Shiller (1946), hoogleraar aan Yale University, toonde in de jaren tachtig aan dat het mogelijk is om aandelenkoersen op de lange termijn te voorspellen, doordat prijzen worden beïnvloed door onderliggend dividend. Hij schreef daarnaast ook boeken over gedragseconomie.
Hieronder een interview dat Shiller in 2009 had met Managementboek Magazine naar aanleiding van zijn boek Animal Spirits.
Robert Shiller: ‘De meeste economen snappen niets van psychologie’
Gedragseconoom Robert Shiller betoogt in zijn boek Animal Spirits dat economisch gedrag zich niet laat voorspellen. Omdat een crisis soms verlamt, en in andere gevallen mensen juist energie geeft, staan economen continu voor verrassingen. ‘Slimme mensen kunnen hele domme dingen doen.’
U stelt dat mensen irrationele wezens zijn die zich grillig gedragen. Is dat niet een heel erg voor de hand liggende stelling?
Als iets voor de hand ligt wil dat nog niet zeggen dat het ook waar is. Professionele economen zijn geneigd om wat algemeen aanvaard is te verwerpen, om vervolgens onder de oppervlakte op zoek te gaan naar een diepere waarheid. In dit geval denk ik echter dat het voor de hand liggende inderdaad klopt. Als de economische crisis ons één ding heeft laten zien dan is het dat mensen zich laten leiden door wat John Maynard Keynes animal spirits noemt: een spontane drang tot handelen die niet altijd voortkomt uit logische afwegingen.
Toch zijn economen er decennialang vanuit gegaan dat het consumentengedrag zich laat voorspellen. Waarom heeft dit idee zo lang gedomineerd?
Het heeft veel te maken met de verregaande specialisering van het wetenschappelijk denken. Gedragseconomen die een interdisciplinaire benadering volgen zijn relatief zeldzaam. Op de meeste universiteiten is bijvoorbeeld maar weinig wisselwerking tussen psychologen, sociologen en economen. Als gevolg daarvan zijn wetenschappers soms gevangenen van hun eigen referentiekader. Dat zie je bijvoorbeeld bij medici, waarbij specialisten de neiging hebben om de ziekte waar ze het meest vanaf weten het vaakst te diagnosticeren. Dergelijke denkpatronen zijn zo krachtig dat veel economen zelfs in het huidige klimaat weigeren om bepaalde pyschologische verschijnselen voor waar aan te nemen. De oude garde blijkt van de voorspelbaarheid van markten een levenswerk te hebben gemaakt. Voor bijvoorbeeld een vastgoedzeepbel, zoals we die het afgelopen jaren hebben gezien, is daarin geen plaats.
Dat klinkt bijna religieus.
Dat is het ook. Er kleeft een emotionele dimensie aan deze manier van denken. De rationele consument was een heilige koe die tal van economen een identiteit verschafte. Dat zelfbeeld loopt gevaar als zij nu ineens moeten toegeven dat psychologische factoren eveneens een rol spelen.
De meeste religies bieden echter pas zekerheid na de dood. Om te bewijzen of huizenprijzen werkelijk altijd stijgen hoefden economen alleen te kijken naar historische data.
Sla de historische huizenprijsindex van Piet Eichholtz van de Universiteit van Maastricht er maar op na. Die gaat terug tot 1628 en laat in één oogopslag zien dat vastgoedzeepbellen van alle tijden zijn.
Hoe zit het met de bonuszeepbel?
Animal spirits zijn ook de reden dat veel werkgevers teveel betalen voor hun personeel. Het kopen van arbeid is namelijk niet hetzelfde als het kopen van bijvoorbeeld aardappelen. Je hebt immers te maken met mensen met een vrije wil, waarvan de werkmentaliteit afhangt van subjectieve factoren, zoals arbeidsvreugde en de vraag of ze hun contract als eerlijk beschouwen. Veel bedrijven bieden een hoger salaris dan strikt noodzakelijk, omdat ze denken dat ze daarmee een loyale en toegewijde werknemer krijgen. Mijn vrouw staat het me bijvoorbeeld niet toe dat ik de marktprijs betaal voor de babysitter. Het gaat per slot van rekening om ons kind, die we toevertrouwen aan een vreemde. Dus betalen we wat meer, zodat we met een gerust hart uit eten kunnen gaan. Dat principe werkt ook in de financiële wereld. Als één bank besluit om haar beste mensen boven de marktprijs te belonen, dan zal de rest zich gedwongen voelen om te volgen.
De mythe van de calculerende en rationele mens is wat u betreft doorgeprikt. Zal dat besef de wereld veranderen?
Dat hangt af van de lengte en diepte van de recessie. Als de bodem nu al bereikt is, en daar begint het in ieder geval in de Verenigde Staten op te lijken, blijft alles waarschijnlijk bij het oude. Fundamenteel is er in de financiële wereld niets veranderd. Het voornemen om door middel van een speciaal adviesorgaan toezicht te houden op systemische risico’s in het bankwezen heeft bijvoorbeeld weinig zin.
Waarom niet?
Omdat een dergelijk initiatief geen bescherming biedt tegen groepsdenken. Dat is de reden dat zelfs de meest intelligente mensen het probleem niet zagen aankomen. Economen dachten een paar jaar geleden bijna unaniem dat vastgoedzeepbellen een mythe waren. Ze stonden zelfs niet open voor de mogelijkheid dat de huizenprijzen zouden kunnen dalen. Vergelijk het met de groepsdynamiek die leidde tot de invasie van de Varkensbaai in de jaren zestig. Het besluit van president Kennedy om Cuba niet aan te vallen met een professioneel leger, maar met een groepje expats dat in de jungle was getraind, was op zijn zachtst gezegd nogal stompzinnig. Maar sceptici werden door de omgeving van Kennedy met klem verzocht om hun twijfels voor zich te houden, omdat afwijkende meningen slecht zouden zijn voor het beslissingsproces. Financiële hervormingen die niet zijn ontworpen om dit soort animal spirits de kop in te drukken, zijn gedoemd te mislukken.
Ondertussen is Wall Street actief bezig om elke vorm van regulering te blokkeren.
Sommige mensen zijn nog steeds gebaat bij de status quo. Dat is een verschil met de crisis van de jaren dertig. Toen was de volkswoede zo groot, dat constructieve hervormingen wél kans maakten. De oprichting van de beursautoriteit Securities and Exchange Commission ondervond aanvankelijk veel weerstand vanuit Wall Street, maar bleek uiteindelijk een zegen voor de financiële markten.
Dus de animal spirits hebben zich in dat opzicht niet krachtig genoeg geroerd?
Misschien niet, nee.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.