Constitutionele toetsing door de Raad van State
Samenvatting
Hoe draagt wetgevingsadvisering structureel bij aan het bewaken van de grondwettigheid van wetgeving? Dit proefschrift bevat waardevolle informatie over hoe de Raad van State bijdraagt aan de constitutionele kwaliteit van wetgeving. Aan de hand van een analyse van 168 adviezen van de Raad van State krijgt u een rijk beeld van de consistentie en de kwaliteit van de constitutionele toetsing door de belangrijkste wetgevingsadviseur van regering en parlement.
De Raad van State is, naast hoogste algemene bestuursrechter, de laatste en hoogste wetgevingsadviseur van de Nederlandse regering en het parlement. Een belangrijke vooronderstelling is dat de regering en de Staten-Generaal op de advisering van de Raad van State kunnen leunen als het gaat om het bewaken van de grondwettigheid van wetgeving. Het is echter de vraag of die vooronderstelling juist is. Tot op heden is er namelijk vooral incidenteel, of voor een vrij beperkte periode, gekeken naar de werkwijze van de Raad van State bij de beoordeling van wetsvoorstellen op hun verhouding tot de Grondwet.
Constitutionele toetsing door de Raad van State geeft voor het eerst een diepgaande en samenhangende analyse van hoe in de loop van vele jaren over drie grondwetsbepalingen is geadviseerd. Aan bod komen de onderwijsvrijheid, verdragsgoedkeuring en de positie van de gemeenteraad. Het proefschrift bevat uiterst waardevolle informatie over de kwaliteit van een belangrijk onderdeel van de wetgevingsprocedure en geeft inzicht in de mate waarin constitutionele toetsing door de Raad van State op de lange duur consistent en inhoudelijk overtuigend is.
Dit proefschrift geeft antwoord op de vraag hoe de Raad van State structureel bijdraagt aan het bewaken van de grondwettigheid van wetgeving. De titel:
- bevat een analyse van hoe in de loop van vele jaren is geadviseerd over drie grondwetsbepalingen: de onderwijsvrijheid, verdragsgoedkeuring en de positie van de gemeenteraad.
- geeft inzicht in de mate waarin constitutionele toetsing door de Raad van State op de lange duur consistent en inhoudelijk overtuigend is.
- bevat uiterst waardevolle informatie over de kwaliteit een belangrijk onderdeel van de wetgevingsprocedure.
- bespreekt 168 adviezen van de Raad van State uit de periode 1980 tot heden.
- geeft een rijk beeld van de consistentie en kwaliteit van de constitutionele toetsing in wetgevingsadviezen.
Constitutionele toetsing door de Raad van State is met name van grote waarde voor wetgevingsjuristen die werkzaam zijn bij de rijksoverheid. Daarnaast is het interessant voor iedereen die belangstelling heeft voor de wetgevingsprocedure in het algemeen en de constitutionele toetsing van wetgeving in het bijzonder.
Specificaties
Inhoudsopgave
Inleiding / 1
1.1 De Raad van State gaat over de Grondwet / 1
1.1.1 Dierenwelzijn en de vrijheid van godsdienst / 1
1.1.2 Groningse aardbevingen en de competentie van de burgerlijke rechter / 3
1.1.3 Het referendum dat niet gehouden mocht worden / 3
1.1.4 De moraal van de verhalen / 5
1.2 Toetsen aan de Grondwet / 6
1.2.1 Geen concreet zicht op afschaffi ng van het toetsingsverbod / 7
1.2.2 Afschaffi ng van het toetsingsverbod heeft hooguit beperkte gevolgen / 8
1.2.3 Grondwettigheidstoetsing door de wetgever / 9
1.2.4 Leunen op de Raad van State / 11
