De Javaanse Isah groeit kort na 1850 op binnen de paleismuren van de sultan. Als ondergeschikte welteverstaan, als dochter van de naaister, die kunstige patronen maakt met de batikpen. Zoals alle inlandse meisjes zal Isah worden uitgehuwelijkt aan een Javaan. Maar Isah denkt daar anders over. Tot verdriet van haar moeder werpt ze zich letterlijk in de armen van een Nederlandse officier die maar wat graag van haar diensten gebruik maakt, in alle betekenissen van het woord.
Hij was de enige niet: heel wat Nederlandse mannen leefden in die tijd samen met inlandse jonge vrouwen. 's Nachts deelden ze het bed, overdag waren de meisjes gedienstigen, huishoudsters, onderworpen aan de strenge hiërarchie van het koloniale leven van die tijd. En natuurlijk kwamen daar kinderen van. Die vervolgens niet geëcht werden. Want thuis in Nederland wachtte de verloofde, met wie op zeker moment netjes getrouwd werd. Met achterlating van de onwettige, ‘dus' niet-bestaande kinderen. En de bijvrouw.
Zo verging het ook Isah, inmiddels moeder van twee dochters. Ze werd in de steek gelaten door haar droomofficier. Schrijnend, maar prachtig verteld, is het verhaal hoe ze als baboe van haar eigen kinderen, in dienst van een Nederlands echtpaar, haar dochters uiteindelijk uit het oog verliest.
Een aangrijpend en confronterend staaltje koloniaal verleden.
Over Marjan Maandag
Marjan Maandag is redacteur bij Managementboek.