Zwaartepunten van het vermogensrecht
Samenvatting
Kwesties omtrent het vermogensrecht doen zich in het dagelijks leven volop voor. Deze titel bevat een grondige uiteenzetting van de kern van het vermogensrecht. De uitgave richt zich primair op beginners in de rechtenstudie. Gevorderde juristen gebruiken haar om hun kennis op te frissen.
De 11e editie van Zwaartepunten van het vermogensrecht vormt een stevige basis voor een verdere bestudering van het vermogensrecht. Door de snelle ontwikkelingen in het vermogensrecht is deze nieuwe druk noodzakelijk. U vindt hierin nieuwe wetgeving en rechtspraak verwerkt. De teksten zijn bovendien herzien en bijgewerkt met de actuele stand van zaken. De auteur besteedt veel aandacht aan de opbouw van de inhoud. De tekst is stap voor stap opgebouwd om de lezer vertrouwd te maken met het vermogensrecht. Ook wanneer u nog niet bekend bent met dit onderwerp, helpen de duidelijk omschrijving van vaktermen, illustraties en voorbeelden snel thuis te worden in de materie.
Na een inleidend hoofdstuk, vindt u in het eerste deel een overzicht van het goederenrecht. Het tweede deel besteedt aandacht aan het verbintenissenrecht.
Aan de orde komen onder andere: Absolute rechten, Eigendom, Bezit, Overdracht, Derdenbescherming, Levering, Verjaring, Beperkte genotsrechten, Zekerheidsrechten, Bronnen van verbintenissen, Rechtshandeling, Totstandkoming overeenkomsten, Nietigheid, Vernietigbaarheid, Uitleg en uitvoering, Gevolgen tekortschieten, Onrechtmatige daad, Kwalitatieve aansprakelijkheid, Schade, Natuurlijke verbintenissen.
Hoewel de titel zich in het bijzonder richt op beginners in de rechtenstudie, grijpen vele gevorderde juristen er geregeld op terug om snel kennis op te frissen. Deze uitgave, die inmiddels zijn grote waarde in de praktijk van het onderwijs heeft bewezen, vormt een stevige basis voor een verdere bestudering van het vermogensrecht.
Specificaties
Inhoudsopgave
1.1 Vermogen en vermogensrecht 1
1 Vermogen 1
2 Vermogensrecht 1
3 Goederenrecht en verbintenissenrecht 2
4 Verschil in soort subjectieve rechten 2
5 Goederenrecht en verbintenissenrecht zijn niet van elkaar te scheiden 3
1.2 Opzet boek 3
6 Opzet van dit studieboek 3
1.3 Regeling van het vermogensrecht in het BW 4
7 Het BW 4
8 Inhoud van het BW 4
9 Gelaagde structuur van het vermogensrecht: algemene en bijzondere delen 6
10 Schakelbepalingen 7
Deel 1: Goederenrecht
2 Absolute rechten op goederen 11
2.1 Eigendom 11
2.1.1 Inleiding 11
11 Het meest omvattende recht op een zaak 11
2.1.2 De eigenaar komt het vrije genot van zijn zaak toe 11
12 De eigenaar kan anderen van het genot van de zaak uitsluiten 11
13 De eigenaar kan ook anderen het genot van de zaak toestaan 11
2.1.3 De eigenaar komt de bevoegdheid toe om over zijn zaak te beschikken 12
14 De eigenaar is met uitsluiting van anderen bevoegd om over de zaak te beschikken 12
15 De eigenaar kan het beschikkingsrecht ook door een ander laten uitoefenen 12
2.1.4 Beperkingen aan het recht van de eigenaar 12
16 Inleiding 12
17 Beperking van het recht van de eigenaar door rechten van anderen 12
18 Beperking van het recht van de eigenaar door de wet 12
19 Beperking van het recht van de eigenaar door het ongeschreven recht 13
20 Misbruik van (eigendoms)recht 13
21 Hinder 14
22 Misbruik van eigendomsrecht en hinder kennen dikwijls ook een verbintenisrechtelijk aspect 15
2.1.5 Het eigendomsrecht is een absoluut recht 15
23 Inleiding 15
24 Exclusief karakter 15
25 Zaaksgevolg/droit de suite 16
26 Separatist in faillissement/droit de préférence 16
2.1.6 Het recht van de eigenaar is een absoluut subjectief vermogensrecht op een zaak 17
27 Inleiding 17
28 Het recht van de eigenaar is een subjectief recht 17
29 Het recht van de eigenaar is een vermogensrecht 17
30 Het recht van de eigenaar is een absoluut recht 18
31 Het recht van de eigenaar heeft een zaak als object 18
32 Het recht van de eigenaar is een zakelijk recht 19
2.1.7 Eigendom is een voorbeeld van een absoluut recht op een goed 19
33 Het begrip zaak 19
34 Zaak is onderdeel van het begrip goed 20
35 In eigendom hebben en toebehoren aan, eigenaar en rechthebbende 20
36 De rechthebbende heeft een absoluut recht op het goed 20
2.2 Beperkte rechten 20
2.2.1 Beperkte zakelijke rechten 20
37 Beperkte rechten op zaken 20
2.2.2 Beperkte rechten die geen zakelijke rechten zijn 21
38 Beperkte rechten op goederen die geen zaak zijn 21
39 Vruchtgebruik 21
40 Pand en hypotheek 22
2.2.3 Een beperkt recht op een goed heeft absolute werking 22
41 Absolute werking beperkte rechten 22
42 Zaaksgevolg/droit de suite 23
43 Separatist in faillissement/droit de préférence 23
2.2.4 Prioriteitsregel 24
44 Bij beperkte rechten gaat het oudere voor het jongere 24
2.2.5 De beperkte rechten vormen een gesloten systeem 24
45 Slechts vestiging van de in de wet genoemde beperkte rechten mogelijk 24
2.3 Absolute vermogensrechten 25
2.3.1 Absolute vermogensrechten op goederen 25
46 Absolute rechten op goederen 25
2.3.2 Absolute vermogensrechten die niet op goederen rusten 25
47 In andere wetten geregelde absolute rechten 25
48 Object is geen goed 26
2.4 Schematische samenvatting van de subjectieve vermogensrechten en hun objecten 27
49 Schema subjectieve vermogensrechten 27
2.5 Zaken- en goederenrecht 27
50 Het zakenrecht bestaat uit de regels betreffende de zakelijke rechten 27
51 De regels betreffende absolute rechten op goederen heten het goederenrecht 28
3 Verkrijging en verlies van goederen 29
3.1 Inleiding 29
52 Terreinverkenning 29
3.2 Verkrijging onder algemene titel tegenover verkrijging onder bijzondere titel 29
53 Inleiding 29
54 Verkrijging onder algemene titel: opvolging in een vermogen 29
55 Verkrijging onder bijzondere titel: verwerving een bepaald goed 30
3.3 Gesloten stelsel van verkrijging en verlies van goederen 31
56 Gesloten stelsel van verkrijging van goederen 31
57 Gesloten stelsel van verlies van goederen 32
