1. De procedurele rechten als gemeenschappelijke noemer van het juridische en rechtspsychologische perspectief 157
IV.2. De noodzakelijke voorwaarden voor de uitoefening van de procedurele rechten 163
IV.2.1. De kennis van de procedurele rechten en van de beschuldiging 165
IV.2.2. Het begrijpen van de procedurele rechten en van de beschuldiging 166
IV.2.3. Het nemen van een beredeneerde beslissing over de uitoefening van de procedurele rechten 168
IV.3. De cruciale rol van de raadsman van de verdachte 170
IV.4. De context waarin de procedurele rechten worden uitgeoefend 173
IV.4.1. De aard van de strafzaak 173
IV.4.2. De complexiteit van de procedure 173
IV.4.3. Het reeds beschikbare bewijsmateriaal 174
IV.4.4. De eventuele vrijheidsberoving 175
IV.4.5. De multiculturele samenleving 177
Hoofdstuk V. Een interactieve en dynamische benadering van de kwetsbaarheid van een verdachte 179
V.1. De uitgangspunten 179
V.2. De schematische weergave van het theoretische kader 182
V.3. De cognitieve capaciteiten en vaardigheden van een verdachte 183
V.3.1. Het uitgangspunt 183
V.3.2. Taalvaardigheden 186
V.3.3. Het aandachts- en concentratievermogen 188
V.3.4. Het redeneervermogen 188
V.3.5. Het geheugen 188
V.3.6. De lichamelijke toestand en middelengebruik 189
V.4. De interactie tussen de verdachte, zijn raadsman en de politiële en justitiële autoriteiten 190
V.4.1. Inleiding 190
V.4.2. De ingesteldheid en competenties van de politiële en justitiële actoren 191
V.4.3. Het verloop van het verhoor 192
V.4.3.1. Het tijdstip 193
V.4.3.2. De kennisgeving van de rechten 194
V.4.3.3. De verhoortechnieken en de gestelde vragen 196
V.4.3.4. De duur van het verhoor en het aantal verhoren 200
V.4.3.5. Het optreden van de raadsman van de verdachte 200
V.4.4. De interactie bij de andere onderzoeksdaden 202
Hoofdstuk VI. Besluit bij deel II 205
VI.1. Een alternatieve benadering van de kwetsbaarheid van een verdachte 205
VI.2. De meerwaarde en beperkingen van het vooropgestelde theoretische kader 206
Deel III. De vaststelling van de kwetsbaarheid van een verdachte
Hoofstuk VII. Het belang van een vroegtijdige vaststelling van de kwetsbaarheid van een verdachte 211
VII.1. De risico’s van een gehypothekeerde uitoefening van de procedurele rechten als uitgangspunt 211
VII.1.1. De schending van het recht op een eerlijk proces 212
VII.1.2. Valse bekentenissen 213
VII.1.2.1. Het afleggen van een valse bekentenis 213
VII.1.2.2. De non-detectie van een afgelegde valse bekentenis 214
VII.1.3. Andere onwenselijke risico’s 216
VII.1.4. Gerechtelijke dwalingen 218
VII.2. De vaststelling van de kwetsbaarheid van een verdachte door de politiële en justitiële actoren 224
VII.3. De raadsman als primaire actor om de kwetsbaarheid van een verdachte vast te stellen 225
Hoofdstuk VIII.Deinformatiebronnen voor de vaststelling van kwetsbaarheid door de raadsman van de verdachte 229
VIII.1. Bij wijze van voorafgaande kanttekening: het recht om zichzelf te verdedigen als beperking op de mogelijkheden van de raadsman 229
VIII.2. De bijstand in het kader van het verhoor 231
VIII.2.1. Het vertrouwelijk voorafgaand overleg 231
VIII.2.2. De eigenlijke verhoorbijstand 234
VIII.2.3. De audiovisuele opname van het verhoor 236
VIII.3. De bijstand in het kader van andere onderzoekshandelingen 237
VIII.3.1. De wedersamenstelling van de feiten 238
VIII.3.2. De (meervoudige) confrontatie 239
VIII.3.3. Het deskundigenonderzoek 240
VIII.4. Het overleg tussen de raadsman en de verdachte buiten het kader van onderzoeksdaden 243
VIII.5. Het strafdossier als informatiebron 244
VIII.5.1. De samenstelling van het strafdossier 244
VIII.5.2. De regeling inzake de inzage in en het afschrift van het strafdossier 247
VIII.5.3. De beperkte waarde van het strafdossier voor de vaststelling van kwetsbaarheid 250
VIII.5.3.1. Beperkte vormvereisten voor een proces-verbaal van verhoor 251