1.3 De Raad van State als actor in het wetgevingsproces / 12
1.3.1 De politieke context van wetgevingsadvisering / 12
1.3.2 Samenstelling van de Raad van State / 13
1.3.3 De oprichting van de Afdeling advisering / 14
1.4 De taakopvatting van de Raad van State / 16
1.4.1 Transparantie (1) / 16
1.4.2 Intermezzo: het constitutioneel beraad / 18
1.4.3 Transparantie (2) / 19
1.5 Wat we nog niet weten: onderzoeksvraag / 22
Hoofdstuk 2
Constitutionele dialogen tussen de wetgever en de Raad van State / 27
Introductie / 27
2.1 Constitutionele dialogen / 27
2.2 Ervaringen elders / 30
2.2.1 De Verenigde Staten van Amerika: scherpe randjes wegvijlen / 30
2.2.2 Canada: het mes snijdt aan twee kanten / 32
2.2.3 Verenigd Koninkrijk: kool en geit sparen / 35
2.2.4 Tussenconclusie / 38
2.3 Wetgevingsadvisering als onderdeel van de constitutionele dialoog / 39
2.3.1 Ontbreken van hiërarchie / 40
2.3.2 Constitutionaliteit als inzet van een gedachtewisseling / 41
2.3.3 Wederkerigheid / 41
2.3.4 Geen anachronisme / 42
2.3.5 Spiegelbeeldige verhoudingen / 42
2.3.6 Voldoende verwantschap / 43
2.4 Verwachtingen aan wetgevingsadvisering / 43
2.4.1 De dialoogpartners verkeren op voet van rolvaste gelijkwaardig heid / 47
2.4.2 De Raad van State kiest een constructieve opstelling / 48
2.4.3 De Raad van State zet vol in op de overtuigingskracht van zijn adviezen / 49
2.4.4 Precedenten doen ertoe / 50
2.4.5 Het voorlopige karakter van wetsvoorstellen werkt door in de beoordeling van de grondwettigheid / 51
2.4.6 Bij wetgevingsadvisering wordt naar consistentie gestreefd / 52
2.5 De praktijk van wetgevingsadvisering / 52
2.5.1 Verticale dwarsdoorsnedes / 54
2.5.2 Selectiecriteria / 55
2.5.3 Onderwijs, verdragen en de gemeenteraad / 56
2.6 Plan van behandeling / 58
Hoofdstuk 3
Onderwijs: vrijheid van inrichting en delegatie / 61
Introductie / 61
3.1 Parlementaire geschiedenis / 64
3.1.1 Onderwijs in de Grondwet tot 1917 / 64
3.1.2 De grondwetsherziening van 1917 / 68
3.1.3 De grondwetsherziening van 1972 / 72
3.1.4 De grondwetsherziening van 1983/1987 / 72
3.1.5 De grondwetsherziening van 2006 / 75
3.1.6 Resumerend / 77
3.2 Literatuur / 78
3.2.1 Het belang van de (grond)wetsgeschiedenis / 79
3.2.2 Algemene beperkingen / 79
3.2.3 Delegatie / 80
3.2.4 Onderwijs / 81
3.2.5 Openbaar onderwijs / 82
3.2.6 Onderwijsvrijheid / 83
3.2.6.1 Vrijheid van stichting / 83
3.2.6.2 Vrijheid van richting / 83
3.2.6.3 Vrijheid van inrichting / 85
3.2.6.4 De verhouding tussen richting en inrichting / 86
3.2.7 Deugdelijkheidseisen en bekostigingsvoorwaarden / 87
3.2.8 Volledige bekostiging en fi nanciële gelijkberechtiging / 87
3.2.9 Resumerend / 88
3.3 Advisering over de vrijheid van inrichting / 89
3.3.1 De onzichtbare inrichtingsvrijheid (1) / 90
3.3.1.1 De Tijdelijke wet arbeidsbemiddeling onderwijs / 92
3.3.1.2 De Wet educatie en beroepsonderwijs / 93
3.3.1.3 Samenwerkingsschool en samenwerkingsbestuur / 94
3.3.1.4 Materiële fi nanciële gelijkstelling / 96
3.3.1.5 Samenwerkingsverbanden basisonderwijs en speciaal onderwijs / 97
3.3.1.6 Regeling leerlinggebonden fi nanciering / 98
3.3.1.7 Resumerend / 98
3.3.2 De zelfstandige status van de vrijheid van inrichting / 98
3.3.2.1 Flexibilisering scholenbestand / 100
3.3.2.2 Toelatingsrecht bijzonder onderwijs / 101
3.3.2.3 Canon van de Nederlandse geschiedenis / 102
3.3.2.4 Resumerend / 102
3.3.3 De onzichtbare inrichtingsvrijheid (2) / 103