3.4 Originaire verkrijging tegenover derivatieve verkrijging 32
58 Inleiding 32
59 Bij derivatieve verkrijging verwerft men een recht van een rechtsvoorganger 32
60 Bij originaire verkrijging verwerft men een nieuw recht 33
3.5 Het verschil tussen een zakelijk recht en een persoonlijk recht 33
61 Inleiding 33
62 Casus 1 33
63 Casus 2 34
3.6 Het verschil tussen een zakelijke verplichting en een persoonlijke verplichting 34
64 Inleiding 34
65 Casus 3 35
66 Geen verschil tussen partijen 35
67 Geen verschil tussen verkrijgers onder algemene titel van één of van beide partijen 35
68 Geen verschil bij overgang onder bijzondere titel van het erf ten behoeve waarvan het recht is bedongen 35
69 Wel verschil bij overgang onder bijzondere titel van het erf ten laste waarvan het recht is bedongen 37
70 Conclusie 38
3.7 Kwalitatieve rechten en kwalitatieve verplichtingen 38
3.7.1 Inleiding 38
71 Verbonden aan de kwaliteit van rechthebbende 38
72 Alleen bij derivatieve verkrijgingen 38
3.7.2 Kwalitatieve rechten 38
73 Kwalitatief recht: een relatief recht met droit de suite 38
3.7.3 Kwalitatieve verplichtingen 39
74 Kwalitatieve verplichting: een relatieve verplichting met droit de suite 39
75 Kwalitatieve verplichtingen krachtens de wet: verhuur en pacht 39
76 Kwalitatieve verplichting uit overeenkomst: art. 6:252 40
4 Werking tegen derden en publicatie 43
4.1 Algemeen 43
77 Inleiding 43
78 Publicatie-eis 43
79 Geen sluitend publicatiesysteem 44
4.2 Registergoederen en de openbare registers betreffende registergoederen 44
80 Inleiding 44
81 Het begrip registergoed 44
82 Welke registergoederen kennen we? 44
83 Voorbeelden van niet-registergoederen 45
84 De openbare registers betreffende registergoederen 46
4.3 Andere openbare registers en publicatiemethoden 47
85 Andere openbare registers dan die voor registergoederen 47
86 Andere publicatiemethoden dan publicatie in de openbare registers 47
87 Geen volledig overzicht 48
4.4 Voldoen onze privaatrechtelijke publicaties in de praktijk? 48
88 Het antwoord is gedeeltelijk bevestigend en gedeeltelijk ontkennend 48
89 Niet-raadpleging openbare registers komt voor risico derde 48
90 Beschermingsbepalingen bij ontbreken publiciteit 49
91 Kenbaarheid kwalitatieve verplichtingen 50
5 Bezit 51
5.1 Inleiding 51
92 Bezit is geen eigendom 51
5.2 Bezit en detentie 51
93 Houden van een goed 51
94 Houden als bezitter en als detentor 52
95 Beoordelingsmaatstaf: houden voor zichzelf of voor een ander 53
96 Bezitsdaden kunnen feitelijke handelingen of rechtshandelingen zijn 53
97 Houden is niet hetzelfde als onder zich hebben 53
98 Bezit en detentie kunnen beide onmiddellijk of middellijk zijn 54
99 De rechthebbende heeft recht op het bezit van het goed 54
100 Bezit is ook van andere goederen dan zaken mogelijk 54
5.3 Nadere wettelijke regels voor de vaststelling van bezit 55
101 Inleiding 55
102 De houder wordt vermoed bezitter te zijn 55
103 Verkrijging als detentor of als bezitter 55
104 Houder kan zich niet tot bezitter maken 56
5.4 Bezitsverkrijging en bezitsverlies 57
105 Inleiding 57
106 Inbezitneming 57
107 Bezitsoverdracht 57
108 Opvolging onder algemene titel 58
109 Bezitsverlies 58
5.5 Bezit te goeder trouw 58
110 Inleiding 58
111 Bezit te goeder trouw en niet te goeder trouw 58
112 Maatstaf goede trouw 59
113 Onderzoeksplicht 59
114 Doorslaggevend is het tijdstip van bezitsverkrijging 60
115 Goede trouw wordt vermoed aanwezig te zijn 60
5.6 Rechtsgevolgen van bezit 61
5.6.1 Inleiding 61
116 Verspreid over de wet 61
5.6.2 De processuele functie van bezit 61
117 De bezitter wordt vermoed rechthebbende te zijn 61
118 De houder wordt vermoed bezitter te zijn, de bezitter wordt vermoed rechthebbende te zijn 61
119 Voor registergoederen geldt een uitzondering 62
5.6.3 Leveringsfunctie bij roerende zaken, niet-registergoederen 62
120 Levering van roerende zaken geschiedt als regel door bezitsverschaffing 62
5.6.4 Rechtsverschaffende functie bij verkrijging door verjaring 63
121 Een bezitter kan door verkrijging door verjaring eigenaar worden 63
5.6.5 Vergoedingsrechten van de bezitter tegenover de rechthebbende 63
122 Omvang van het vergoedingsrecht is afhankelijk van de aard van het bezit 63
5.6.6 Bezitsbescherming 64
123 Bezitsactie 64
5.6.7 Bijzondere aansprakelijkheden 64
124 De bezitter is soms kwalitatief aansprakelijk 64
6 Overdracht 67
6.1 Inleiding 67
125 Terreinverkenning 67
126 De begrippen overdracht en levering 67
127 Overdracht veronderstelt overdraagbaarheid 67
128 Overdrachtsvereisten 68
6.2 Beschikkingsbevoegdheid 69
6.2.1 Het begrip beschikkingsbevoegdheid 69
129 Beschikken is het vervreemden of bezwaren van een goed 69
6.2.2 De rechthebbende is beschikkingsbevoegd, tenzij … 69
130 Regel is dat (alleen) de rechthebbende beschikkingsbevoegd is 69
131 Op het goed drukt een beperkt recht 70
132 Bewind 70
133 Faillissement 71
134 Bijzonder beslag 71
135 Een zijstap, wat is beslag? 71
136 Conservatoir beslag 72
137 Executoriaal beslag 72
138 Derdenbeslag 73
139 Beslag versus beperkt zekerheidsrecht 73
6.2.3 Een niet-rechthebbende is niet beschikkingsbevoegd, tenzij … 73
140 Een niet-rechthebbende is als regel beschikkingsonbevoegd 73
141 Krachtens een rechtshandeling bevoegd 74
142 Krachtens de wet bevoegd 74
6.2.4 Levering door een niet-beschikkingsbevoegde. Rechtsgevolg? 74
143 Ondanks beschikkingsonbevoegdheid komt soms toch overdracht tot stand 74
6.3 Een geldige titel voor overdracht 75
6.3.1 Het begrip overdrachtstitel 75
144 Titel 75
145 Voorbeelden van overdrachtstitels 75
6.3.2 De titel moet geldig zijn: de overdracht is ‘causaal’ 76
146 Causaal stelsel 76
6.3.3 Gevallen van ongeldige titels 77
147 Inleiding 77
148 Van aanvang af ongeldige titels 78
149 Achteraf ongeldige titels 78
150 De bijzondere ongeldige titels van art. 3:84 lid 3 79
6.3.4 Gevolgen ongeldige titel bij doorlevering door de verkrijger 80
151 De derde-verkrijger heeft van een beschikkingsonbevoegde verkregen 80