VIII.5.3.2. Bedreigingen voor de accuraatheid van een proces-verbaal 252
VIII.6. Besluit 254
Hoofdstuk IX. Een exploratieve bevraging bij Vlaamse strafrechtadvocaten 257
IX.1. Het uitgangspunt 257
IX.2. De gehanteerde methode 258
IX.2.1. De keuze voor een kwalitatieve benadering 258
IX.2.2. Semigestructureerde interviews als dataverzamelingstechniek 259
IX.2.3. De steekproeftrekking en de respondenten 263
IX.2.4. Het verloop van de interviews 269
IX.2.5. De data-analyse 270
IX.2.6. De kwaliteit van de interviews en de data-analyse 270
IX.2.7. De weergave van de resultaten 273
IX.3. De invulling van het begrip kwetsbaarheid door de bevraagde advocaten 273
IX.3.1. Inleiding: kwetsbaarheid als impliciet en moeilijk te omschrijven concept 273
IX.3.2. Minderjarigheid, afkomst en geslacht 276
IX.3.3. De aanwezigheid van een psychische problematiek 278
IX.3.3.1. Mentale stoornissen 278
IX.3.3.2. De samenhang met de ontoerekeningsvatbaarheid en internering van een verdachte 280
IX.3.3.3. De samenhang met pro-Deogerechtigde verdachten 280
IX.3.4. Middelengebruik 281
IX.3.5. De lichamelijke toestand van de verdachte 282
IX.3.6. De vrijheidsberoving 283
IX.3.7. De omstandigheden en het verloop van het verhoor 284
IX.3.7.1. Het ervaren van stress omwille van het verhoord worden 284
IX.3.7.2. Het tijdstip en de duur van het verhoor 285
IX.3.7.3. De wijze waarop de verdachte wordt verhoord 286
IX.3.7.4. De bijstand door een raadsman als compenserende factor 287
IX.3.8. De betrokkenheid als verdachte in een strafprocedure 287
IX.3.9. De inhoud van de afgelegde verklaring en een eventuele (valse) bekentenis als nefaste uitkomst 288
IX.3.10. De terugkoppeling naar het theoretische kader: de interactieve en dynamische benadering van de mate waarin een verdachte zijn procedurele rechten kan uitoefenen 289
IX.4. De vaststelling van de kwetsbaarheid van een verdachte 291
IX.4.1. Inleiding 291
IX.4.2. De wijze waarop de kwetsbaarheid wordt vastgesteld tijdens het strafrechtelijk vooronderzoek 293
IX.4.2.1. Indicatoren tijdens een gesprek met de verdachte 293
IX.4.2.2. Informatie afkomstig van de betrokken politieambtenaren 301
IX.4.2.3. Het verhoor als informatiebron 302
IX.4.2.4. Contact met de familie van de verdachte 303
IX.4.2.5. Vaststellingen in het kader van bijstand tijdens andere onderzoeksdaden 304
IX.4.2.6. De inzage in het dossier 305
IX.4.3. Enkele randvoorwaarden en belemmeringen voor de vaststelling van de kwetsbaarheid van een verdachte 310
IX.4.3.1. Mensenkennis, aanvoelen en ervaring als leidmotief en de beperkte aandacht voor de kwetsbaarheid van verdachten in de opleiding 310
IX.4.3.2. De motivatie en interesse van de raadsman 314
IX.4.3.3. De afstand van het recht op bijstand door een advocaat 315
IX.4.4. De vaststelling van de kwetsbaarheid van een verdachte als gedeelde verantwoordelijkheid? 317
IX.4.4.1. De vaststelling van de kwetsbaarheid van een verdachte als onderdeel van het takenpakket van de advocaat van de verdachte 317
IX.4.4.2. De politie als bekwame behulpzame partner? 319
IX.5. De door advocaten genomen maatregelen bij de vaststelling van een kwetsbaarheid van hun cliënt 320
IX.5.1. De ten aanzien van de cliënt genomen maatregelen 321
IX.5.2. De in het kader van een verhoor genomen maatregelen 322
IX.5.3. Het vragen van bijkomende onderzoekshandelingen 327
IX.5.4. De verhouding met de politionele en justitiële actoren als belangrijke factor 327
IX.6. Besluit 329
Hoofdstuk X. Besluit bij deel III 335
X.1. De vroegtijdige vaststelling van de kwetsbaarheid van een verdachte: een moeilijke, maar noodzakelijke taak van de advocaat 335
X.2. De noodzaak van een leidraad voor de vaststelling van de kwetsbaarheid van een verdachte 337
Deel IV. Een leidraad voor de vaststelling van de kwetsbaarheid van een verdachte in het kader van een strafrechtelijk vooronderzoek
Hoofdstuk XI. De constructie van de leidraad: een theoretische, juridische en praktische benadering 341