3.3.3.1 Modernisering medezeggenschap en versterking invloed ouders en leerlingen / 103
3.3.3.2 Sociale integratie scholieren / 105
3.3.3.3 Canon van de Nederlandse geschiedenis – reprise / 105
3.3.3.4 Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs / 106
3.3.3.5 Versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen / 107
3.3.3.6 Toelatingsrecht mbo-opleidingen / 107
3.3.3.7 Urennorm bewegingsonderwijs / 108
3.3.3.8 Resumerend / 108
3.3.4 De inhoud van de vrijheid van inrichting / 109
3.3.4.1 Onderwijsinhoud en -organisatie / 109
3.3.4.2 Personeelsbeleid en leerlingenselectie / 111
3.3.4.3 Bestuurlijke organisatie / 113
3.3.4.4 Proportionaliteit en subsidiariteit / 114
3.3.4.5 Inrichtingsvrijheid van het openbaar onderwijs / 114
3.3.4.6 Inrichtingsvrijheid in horizontale verhoudingen / 115
3.3.4.7 Resumerend / 116
3.3.5 Interpretatiemethodes in de advisering / 116
3.3.5.1 Grondwetshistorie, precedenten en doctrine / 117
3.3.5.2 Grammaticale en systematische interpretatie / 120
3.3.5.3 Te verwachten (indirect) effect / 121
3.3.5.4 Resumerend / 122
3.3.6 Grondwettigheidsoordelen en dicta / 123
3.4 Advisering over delegatie van wetgevende bevoegdheden / 126
3.4.1 Horizontale delegatie van bekostigingsvoorwaarden en deugdelijkheidseisen / 127
3.4.1.1 Eindtermen / 127
3.4.1.2 Integratie van het speciaal onderwijs in het reguliere basisonderwijs / 128
3.4.1.3 Piketpalen / 129
3.4.1.4 Onderwijswetgeving voor de BES-eilanden / 130
3.4.1.5 Resumerend / 132
3.4.2 Verticale delegatie van bekostigingsvoorwaarden en deugdelijkheidseisen / 133
3.4.2.1 Onderwijshuisvesting / 134
3.4.2.2 Onderwijsachterstandenbeleid / 137
3.4.2.3 Latere decentralisaties / 139
3.4.2.4 Resumerend / 140
3.4.3 Delegatie van andere bevoegdheden / 140
3.4.4 Interpretatiemethodes in de advisering / 142
3.4.4.1 Grondwetshistorie, precedenten en doctrine / 142
3.4.4.2 Grammaticale en systematische interpretatie / 143
3.4.4.3 Te verwachten (indirect) effect / 143
3.4.4.4 Resumerend / 144
3.4.5 Grondwettigheidsoordelen en dicta / 144
3.5 Conclusies / 145
Hoofdstuk 4
Verdragen die afwijken van de Grondwet / 151
Introductie / 151
4.1 Parlementaire geschiedenis / 152
4.1.1 Van de constitutie afwijkende verdragen tot aan de grondwetsherziening van 1953 / 152
4.1.2 De grondwetsherziening van 1953 / 155
4.1.3 De grondwetsherziening van 1956 / 158
4.1.4 De grondwetsherziening van 1983 / 158
4.1.5 De motie-Jurgens, staatscommissies en het initiatiefvoorstel- Herben/Van der Staaij (2006-2019) / 160
4.1.6 Resumerend / 164
4.2 Literatuur / 165
4.2.1 Toepasselijkheid van de bijzondere goedkeuringsprocedure / 167
4.2.2 Ontoelaatbare grondwetsafwijkingen / 170
4.2.3 Procedurele complicaties / 171
4.2.4 Resumerend / 174
4.3 Advisering / 175
4.3.1 Toepasselijkheid van de bijzondere goedkeuringsprocedure / 175
4.3.1.1 Formele en materiële afwijkingen: de Europese Defensiegemeenschap en de overdracht van Nederlands Nieuw-Guinea aan Indonesië / 176
4.3.1.2 Afwijken van concrete bepalingen: de kruisraketten-doctrine / 178
4.3.1.3 Na de kruisrakettenkwestie / 181
4.3.1.4 Resumerend / 183
4.3.2 Ontoelaatbare grondwetsafwijkingen / 184
4.3.2.1 Een vraag van beleid, niet van constitutioneel recht / 184
4.3.2.2 De onaantastbaarheid van wezenlijke waarborgen / 185
4.3.2.3 Grenzen aan de afwijkingsmogelijkheid op grond van ius cogens / 187