6.3.5 Gevolgen ongeldige titel in faillissement van de verkrijger 80
152 Vervreemder is separatist 80
6.3.6 Voldoende bepaaldheid bij de titel 81
153 Het over te dragen goed dient voldoende bepaald te zijn 81
154 Ook voor de levering is voldoende bepaaldheid vereist 81
6.4 Levering 82
6.4.1 Het leveringsvereiste 82
155 Voor overdracht is levering vereist 82
6.4.2 Wijzen van levering 82
156 In afdeling 3.4.2 geregelde wijzen van levering 82
157 Buiten afdeling 3.4.2 geregelde wijzen van levering 84
6.4.3 Goederenrechtelijke overeenkomst 84
158 Terreinverkenning 84
159 De eis van een goederenrechtelijke overeenkomst is praktisch zonder belang 85
7 Derdenbescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid 87
7.1 Inleiding 87
160 Terreinverkenning 87
7.2 Derdenbescherming door art. 3:86 87
7.2.1 De regel van art. 3:86 lid 1 87
161 Overzicht 87
7.2.2 Ratio van de regel van art. 3:86 lid 1 88
162 Houderschap legitimeert 88
7.2.3 Voor welke goederen en leveringen geldt de regel van art. 3:86 lid 1? 89
163 Voor welke goederen geldt art. 3:86 lid 1? 89
164 Voor welke leveringen geldt art. 3:86 lid 1? 89
7.2.4 Goede trouw van de derde-verkrijger 90
165 Alleen bescherming bij goede trouw/maatstaf goede trouw 90
166 Onder omstandigheden onderzoeksplicht 91
167 Onderzoek en onderzoeksresultaat 93
168 De wegwijsplicht van art. 3:87 94
7.2.5 De derde-verkrijger moet het goed anders dan om niet geleverd hebben gekregen 95
169 Geen bescherming indien om niet verkregen 95
170 Wanneer anders dan om niet? 96
7.2.6 De zaak is van diefstal afkomstig: de uitzondering van lid 3 op lid 1 96
171 De bestolen eigenaar kan de zaak nog drie jaar als zijn eigendom opvorderen 96
172 Uitzondering op de uitzondering van lid 3 97
7.2.7 De zaak betreft een cultuurgoed 97
173 Bescherming cultuurbezit 97
7.2.8 De verhouding tussen eerste en tweede hand 97
174 Vaak zal de eerste hand de tweede hand kunnen aanspreken 97
7.2.9 Bescherming tegen beperkte rechten 97
175 Voor bescherming tegen beperkte rechten gelden dezelfde vereisten 98
7.2.10 Samenvatting bescherming door art. 3:86 99
176 Overzicht 99
7.3 Derdenbescherming door art. 3:88 99
177 Overzicht 99
178 Beperkte toepassing 100
8 Leveringswijzen 103
8.1 Inleiding 103
179 De wet schrijft dwingend de wijze van levering voor 103
8.2 Levering van roerende zaken, niet-registergoederen 103
8.2.1 Inleiding 103
180 Regel: levering van roerende zaken geschiedt door bezitsverschaffing 103
181 Maatstaf voor geslaagde bezitsverschaffing 104
182 Bezitsverschaffing tegenover bezitsoverdracht 104
8.2.2 Wijzen van bezitsverschaffing 107
183 Corporele bezitsverschaffing 107
8.2.3 De niet-corporele wijzen van bezitsoverdracht van art. 3:115 107
184 Inleiding 107
185 Constitutum possessorium 107
186 Minder sterke werking levering door een constitutum possessorium 108
187 Een detentor kan niet buiten de bezitter om door een constitutum possessorium leveren 108
188 Levering door een constitutum possessorium werkt niet tegen een ouder gerechtigde 109
189 Traditio brevi manu 110
190 Traditio brevi manu is door bezitter en detentor mogelijk 110
191 Traditio longa manu 110
192 Traditio longa manu is door bezitter en detentor mogelijk 111
193 Rechten van de derde-detentor 111
8.2.4 Bezitsverschaffing door middel van zakenrechtelijke papieren 113
194 Inleiding 113
195 Levering door middel van een cognossement 113
196 Levering door middel van een ceel 114
8.2.5 De uitzondering op de regel: soms levering door een akte 114
197 Probleemverkenning 114
198 Uitzondering op de regel: levering door middel van een akte 115
8.2.6 Derdenbescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder 115
199 Probleemverkenning 115
200 De vervreemder is een beschikkingsonbevoegde detentor 116
201 De vervreemder is een beschikkingsonbevoegde bezitter 116
202 Levering door middel van een akte als bedoeld in art. 3:95 117
203 Resumé 118
8.3 Levering van registergoederen 118
8.3.1 Inleiding 118
204 Levering van onroerende zaken 118
205 Levering van andere registergoederen dan onroerende zaken 118
206 Samengestelde handeling: beide elementen zijn constitutief 119
8.3.2 De akte van levering 120
207 Notariële akte van levering 120
208 Een zijstap, wat is een (notariële) akte? 120
209 Tussen partijen opgemaakt 120
210 Tot levering bestemd 121
211 Inhoud van de leveringsakte 121
212 De vervreemder wil niet meewerken 122
8.3.3 Inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers 122
213 Inschrijving is constitutief voor de levering 122
214 Bezitsverkrijging 122
8.3.4 De periode tussen het verlijden van de akte en de inschrijving 123
215 Probleemverkenning 123
216 Inschrijving van een tweede leveringsakte 123
217 Faillissement 123
218 Bijzonder beslag 124
8.3.5 De openbare registers voor registergoederen 124
219 Inschrijvingen betreffende registergoederen 124
220 Inschrijfbare feiten 124
221 Registerstelsel: negatief en onvolledig 125
222 Tegenwerpbaarheid en goede trouw 126
8.3.6 Derdenbescherming 127
223 Inleiding 127
224 Bescherming tegen onvolledigheid van de openbare registers 127
225 Beperkte bescherming tegen onjuistheid van de openbare registers 128
226 Beperkte bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid door art. 3:88 129
8.4 Levering van vorderingsrechten 129
8.4.1 Inleiding 129
227 Terreinverkenning 129
228 Persoonlijke rechten zijn er in soorten 130
229 Vorderingen op naam, toonder- en ordervorderingen 131
8.4.2 Levering van vorderingen op naam 131
230 Twee vormen: openbare en stille cessie 131
231 Basis voor beide vormen van cessie is een tot levering bestemde akte 131
232 Openbare cessie: mededeling aan de schuldenaar is constitutief 132
233 Stille cessie: geen mededeling, wel een authentieke of geregistreerde onderhandse akte vereist 133
234 Functie mededeling bij stille cessie 134
235 Onbekendheid van de schuldenaar hoeft levering niet in de weg te staan 134
236 De positie van de schuldenaar 135
8.4.3 Levering van toonder- en ordervorderingen 137