XI.1. De gehanteerde methode voor de constructie van de leidraad: een integratie van de juridische, (rechts)psychologische en empirische perspectieven 341
XI.2. Bestaande instrumenten als referentiekader voor de constructie van de leidraad 342
XI.2.1. Psychologische instrumenten 342
XI.2.1.1. De vaststelling van specifieke mentale stoornissen 342
XI.2.1.2. De vaststelling van de geschiktheid om te worden verhoord 348
XI.2.1.3. Het meten van aan het verhoor gerelateerde persoonlijkheidstrekken 353
XI.2.1.4. De vaststelling van de geschiktheidomterecht te staan 355
XI.2.1.5. De aandacht voor het veinzen van symptomen 357
XI.2.2. Instrumenten ontwikkeld ten behoeve van politieambtenaren 360
XI.2.3. Specifiek voor de raadsman ontwikkelde tools als hulpmiddel voor de identificatie van de kwetsbaarheid van de verdachte 362
XI.2.3.1. Een richtsnoer voor het vaststellen van de kwetsbaarheid van de verdachte 362
XI.2.3.2. De toolkit van The Advocate’s Gateway 365
XI.2.3.3. De Nederlandse handreiking LVB voor strafrechtadvocaten 367
XI.2.3.4. De aandacht voor de kwetsbaarheid van een verdachte in de opleiding van advocaten in België 368
XI.2.4. De meerwaarde en de beperkingen van de bestaande instrumenten 371
XI.3. De inhoud van de leidraad voor de vaststelling van de kwetsbaarheid van een verdachte 372
XI.3.1. De vorm en structuur van de leidraad 373
XI.3.2. De in de leidraad opgenomen indicatoren 374
XI.4. Besluit 379
Hoofdstuk XII. Een eerste indicatie van de toepasbaarheid en de meerwaarde van de leidraad voor de vaststelling van de kwetsbaarheid van een verdachte 381
XII.1. Het opzet van een eerste toetsing van de meerwaarde van de leidraad 381
XII.2. De gehanteerde methode 382
XII.2.1. Input van de beoogde doelgroep als uitgangspunt 382
XII.2.2. Een kwalitatieve benadering: de keuze voor een focusgroep 382
XII.2.3. Sleutelfiguren als participanten 383
XII.2.4. Het verloop van de focusgroep 384
XII.2.5. De analyse van de verkregen informatie 386
XII.3. De uitkomst: de praktische relevantie van de leidraad 387
XII.3.1. De doelstelling en praktische toepassing van de leidraad 387
XII.3.2. De mate waarin de in de leidraad opgenomen indicatoren volledig en duidelijk zijn 389
XII.3.3. De lay-out en opbouw van de leidraad 392
XII.4. Een aangepaste versie van de leidraad in navolging van de eerste toetsing 393
XII.5. Besluit 393
Hoofdstuk XIII. Besluit bij deel IV 395
XIII.1. De meerwaarde van een nieuw instrument om de vaststelling van de kwetsbaarheid van verdachten te faciliteren 395
XIII.2. Enkele beschouwingen met het oog op een nadere toetsing van de leidraad 397
Deel V. Algemeen besluit
Hoofdstuk XIV. De onderzoeksvragen beantwoord 401
XIV.1. De conceptualisering van kwetsbaarheid in strafprocedures 401
XIV.2. De vaststelling van kwetsbaarheid door de raadsman van de verdachte 402
Hoofdstuk XV. Naar een adequate benadering van kwetsbaarheid in strafprocedures 405
XV.1. Beleidsmatige en praktische implicaties van het onderzoek 405
XV.2. Suggesties voor toekomstig onderzoek in het licht van de meerwaarde en beperkingen van het gevoerde onderzoek 414
Bibliografie 419
Bijlage. De leidraad voor de vaststelling van de kwetsbaarheid van een verdachte 463
Anderen die dit boek kochten, kochten ook
Net verschenen
Rubrieken
- aanbestedingsrecht
- aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht
- accountancy
- algemeen juridisch
- arbeidsrecht
- bank- en effectenrecht
- bestuursrecht
- bouwrecht
- burgerlijk recht en procesrecht
- europees-internationaal recht
- fiscaal recht
- gezondheidsrecht
- insolventierecht
- intellectuele eigendom en ict-recht
- management
- mens en maatschappij
- milieu- en omgevingsrecht
- notarieel recht
- ondernemingsrecht
- pensioenrecht
- personen- en familierecht
- sociale zekerheidsrecht
- staatsrecht
- strafrecht en criminologie
- vastgoed- en huurrecht
- vreemdelingenrecht