Er zijn massa's technologiebedrijven die elkaar keihard beconcurreren. Waarom is juist de strijd tussen Google en Apple zo relevant?
Omdat Apple en Google met hun technologie uiteindelijk de eindgebruikers van het mobiele internet controleren. Bedrijven als Facebook of Amazon zijn enorm machtig, maar om te kunnen werken op een smartphone hebben ze toch een app nodig uit de Apple-store of de Android-winkel van Google. Zowel Apple als Google zijn bereid om die machtspositie uit te buiten, ook al zullen ze dat niet in zoveel woorden zeggen.
Toch zijn Apple en Google op het eerste gezicht geen directe concurrenten. In sommige opzichten lijken ze zelfs complementair.
Ze begonnen inderdaad als vrienden. In 2006 zat Google-topman Eric Schmidt zelfs in de raad van bestuur van Apple. Samen zouden ze aartsvijand Microsoft gaan aanpakken, die net de eerste schreden had gezet op het gebied van mobiele telefonie. Maar dat veranderde allemaal toen Google eind 2007 het besturingssysteem Android introduceerde. Daarmee sprong het zonder enige terughoudendheid in het vaarwater van Apples iPhone.
Wat staat er eigenlijk op het spel?
Het gaat in essentie om het bouwen van het televisienetwerk van de 21e eeuw. Google en Apple controleren in de Verenigde Staten al meer eyeballs dan de conventionele netwerken, kabelzenders en Hollywood-studio's gecombineerd. Het zou me niets verbazen als ze zich serieus gaan richten op het produceren van hun eigen content. Apple en Google beschikken samen over 200 miljard dollar aan cash. Daarmee kunnen ze letterlijk half Hollywood opkopen. Om je een indruk te geven: online videodienst Netflix heeft honderd miljoen dollar uitgegeven om de eerste twee seizoenen van de serie House of Cards te maken. Apple en Google zouden met gemak tien van die series kunnen maken zonder het bedrag ook maar te missen.
De markt voor content bedraagt alleen al in de Verenigde Staten 250 miljard dollar. Groot genoeg voor twee bedrijven, zou je zeggen.
Waar beide ondernemingen zich zorgen om maken, is dat deze concurrentieslag een winner take all game is, net zoals dat met eerdere technologieoorlogen ook is gebeurd. Kijk naar de strijd tussen Apple en Microsoft in de jaren tachtig, tussen Google en Yahoo om de dominantie in de zoekmarkt, of tussen Facebook, Friendster en Myspace op het gebied van sociale netwerken. Elke keer bleef er uiteindelijk maar één bedrijf over die écht sectorbepalend was.
Dan is het toch vreemd dat Google-topman Eric Schmidt in het bestuur van Apple zat. Was Apple-oprichter Steve Jobs niet gewoon naïef?
Ik ben bang dat Jobs het antwoord op die vraag met zich mee het graf heeft ingenomen. Ik denk zeker dat veel topmanagers van Apple destijds dachten dat Schmidt een spion was. Aan de andere kant weet ik niet hoe serieus Jobs het Android-programma nam. We hebben het hier over 2006, toen het nog niet eens duidelijk was of de iPhone überhaupt zou aanslaan. Google experimenteerde in die jaren wel vaker met nieuwe technologieën, in de veronderstelling dat daarvan maar een klein percentage zou aanslaan. Jobs dacht bovendien dat Google-oprichters Larry Page en Sergei Brin zijn vrienden waren en dat ze hem als een mentor zagen. Als hij niet zo ernstig ziek zou zijn geweest, had hij waarschijnlijk eerder ingezien dat ze hem in de rug staken. Maar op dat moment had hij Google meer nodig dan andersom. Zonder de apps voor Googles search, Google maps en Youtube zou de iPhone waarschijnlijk nooit zijn aangeslagen.
Apple en Google liggen al sinds 2007 in de clinch. Welke vorm heeft het conflict aangenomen?
De strijd wordt op verschillende fronten gevoerd. Enerzijds indirect, bijvoorbeeld in de vorm van een patentenoorlog tussen Apple en Samsung, wiens smartphones op Android draaien. Google en Apple kapen daarnaast elkaars meest getalenteerde werknemers af, en voeren ook een oorlog over hun hardware en software. Zo maakt Apple het voor consumenten steeds lastiger om Google-apps te gebruiken, en gaat Google via de overname van Motorola zijn eigen smartphones ontwerpen. Google is bovendien al heel voorzichtig bezig om via Youtube aan eigen content te werken. Ik hoop dat Apple ook met iets groots bezig is om daar een tegenwicht aan te bieden. Via iets als Apple-tv zou het bedrijf bijvoorbeeld alle content op één platform kunnen aanbieden. Daarmee zou het een eind kunnen maken aan de fragmentatie binnen de online videowereld.
Is daar een indicatie voor?
Nee, en dat baart me ergens wel zorgen. Als Apple aan iets groots zou werken, dan zou er zeker al iets van zijn uitgelekt, al was het alleen maar via de betrokken Hollywood-studio's of de toeleveranciers in China. Maar op dit moment is er niets dat suggereert dat er iets op stapel is.
U denkt dat Apple aan het kortste eind trekt?
Laat ik voorop stellen dat de toekomst van Apple allerminst bedreigd wordt. Het bedrijf beschikt over 150 miljard dollar aan cash, en iPhones gaan nog steeds als zoete broodjes over toonbank. Maar zonder Jobs is het zeker een ander bedrijf dan voorheen. Niet omdat ik denk dat de nieuwe Apple-CEO Tim Cook geen briljante manager is, maar omdat Jobs als oprichter meer geloofwaardigheid had. Dat stelde hem in staat om risico's te nemen die professionele managers normaliter proberen te mijden. Met Larry Page en Sergei Brin heeft Google wat dat betreft de beste kaarten in handen.
Tenzij Amazon óók smartphones gaat maken.
Of als Microsoft met een nieuw initiatief komt. Dat is wat deze strijd onderscheidt van de andere platform-oorlogen. Google en Apple staan elkaar zo naar het leven dat ze nauwelijks nog aandacht hebben voor de rest van het concurrentieveld. Het zou inderdaad zomaar kunnen dat een derde partij er met de overwinning vandoor gaat.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.