237 Levering met behulp van het papier 137
8.4.4 De gevolgen van overdracht van een vordering 138
238 In welke omvang gaat de vordering over? 138
239 De vordering gaat over, niet de gehele rechtsverhouding 139
240 Nevenrechten gaan mee over 139
241 Verweermiddelen 140
242 Verweermiddelen bij toonder- en ordervorderingen 141
8.4.5 Derdenbescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder 141
243 Bij vorderingen op naam: art. 3:88 141
244 Bij toonder- en ordervorderingen: art. 3:86 141
9 Verkrijging door verjaring 143
9.1 Inleiding 143
245 Het begrip verjaring 143
246 Twee categorieën verkrijging door verjaring 144
9.2 Verkrijgende verjaring krachtens art. 3:99 145
247 Vereisten voor verkrijgende verjaring krachtens art. 3:99 145
248 Alleen de bezitter kan door verjaring eigenaar worden 145
249 De bezitter dient te goeder trouw te zijn 147
250 Het bezit dient onafgebroken te zijn 147
251 Verjaringstermijnen 148
252 Verkrijgende verjaring treedt van rechtswege in 148
9.3 Verkrijging door verjaring krachtens art. 3:105 148
253 Verkrijging door verjaring door de bezitter niet te goeder trouw 148
254 Mogelijke vordering uit onrechtmatigde daad 150
10 Eigendomsverkrijgingen uit Boek 5 153
10.1 Inleiding 153
255 Andere wijzen van eigendomsverkrijging dan overdracht en verjaring 153
10.2 Eigendomsverkrijging door toe-eigening 153
256 Eigendomsverkrijging door toe-eigening alleen bij ‘res nullius’ 153
10.3 Eigendomsverkrijging bij gevonden zaken 154
257 Eigendomsverkrijging na een jaar door vinder te goeder trouw 154
10.4 Eigendomsverkrijging bij een gevonden schat 154
258 Schatvinding 154
10.5 Eigendomsverkrijging als gevolg van natrekking 155
259 Zaak en bestanddeel 155
260 Gevolgen bestanddeelvorming 156
261 Natrekking als ‘eigendomsverkrijging’ 158
10.6 Eigendomsverkrijging als gevolg van vermenging 159
262 Vermenging 159
10.7 Eigendomsverkrijging als gevolg van zaaksvorming 159
263 Zaaksvorming 159
10.8 Eigendomsverkrijging door vruchttrekking 160
264 Vruchttrekking 160
11 Beperkte rechten op goederen 161
11.1 Algemeen 161
265 Inleiding 161
266 (Gesloten systeem van) beperkte rechten 161
267 Genots- en zekerheidsrechten 161
268 Beperkte rechten hebben absolute werking 162
269 Afdeling 3.4.2 is van overeenkomstige toepassing 163
11.2 Verkrijging van beperkte rechten 163
270 Verkrijging door vestiging 163
271 Verkrijging door overdracht 164
272 Andere wijzen van verkrijging dan door vestiging en overdracht 165
11.3 Tenietgaan van beperkte rechten 165
273 Afstand van een beperkt recht 165
274 Andere wijzen van tenietgaan van beperkte rechten 165
11.4 Genotsrechten 166
11.4.1 Vruchtgebruik, gebruik en bewoning 166
275 Inleiding 166
276 Verval bij de dood van de (eerste) vruchtgebruiker 167
277 Bevoegdheid tot gebruik en verbruik 167
278 Rechten van gebruik en bewoning 168
11.4.2 Erfdienstbaarheid 168
279 Inleiding 168
280 Erfdienstbaarheid bestaat uit een dulden of niet doen 169
281 Retributie 169
282 In bijzondere gevallen kan de rechter de erfdienstbaarheid wijzigen of opheffen 170
283 Verplichte medewerking aan afstand 170
11.4.3 Erfpacht 170
284 Inleiding 170
285 Genot als eigenaar 171
286 Canon 172
287 Einde erfpachtrecht door tijdsverloop, opzegging of opheffing 172
11.4.4 Opstal 173
288 Inleiding 173
289 Zelfstandig en afhankelijk recht van opstal 173
290 Retributie 173
291 Overgang eigendom bij einde opstalrecht 174
11.4.5 Appartementsrecht 174
292 Inleiding 174
293 De splitsing 175
294 Splitsingsreglement 176
295 Vereniging van Eigenaars 176
296 Bevoegdheid tot vervreemden en bezwaren 177
11.4.6 Aanhangsel: burenrecht 177
297 Inleiding 177
298 Regelend recht 178
299 Mandeligheid 178
11.5 Zekerheidsrechten 179
300 Algemeen 179
12 Voorrang verschaffende rechten 181
12.1 Algemeen 181
301 Inleiding 181
302 De regel van de paritas creditorum 181
303 Het begrip voorrang 182
304 Gesloten systeem van voorrangsrechten 182
12.2 Voorrechten 183
305 Karakter/gesloten systeem van voorrechten 183
12.3 Pand en hypotheek 184
12.3.1 Inleiding 184
306 Omschrijving 184
307 Karakter 184
308 Object 186
12.3.2 (Stil) pandrecht op roerende, niet-registerzaken en toonder- en orderpapieren 186
309 Wijze van vestiging 186
310 Soms achterstelling stil pandrecht 187
311 Vervreemding/dubbele verpanding 187
312 Uitoefening 188
313 Toe-eigeningsverbod 189
12.3.3 (Stil) pandrecht op vorderingen op naam 189
314 Wijze van vestiging 189
315 Vervreemding/dubbele verpanding 189
316 Uitoefening 190
317 Positie schuldenaar verpande vordering 190
318 Toe-eigeningsverbod/verhaal op het geïnde 190
12.3.4 Hypotheek 191
319 Wijze van vestiging 191
320 Vervreemding/dubbele verhypothekering 192
321 Uitoefening 192
322 Zuivering 193
Deel 2: Verbintenissenrecht
13 Verbintenis en verbintenissenrecht 197
13.1 Verbintenis 197
13.1.1 Het begrip verbintenis 197
323 Vraagstelling 197
324 Recht van de één op een prestatie waartoe de ander verplicht is 197
325 Vermogensrechtelijke relevantie 198
326 Definitie verbintenis 198
13.1.2 De elementen van een verbintenis 198
327 Een verbintenis kent drie elementen 198
328 Een vorderingsrecht is een relatief recht 199
329 Vorderingsrecht in enge zin/verbintenis in ruime zin 200
330 Uitwinbaarheid en draagplicht 200
13.2 Verbintenissenrecht 200
331 Het verbintenissenrecht omvat de regels betreffende verbintenissen 200
332 Verbintenis tegenover verbintenissenrecht 201
14 De bronnen van de verbintenis 203
14.1 Inleiding 203
333 Ontstaan van verbintenissen 203
14.2 Rechtsregel, rechtsfeit en rechtsgevolg 203
334 Inleiding 203
335 De rechtsgevolgen van overeenkomsten zijn niet beperkt tot verbintenissen 204
336 Een overeenkomst is een rechtsfeit 204
337 Verhouding tussen rechtsregel, rechtsfeit en rechtsgevolg 205
14.3 Het rechtsfeit rechtshandeling 205
14.3.1 Begrip rechtshandeling 205
338 De rechtshandeling is een onderdeel van de categorie rechtsfeit 205
339 De rechtshandeling kent een algemene regeling in titel 3.2 206