4.3.2.4 De weerbaarheid van de Nederlandse constitutie / 190
4.3.2.5 Recht op toegang tot een onafhankelijke rechter / 192
4.3.2.6 Resumerend / 195
4.3.3 Procedurele complicaties / 195
4.3.3.1 Explicitering van grondwetsafwijkingen / 196
4.3.3.2 Verschillende oordelen over grondwetsafwijkingen / 197
4.3.3.3 Resumerend / 202
4.3.4 Interpretatiemethodes in de advisering / 202
4.3.4.1 Grondwetshistorie, precedenten en doctrine / 203
4.3.4.2 Grammaticale en systematische interpretatie / 205
4.3.4.3 Autonome interpretaties / 206
4.3.4.4 Resumerend / 207
4.3.5 Grondwettigheidsoordelen en dicta in de advisering / 208
4.4 Conclusies / 210
4.4.1 Wanneer wijkt een verdrag van de Grondwet af? / 210
4.4.2 Ontoelaatbare grondwetsafwijkingen / 217
4.4.3 Procedurele complicaties / 219
4.4.4 Interpretatiemethodes / 222
4.4.5 Grondwettigheidsoordelen en dicta / 223
Hoofdstuk 5
Het hoofdschap van de gemeenteraad / 225
Introductie / 225
5.1 Parlementaire geschiedenis / 228
5.1.1 De positie van de gemeenteraad tot 1848 / 228
5.1.2 De grondwetsherziening van 1848 / 230
5.1.3 Grondwetsherzieningen tussen 1848 en 1983 / 233
5.1.4 De grondwetsherziening van 1983 / 236
5.1.5 Resumerend / 239
5.2 Literatuur / 240
5.2.1 Tot aan de staatscommissie Dualisme en lokale democratie / 240
5.2.2 Staatscommissie Dualisme en lokale democratie / 241
5.2.3 Na de staatscommissie Dualisme en lokale democratie / 242
5.2.4 Resumerend / 245
5.3 Advisering / 246
5.3.1 Het onzichtbare hoofdschap / 246
5.3.2 De eerste verwijzing naar het hoofdschap / 248
5.3.3 Het hoofdschap op de kaart / 249
5.3.4 Het karakter van het hoofdschap / 252
5.3.5 Bevoegdheden die uit het hoofdschap voortvloeien / 256
5.3.6 Het hoofdschap van de kaart / 259
5.3.7 Resumerend / 264
5.4 Interpretatiemethodes in de advisering / 264
5.4.1 Grondwetshistorie, precedenten en vooruitblikken / 265
5.4.2 Systematische interpretatie / 266
5.4.3 Autonome interpretaties / 267
5.4.4 Resumerend / 267
5.5 Grondwettigheidsoordelen en dicta in de advisering / 268
5.6 Conclusies / 269
Hoofdstuk 6
Conclusies / 277
6.1 Overzicht / 277
6.2 Ingeloste verwachtingen / 278
6.2.1 Rolvaste gelijkwaardigheid / 278
6.2.2 De Raad van State kiest een constructieve opstelling / 281
6.2.3 De Raad van State zet vol in op de overtuigingskracht van zijn adviezen / 284
6.2.4 Precedenten doen ertoe / 293
6.2.5 Het voorlopige karakter van wetsvoorstellen werkt door in de beoordeling van de grondwettigheid / 294
6.2.6 De Raad van State streeft naar consistentie / 296
6.3 Beantwoording van de onderzoeksvraag / 299
Hoofdstuk 7
Uitleiding / 305
Samenvatting / 313
Summary / 323
Literatuurlijst / 331
Lijst van geraadpleegde adviezen / 361
Trefwoordenregister / 373
Mensen die dit boek kochten, kochten ook...
Net verschenen
Rubrieken
- aanbestedingsrecht
- aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht
- accountancy
- algemeen juridisch
- arbeidsrecht
- bank- en effectenrecht
- bestuursrecht
- bouwrecht
- burgerlijk recht en procesrecht
- europees-internationaal recht
- fiscaal recht
- gezondheidsrecht
- insolventierecht
- intellectuele eigendom en ict-recht
- management
- mens en maatschappij
- milieu- en omgevingsrecht
- notarieel recht
- ondernemingsrecht
- pensioenrecht
- personen- en familierecht
- sociale zekerheidsrecht
- staatsrecht
- strafrecht en criminologie
- vastgoed- en huurrecht
- vreemdelingenrecht