14.3.2 Meerzijdige en eenzijdige rechtshandelingen 206
340 Inleiding 206
341 Een meerzijdige rechtshandeling vereist de samenwerking van meerdere personen 207
342 Een eenzijdige rechtshandeling wordt door één persoon tot stand gebracht 207
343 Gerichte tegenover ongerichte eenzijdige rechtshandelingen 208
344 Wederkerige tegenover eenzijdige overeenkomsten 208
345 Rechtshandelingen om baat tegenover rechtshandelingen om niet 209
14.4 De rechtsfeiten onrechtmatige en rechtmatige daad 210
14.4.1 Inleiding 210
346 Andere rechtsfeiten dan rechtshandelingen 210
14.4.2 Het rechtsfeit onrechtmatige daad 210
347 Bij onrechtmatige daad ontstaat een rechtsgevolg onafhankelijk van de wil 210
14.4.3 Het rechtsfeit rechtmatige daad 211
348 Ook bij het rechtsfeit rechtmatige daad blijft de wil buiten beschouwing 211
14.5 Ook blote feiten kunnen rechtsfeiten zijn 211
349 Er zijn ook rechtsfeiten die niet uit gedragingen van personen bestaan 211
14.6 Schematische samenvatting van de rechtsfeiten 212
350 Schema rechtsfeiten 212
14.7 De wettelijke regeling van de bronnen van de verbintenissen 212
351 De bronnen van verbintenissen 212
352 Als groep geregelde verbintenisscheppende feiten 213
353 Los in de wet geregelde verbintenisscheppende feiten 214
354 Wettelijke verwijzing naar ongeschreven recht 214
355 Passend in het stelsel van de wet 214
15 Totstandkoming van overeenkomsten 215
15.1 Inleiding 215
356 Bepalingen van toepassing op de totstandkoming van overeenkomsten 215
15.2 Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan 215
15.2.1 Aanbod en aanvaarding 215
357 Totstandkoming overeenkomst 215
15.2.2 Het begrip ‘aanbod’ 216
358 Wanneer is er sprake van een aanbod? 216
359 Niet ieder ‘aanbod’ is ook werkelijk een aanbod 217
360 Herroepelijk en onherroepelijk aanbod 217
361 Vrijblijvend aanbod 218
362 Verval aanbod 218
15.2.3 Het begrip ‘aanvaarding’ 220
363 De aanvaarding 220
15.3 Wil, verklaring en gerechtvaardigd vertrouwen 222
15.3.1 Inleiding 222
364 Wil en (wils)verklaring 222
365 Ontspoorde wilsverklaringen 223
366 Gevolg wilsontbreken 224
15.3.2 Bescherming van de wederpartij die gerechtvaardigd heeft vertrouwd 224
367 Onder voorwaarden bescherming van de wederpartij bij wilsontbreken 224
368 Het vertrouwen dient gerechtvaardigd te zijn 225
369 Gerechtvaardigd vertrouwen houdt ‘goede trouw’ in als omschreven in art. 3:11 226
370 Ook art. 3:36 kent bescherming op grond van opgewekt vertrouwen, maar dan bij een derde 227
15.3.3 In uitzonderingsgevallen correctie door redelijkheid en billijkheid 228
371 Inleiding 228
372 Beperkende werking redelijkheid en billijkheid 228
373 Correctie slechts bij onaanvaardbaarheid 228
15.3.4 Een bijzonder geval: wilsontbreken ten gevolge van geestelijke stoornis 229
374 Inleiding 229
375 Bewijs wilsontbreken ten gevolge van geestelijke stoornis 230
376 Vernietigbaarheid 231
377 Gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij doorkruist bescherming 232
15.3.5 Samenvatting 233
378 Samenvatting 233
15.4 Totstandkoming algemene voorwaarden 233
379 Inleiding 233
380 Gebondenheid aan algemene voorwaarden 234
381 Aanvaarding in haar geheel 235
16 Nietige en vernietigbare overeenkomsten 237
16.1 Inleiding 237
382 Begrippen nietig en vernietigbaar 237
383 Wanneer nietigheid en wanneer vernietigbaarheid? 238
384 Overzicht bronnen nietigheid en vernietigbaarheid 238
16.2 Wilsgebreken 239
16.2.1 Inleiding 239
385 Begrip wilsgebrek 239
386 De vier in de wet geregelde wilsgebreken 240
16.2.2 Dwaling 240
387 Onjuiste voorstelling 240
388 Causaal verband 241
389 Er moet sprake zijn van één van de in lid 1 genoemde gevallen 241
390 De eerste groep: de dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij 241
391 Kenbaarheid vereist 242
392 De tweede groep: de wederpartij had de dwalende uit de droom moeten helpen 243
393 Kenbaarheid en mededelingsplicht vereist 243
394 De derde groep: beide partijen hebben gelijkelijk gedwaald 244
395 Kenbaarheid vereist 244
396 De uitzonderingen van lid 2 245
397 De dwaling betreft een uitsluitend toekomstige omstandigheid 245
398 Aard van de overeenkomst 246
399 De in het verkeer geldende opvattingen: onderzoeksplicht 246
400 De in het verkeer geldende opvattingen: verkopersdwaling 248
401 De omstandigheden van het geval 248
402 Samenloop tussen dwaling en wanprestatie 249
403 Samenvatting 250
16.2.3 Bedreiging 250
404 Inleiding 250
405 Bedreiging met enig nadeel in persoon of goed 251
406 De bedreiging dient onrechtmatig te zijn 251
407 Causaal verband 251
408 Beïnvloeding redelijk oordelend mens 252
16.2.4 Bedrog 252
409 Kunstgreep 252
410 Causaal verband 252
411 Onware reclame-uitingen 253
16.2.5 Misbruik van omstandigheden 253
412 Bijzondere omstandigheden 253
413 Causaal verband 253
414 Kenbaarheid 253
415 Misbruik 254
416 Nadeel is niet vereist 254
16.2.6 Uitoefening beroep op een wilsgebrek 255
417 Slechts degene van wie de wil gebrekkig was, kan beroep doen op het wilsgebrek 255
418 Het wilsgebrek is veroorzaakt door een derde 255
419 Algemene regeling beroep op vernietigbaarheid 255
420 Wijzen van vernietiging/exceptief beroep 255
421 Verjaring 257
422 Gevolgen vernietiging 257
423 Bijzondere bepalingen 258
424 Schadevergoeding 259
16.2.7 Bevestiging 260
425 Naast vernietiging ook bevestiging mogelijk 260
426 Termijnstelling 260
16.3 De persoon 260
16.3.1 Handelings(on)bekwaamheid 260
427 Gevolgen handelingsonbekwaamheid 260
16.3.2 Handelings(on)bekwaamheid minderjarige 261
428 Minderjarigen 261
429 Gezag over minderjarigen 261
430 Ouderlijk gezag 261
431 Voogdij 262
432 Wettelijke vertegenwoordiger 262
433 Met toestemming bekwaam, anders onbekwaam 263
434 Veronderstelde toestemming 264
435 Werking veronderstelde toestemming 264
436 Hoofdregels 265
16.3.3 Handelings(on)bekwaamheid van onder curatele gestelden 266
437 Ondercuratelestelling 266
438 Handelingsonbekwaam, tenzij … 266
439 Meerderjarigenbewind en mentorschap 267
16.3.4 Uitoefening van het beroep op handelingsonbekwaamheid 268
440 Actief en exceptief beroep/verjaring 268
441 Gevolgen vernietiging 269
442 Problemen bij de terugvordering 269
16.3.5 Bevestiging door handelingsonbekwame aangegane overeenkomst 270
443 Naast vernietiging ook bevestiging mogelijk 270
16.3.6 Handelingsonbekwaamheid tegenover feitelijke onbekwaamheid 270
444 Feitelijke onbekwaamheid 270
16.3.7 Waarschuwingen 271
445 Drie waarschuwingen 271
16.3.8 Handelingsonbevoegdheid 272
446 Begrip handelingsonbevoegdheid 272
447 Voorbeelden 272
16.4 De vorm 273
448 Vormvrijheid 273
449 Eventuele vormvoorschriften moeten in acht genomen zijn 273
16.5 De inhoud 274
16.5.1 Contractsvrijheid 274
450 Inhoud van het contract staat ter vrije bepaling van partijen 274
16.5.2 Bepaalbaarheid 274
451 De verbintenissen die partijen op zich nemen, moeten bepaalbaar zijn 274
16.5.3 Strijd met de goede zeden of de openbare orde 275
452 Inleiding 275
453 Strijd met de goede zeden 275
454 Strijd met de openbare orde 276
16.5.4 Strijd met de wet 276
455 Wijzen van strijd met de wet 276
456 Het sluiten van de overeenkomst is door de wet verboden 277
457 De overeengekomen prestatie is door de wet verboden 278
458 De overeengekomen prestatie leidt tot overtreding van een wettelijk verbod 279
459 Veranderende normen 280
16.5.5 Onredelijk bezwarende bedingen in algemene voorwaarden 280
460 Inleiding 280
461 Onredelijk bezwarend 281
462 Zwarte en grijze lijst 281
16.5.6 Benadeling van schuldeisers: actio pauliana 282
463 Actio pauliana 282
464 De vereisten 283
465 Derdenbescherming 283
466 Faillissementspauliana 284
16.5.7 Een op niets ‘voortbouwende’ overeenkomst 284
467 Gevolgen ontbreken van de rechtsverhouding waarop wordt voortgebouwd 284
17 Uitleg en uitvoering van overeenkomsten 285
17.1 Inleiding 285
468 Probleemverkenning 285
469 Rechtsgevolgen overeenkomst 285
17.2 Wat is de inhoud van de partijafspraak? 286
17.2.1 Taalkundige uitleg is te beperkt 286
470 Woorden op zichzelf zijn nooit ‘duidelijk’ 286
471 Men kan niet volstaan met een zuiver taalkundige uitleg 287
17.2.2 Uitleg en vertrouwensleer 287
472 Uitleg in het verlengde van de vertrouwensleer 287
473 Over en weer-formule 288
17.3 Aanvulling door wet, gewoonte en redelijkheid en billijkheid 289
474 Inleiding 289
475 Aanvulling door de wet 289
476 Dwingend recht 289
477 Aanvulling door de gewoonte 290
478 Aanvulling door de redelijkheid en billijkheid 290
17.4 De redelijkheid en billijkheid 290
17.4.1 Algemeen 290
479 Begrip redelijkheid en billijkheid 290
17.4.2 Aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid 291
480 De redelijkheid en billijkheid kunnen de overeenkomst aanvullen 291
481 Het is niet de rechter die de overeenkomst aanvult 292
17.4.3 Beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid 292
482 De redelijkheid en billijkheid kunnen beroep op een regel ontnemen 292
483 Een voorbeeld 293
484 Het is niet de rechter die beroep op de regel ontneemt 294
485 De werking van de redelijkheid en billijkheid in relatie tot uitleg 294
17.4.4 Onvoorziene omstandigheden 295
486 Inleiding 295
487 Wijziging en ontbinding door de rechter bij onvoorziene omstandigheden 295
488 Onvoorziene omstandigheden 296
489 Hoge drempels 297
17.4.5 Toepassingsgebied van de redelijkheid en billijkheid 298
490 Inleiding 298
491 De regel van art. 6:2 geldt voor iedere verbintenis 298
492 De redelijkheid en billijkheid buiten verbintenisrechtelijke verhoudingen 299
493 De redelijkheid en billijkheid in het goederenrecht 301
494 In het goederenrecht is het voornaamste toetsingscriterium ‘misbruik van recht’ 301
495 De redelijkheid en billijkheid kunnen ook binnen het goederenrecht een rol spelen 302
17.5 Wie stelt de inhoud van een overeenkomst vast? 303
496 Partijen 303
497 Rechters 304
498 Arbiters 304
499 Bindend advies 305
500 Bindende partijbeslissing 305
18 Nakoming en andere wijzen van tenietgaan van verbintenissen 307
18.1 Inleiding 307
501 Tenietgaan van verbintenissen 307
18.2 Nakoming 307
18.2.1 Algemeen 307
502 De begrippen nakoming, voldoening en betaling 307
503 Wettelijke regeling nakoming 308
18.2.2 Wie moet tegenover wie nakomen? 308
504 Wie moet, respectievelijk kan nakomen? 308
505 Aan wie kan bevrijdend worden betaald? 309
506 Betaling aan een inningsonbevoegde werkt soms bevrijdend 309
18.2.3 Wat is de inhoud van de nakoming? 310
507 Aanvullende wetsbepalingen 310
508 Verbintenissen tot betaling van een geldsom 311
18.2.4 Wanneer en waar moet worden nagekomen? 311
509 Wanneer kan, respectievelijk moet worden nagekomen? 311
510 Waar moet worden nagekomen? 312
18.2.5 Toerekening van betalingen 313
511 Imputatiebepalingen 313
18.2.6 Het bewijs van nakoming 313
512 Kwiteerplicht, afgifte schuldbekentenis 313
18.2.7 Subrogatie 314
513 Bij subrogatie blijft de vordering ondanks betaling bestaan 314
514 Subrogatie tegenover cessie 315
515 Subrogatie tegenover schuldoverneming 315
18.3 Andere wijzen van tenietgaan van verbintenissen 316
18.3.1 Verrekening 316
516 De verbintenissen gaan tot hun gemeenschappelijke beloop teniet 316
517 Bevoegdheid tot verrekening 317
518 Niet liquide tegenvordering 318
18.3.2 Afstand 318
519 De verbintenis gaat teniet 318
18.3.3 Vermenging 319
520 De verbintenis gaat teniet 319
18.3.4 Vernietiging 319
521 De verbintenis wordt geacht nooit te hebben bestaan 319
18.3.5 Ontbinding 320
522 De verbintenis eindigt 320
18.3.6 Bevrijdende verjaring 321
523 De rechtsvordering gaat teniet 321
524 Verjaringstermijn 321
525 Geen ambtshalve toepassing door rechter 322
18.3.7 Vervaltermijnen 322
526 De verbintenis gaat teniet 322
19 Rechten van de schuldeiser bij niet-nakoming I: nakoming en schadevergoeding 325
19.1 Probleemverkenning 325
527 Inleiding 325
19.2 Recht op nakoming 325
528 Vordering tot nakoming 325
529 Reële executie 325
530 Verjaring 327
531 Een vordering tot nakoming voorziet niet in alle behoeften van de schuldeiser 327
19.3 De gevolgen van het niet-nakomen van verbintenissen 328
532 Wettelijke regeling niet-nakoming 328
19.4 Vereisten voor het ontstaan van een verplichting tot schadevergoeding 329
533 Overzicht 329
534 Verjaring 331
19.5 Tekortkoming 332
535 De begrippen tekortschieten en tekortkoming 332
536 Wijze van vaststelling ‘tekortschieten’ 333
537 Resultaats- en inspanningsverbintenissen 333
19.6 Toerekenbare en niet-toerekenbare tekortkoming 335
538 De begrippen wanprestatie en overmacht 335
19.7 Aan de schuldenaar toerekenbare tekortkomingen/wanprestatie 335
19.7.1 Algemeen 335
539 Wanneer toerekenbaar? 335
19.7.2 Krachtens diens schuld aan de schuldenaar toerekenbare tekortkomingen 336
540 Schuld staat voor (verschillende gradaties van) verwijtbaarheid 336
19.7.3 Krachtens de wet aan de schuldenaar toerekenbare tekortkomingen 337
541 Aansprakelijkheid krachtens de wet 337
542 Aansprakelijkheid voor hulppersonen 337
543 Aansprakelijkheid voor hulpzaken 338
19.7.4 Krachtens rechtshandeling aan de schuldenaar toerekenbare tekortkomingen 339
544 Inleiding 339
545 Het ene uiterste: de schuldenaar garandeert 339
546 Het andere uiterste: de schuldenaar tekent zich vrij 340
19.7.5 Krachtens verkeersopvatting aan de schuldenaar toerekenbare tekortkomingen 340
547 Aansprakelijkheid krachtens verkeersopvatting 340
548 Geldelijk onvermogen 340
549 Andere naar verkeersopvatting toerekenbare tekortkomingen 341
19.8 Nakoming is blijvend onmogelijk of nog mogelijk 342
550 Alleen wanneer nakoming nog mogelijk is, is verzuim vereist 342
551 Blijvende onmogelijkheid 343
19.9 Nakoming is nog mogelijk: de verzuimregeling moet in acht worden genomen 344
552 Vereisten voor verzuim 344
553 Gevolgen van verzuim 346
554 Verzuim is geen ontstaansvereiste voor een verplichting tot vergoeden van bijkomende schade 347
555 Zuivering 348
556 Termijnstelling 348
19.10 Inhoud en omvang schadevergoedingsverplichting 349
19.10.1 Algemeen 349
557 Algemene regeling wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding 349
19.10.2 Het boetebeding 349
558 Fixering van de schadevergoeding of prikkel tot nakoming 349
559 De regeling van het boetebeding 350
19.11 Niet aan de schuldenaar toerekenbare tekortkomingen/overmacht 351
19.11.1 Algemeen 351
560 Bij overmacht geen verplichting tot schadevergoeding 351
561 Gevallen van overmacht 352
19.11.2 Vrijtekeningsbedingen 352
562 Begrip 352
563 Probleemverkenning 353
564 Strijd met de goede zeden en/of openbare orde 354
565 Strijd met de wet 356
566 Misbruik van omstandigheden 356
567 Onredelijk bezwarend 356
568 Beroep is in strijd met de redelijkheid en billijkheid 357
20 Rechten van de schuldeiser bij niet-nakoming II: opschorting en ontbinding, schuldeisersverzuim 359
20.1 Probleemverkenning 359
569 Wederkerige overeenkomsten 359
20.2 Opschortingsrecht 360
20.2.1 De opschortingsrechten van afdeling 6.5.5 360
570 Exceptio non adimpleti contractus 360
571 De onzekerheidsexceptie 361
20.2.2 Het algemene opschortingsrecht van afdeling 6.1.7 361
572 Algemene regeling opschortingsrechten 361
20.3 Ontbindingsrecht 362
573 Ontbinding gaat veel verder dan opschorting 362
574 Vereisten voor het recht tot ontbinding 363
575 Vergelijking met de vereisten voor schadevergoeding wegens wanprestatie 364
576 Wijzen van ontbinden 365
577 Verjaring 366
578 Gevolgen ontbinding 366
579 Werking ontbinding tegenover vernietiging 368
580 Gedeeltelijke ontbinding 369
581 Recht op aanvullende schadevergoeding 370
20.4 Reclamerecht 372
582 Een bijzonder terugvorderingsrecht bij koop en ruil van roerende zaken 372
583 Vereisten voor uitoefening reclamerecht 372
584 Wijze van inroeping 373
585 Vervaltermijn 373
586 Gevolgen inroeping reclamerecht 373
20.5 Samenvattend overzicht 374
20.5.1 Overzicht mogelijkheden schuldeiser in geval van tekortkoming schuldenaar 374
587 Overzicht 374
20.5.2 Mogelijkheden in geval van toerekenbare tekortkoming (wanprestatie) 375
588 Nakoming is dadelijk mogelijk 375
589 Nakoming is tijdelijk onmogelijk 377
590 Nakoming is blijvend onmogelijk 377
20.5.3 Mogelijkheden in geval van niet-toerekenbare tekortkoming (overmacht) 378
591 Nakoming is tijdelijk onmogelijk 378
592 Nakoming is blijvend onmogelijk 378
593 Op wie drukt het overmachtsrisico? 379
20.6 Rechten vóór opeisbaarheid 379
594 Probleemverkenning 379
595 Uitzonderingen op het opeisbaarheidsvereiste 380
20.7 Schuldeisersverzuim 381
596 Probleemverkenning 381
597 Vereisten schuldeisersverzuim 381
598 Gevolgen schuldeisersverzuim 382
21 Verbintenissen uit de wet I: onrechtmatige daad, kwalitatieve aansprakelijkheid 385
21.1 Algemeen 385
599 Inleiding 385
600 Probleemverkenning 385
21.2 Aansprakelijkheid op grond van eigen onrechtmatige daad 387
21.2.1 Vereisten voor de aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad 387
601 Overzicht 387
21.2.2 Onrechtmatige daad 387
602 Inleiding 387
603 Inbreuk op een subjectief recht 388
604 Strijd met een wettelijke plicht 389
605 Strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt 389
606 Gevaarzetting; verkeers- en veiligheidsnormen 390
607 Normen ter bescherming van zuivere vermogensschade 393
608 Onderlinge verhouding onrechtmatigheidscriteria 394
609 Rechtvaardigingsgronden 394
21.2.3 De relativiteit van de onrechtmatigheid 395
610 Het relativiteitsbeginsel 395
611 Inbreuk op een subjectief recht 396
612 Strijd met een wettelijke plicht 396
613 Strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt 398
21.2.4 Toerekenbaarheid aan de dader 398
614 Wanneer toerekenbaar? 398
615 Schuld staat voor (verschillende gradaties van) verwijtbaarheid 398
616 Toerekening krachtens de wet 399
617 Toerekening krachtens de in het verkeer geldende opvattingen 401
21.2.5 Causaal verband 401
618 Causaal verband tussen onrechtmatige gedraging en schade 401
21.2.6 Groepsaansprakelijkheid 401
619 Onrechtmatige daad in groepsverband 401
21.2.7 Wat kan de benadeelde vorderen? 402
620 Schadevergoeding in geld of in natura 402
621 Rechterlijk verbod of bevel 402
622 Declaratoir 403
623 Rectificatie 403
21.2.8 Verjaring 403
624 Verjaring 403
21.2.9 Onrechtmatige daad en wanprestatie 405
625 In de regel geen samenloop 405
626 Soms samenloop 405
21.3 Kwalitatieve aansprakelijkheid voor personen 406
21.3.1 Terreinverkenning 406
627 Kwalitatieve aansprakelijkheid voor andermans fout 406
21.3.2 Kwalitatieve aansprakelijkheid voor kinderen 406
628 Aansprakelijkheid voor kinderen tot veertien jaar 406
629 Aansprakelijkheid voor kinderen van veertien en vijftien jaar 407
630 Kinderen van zestien jaar en ouder 408
21.3.3 Kwalitatieve aansprakelijkheid voor ondergeschikten 409
631 Vereisten 409
632 Soms een milder regime 410
633 Onderlinge verhouding werkgever/ondergeschikte 410
21.3.4 Kwalitatieve aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikte hulppersonen 411
634 Vereisten 411
21.3.5 Kwalitatieve aansprakelijkheid voor vertegenwoordigers 412
635 Vereisten 412
21.4 Kwalitatieve aansprakelijkheid voor zaken 413
21.4.1 Terreinverkenning 413
636 Aansprakelijkheid zonder fout 413
21.4.2 Kwalitatieve aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken, opstallen en dieren 414
637 Kwalitatieve aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken 414
638 Kwalitatieve aansprakelijkheid voor opstallen 415
639 Kwalitatieve aansprakelijkheid voor dieren 418
640 Beperking van de kwalitatieve aansprakelijkheid: de ‘tenzij-formule’ 419
641 De aansprakelijke persoon 420
21.4.3 Kwalitatieve aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen, stortplaatsen en mijnbouwwerken 422
642 Kwalitatieve aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen 422
643 Kwalitatieve aansprakelijkheid voor stortplaatsen 423
644 Kwalitatieve aansprakelijkheid voor mijnbouwwerken 423
645 Beperking van de kwalitatieve aansprakelijkheid 424
21.5 Productaansprakelijkheid 424
646 Kwalitatieve aansprakelijkheid van de producent voor veiligheidsgebreken 424
647 Risicoaansprakelijkheid met beperkte verweermogelijkheden 425
648 Voor vergoeding in aanmerking komende schade 426
21.6 Oneerlijke handelspraktijken 426
649 Afdeling 6.3.3a 426
21.7 Misleidende en vergelijkende reclame 427
650 Afdeling 6.3.4 427
21.8 Elektronisch rechtsverkeer 427
651 Afdeling 6.3.4a 427
21.9 Tijdelijke regeling verhaalsrechten 427
652 Afdeling 6.3.5 427
22 Verbintenissen uit de wet II: zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking 429
22.1 Verbintenissen uit andere bron dan onrechtmatige daad of overeenkomst 429
653 Inleiding 429
22.2 Zaakwaarneming 430
654 Begrip zaakwaarneming 430
655 Verplichtingen 431
22.3 Onverschuldigde betaling 432
656 Begrip onverschuldigde betaling 432
657 Wanneer onverschuldigd? 432
658 Recht op ongedaanmaking 433
659 Ongedaanmaking is niet mogelijk 434
22.4 Ongerechtvaardigde verrijking 435
660 Begrip ongerechtvaardigde verrijking 435
23 Schade en wettelijke schadevergoedingsplicht 439
23.1 Terreinverkenning 439
661 Inleiding 439
662 Schade 440
23.2 Omvang van de schadevergoeding 441
23.2.1 Inleiding 441
663 In beginsel volledige vergoeding van de vermogensschade 441
664 Begrenzing van het beginsel van volledige vergoeding van de vermogensschade 441
23.2.2 Causaal verband 442
665 Inleiding en probleemverkenning 442
666 Condicio sine qua non/adequatieleer 444
667 Leer van de toerekening naar redelijkheid 444
668 Multifactoriële benadering 445
669 Alternatieve causaliteit 446
670 Soms leidt causaliteitsonzekerheid tot proportionele aansprakelijkheid 447
23.2.3 Voordeelstoerekening 449
671 In beginsel verrekening van voordeel 449
23.2.4 ‘Eigen schuld’; de schade valt mede aan de benadeelde toe te rekenen 450
672 Verdeling naar causaliteit 450
673 Billijkheidscorrectie 451
674 Schadebeperkingsplicht 452
23.2.5 ‘Medeschuld’; voor de schade is een derde mede aansprakelijk 453
675 Hoofdelijke verbondenheid 453
676 Interne draagplicht 454
23.2.6 Matiging en limitering 455
677 Matiging door de rechter 455
678 Limitering door wet of AMvB 456
23.3 Wijze van schadebegroting 456
679 Vrijheid van de rechter in wijze van begroting 456
680 Bijzondere wijze van begroting: tot het bedrag van de winst 457
681 Toekomstige schade 458
23.4 Vorm van de schadevergoeding 459
682 Schadevergoeding in geld en in andere vorm 459
23.5 Immateriële schade 459
683 Smartengeld 459
23.6 Schadevergoeding bij letsel en overlijden 460
684 Schadevergoeding bij letsel 460
685 Schade bij overlijden 462
686 Shockschade 463
23.7 Schade bij geldschulden 464
687 Bij geldschulden alleen wettelijke rente en eventueel valutaschade 464
24 Natuurlijke verbintenis 467
24.1 Terreinverkenning 467
688 Begrip natuurlijke verbintenis 467
24.2 Gevallen van een natuurlijke verbintenis 467
689 Algemeen 467
690 Wet of rechtshandeling onthoudt afdwingbaarheid 468
691 Zeer dringende morele verplichtingen 468
24.3 Rechtsgevolgen van een natuurlijke verbintenis 469
692 Algemeen 469
693 Nakoming is geen onverschuldigde betaling 469
694 Nakoming is geen schenking of gift 469
695 Nakoming is een ‘onverplichte rechtshandeling’ in de zin van de Pauliana 470
696 De natuurlijke schuldeiser kan niet verrekenen 470
697 Omzetting in een civiele verbintenis is mogelijk 471
698 Versterking is mogelijk 471
Jurisprudentieregister 473
Artikelenregister 477
Zakenregister 485
Mensen die dit boek kochten, kochten ook...
Net verschenen
Rubrieken
- aanbestedingsrecht
- aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht
- accountancy
- algemeen juridisch
- arbeidsrecht
- bank- en effectenrecht
- bestuursrecht
- bouwrecht
- burgerlijk recht en procesrecht
- europees-internationaal recht
- fiscaal recht
- gezondheidsrecht
- insolventierecht
- intellectuele eigendom en ict-recht
- management
- mens en maatschappij
- milieu- en omgevingsrecht
- notarieel recht
- ondernemingsrecht
- pensioenrecht
- personen- en familierecht
- sociale zekerheidsrecht
- staatsrecht
- strafrecht en criminologie
- vastgoed- en huurrecht
- vreemdelingenrecht