De betrouwbaarheid van getuigenverklaringen
Drie rechtspsychologische analyses van het recht
Samenvatting
Getuigenverklaringen in het strafrecht
Getuigenverklaringen zijn een belangrijke bron van informatie voor de strafrechter. Uit rechtspsychologische onderzoeken is echter gebleken dat getuigen feilbaar zijn. Zo kunnen er fouten optreden tijdens het waarnemen of het herinneren, of een getuige kan bewust liegen. Als de strafrechter een onware getuigenverklaring voor het bewijs gebruikt, kan dit leiden tot een onjuist oordeel, omdat een schuldige verdachte wordt vrijgesproken of omdat een onschuldige verdachte wordt veroordeeld.
Juridische waarborgen voor gebruik verklaringen
De vraag rijst daarom hoe het, gegeven de rechtspsychologische kennis over getuigenverklaringen, thans is gesteld met de juridische waarborgen voor het gebruik van betrouwbare getuigenverklaringen. Die vraag beantwoordt de auteur in dit boek op drie juridische deelterreinen: daderidentificatie door middel van herkenningsprocedures, de voorbereiding van getuigenverklaringen en de toepassing van de bewijsminimumregel.
Overzicht van rechtsspsychologische inzichten
Het boek biedt een grondig en handzaam overzicht van relevante rechtspsychologische inzichten. De auteur beschrijft ook of en hoe meer recht zou kunnen worden gedaan aan relevante rechtspsychologische inzichten. Dit boek is daarom nuttig voor iedereen die zich bezighoudt met het strafrecht en strafzaken of de bestudering daarvan: procespartijen, rechters, wet- en regelgever en onderzoekers.
Linda Kesteloo werkt bij de Vrije Universiteit Amsterdam en is rechter-plaatsvervanger bij de Rechtbank Overijssel.
Specificaties
Inhoudsopgave
1 Aanleiding en probleemstelling 9
2 Drie deelstudies 10
3 Multidisciplinair onderzoek 13
II Daderidentificatie door middel van herkenningsprocedures 17
1 Inleiding 17
2 Rechtspsychologische inzichten inzake herkenningsprocedures 18
2.1 Inleiding 18
2.2 De enkelvoudige en de meervoudige confrontatieprocedure 20
2.3 Systeemvariabelen 23
2.3.1 Inleiding 23
2.3.2 De keuze voor de meervoudige confrontatieprocedure 24
2.3.2.1 Voorkeur voor de meervoudige confrontatieprocedure 24
2.3.2.2 De relatie tussen getuige en dader en/of verdachte: uitgangspunt 26
2.3.2.3 De relatie tussen getuige en dader en/of verdachte: moeilijke gevallen 29
2.3.2.4 Ambtshalve herkenningen op basis van beeldmateriaal 31
2.3.2.5 De opsporingsconfrontatie 32
2.3.3 De organisatie van de meervoudige confrontatieprocedure 33
2.3.3.1 De te volgen werkwijze bij een meervoudige confrontatieprocedure 33
2.3.3.2 Confronteren in persoon, met foto’s of met video 40
2.3.3.3 Sequentieel confronteren 41
2.4 Schattingsvariabelen 43
2.5 Postdiction variabelen 45
2.6 Conclusie 46
3 Rechtspsychologische inzichten met betrekking tot daderidentificatie in het strafrecht 48
3.1 Inleiding 48
3.2 Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek 50
3.2.1 De herkenningsprocedure als maatregel in het belang van het onderzoek 50
3.2.2 De beperkte werkingssfeer van het Besluit 54
3.3 Rechtspraak van de Hoge Raad over herkenningsprocedures 56
3.3.1 Inleiding 56
3.3.2 Nadruk op de rechtmatigheid van confrontatieprocedures 57
3.3.3 Geen grenzen aan het gebruik van resultaten van enkelvoudige confrontatieprocedures 60
3.3.4 Aandacht voor betrouwbaarheidskwesties? 61
3.3.5 Conclusie 64
3.4 Feitenrechtspraak 64
3.4.1 Inleiding 64
3.4.2 Geen uniform toetsingskader 67
3.4.3 De beoordeling van de keuze voor de enkelvoudige dan wel meervoudige confrontatieprocedure 69
3.4.4 De beoordeling van meervoudige confrontatieresultaten 74
3.4.4.1 Uiteenlopende beoordelingsfactoren 74
3.4.4.2 Overschatting van de waarde van de meervoudige confrontatie procedure 79
3.4.5 Voor het bewijs gebruikte resultaten van enkelvoudige confrontaties 82
3.4.5.1 Uiteenlopende beoordelingsfactoren 82
3.4.5.2 Ander bewijsmateriaal 87
3.4.5.3 Onbekende dader en/of confrontatiesubject 88
3.4.6 Onvoldoende betrouwbare resultaten van enkelvoudige confrontaties 91
3.4.7 De drie r’s: wat wordt getoetst? 94
4 Conclusie 98
III De voorbereiding van getuigen in strafzaken 105
1 Inleiding 105
2 Definitie en inhoud van het voorbereiden van getuigen 108
3 Rechtspsychologische inzichten over de voorbereiding van getuigen 110
3.1 Inleiding 110
3.2 Sociale beïnvloeding 111
3.2.1 Betekenis en oorzaken 111
3.2.2 Sociale beïnvloeding door de vraagstelling 113
3.2.3 Sociale beïnvloeding door een andere getuige 114
3.3 Het lezen van de uitwerking van een eigen eerder afgelegde verklaring 117
3.4 Rechtspsychologische studies naar de getuigenvoorbereiding 119
3.5 Consistente verklaringen en zekere getuigen 124
3.6 Conclusie 126
4 Juridisch kader 128
4.1 Inleiding 128
4.2 Rechtsvergelijking 128
4.2.1 De getuigenvoorbereiding in de Verenigde Staten van Amerika 128
4.2.2 De getuigenvoorbereiding in het Engelse recht 132
4.2.3 De getuigenvoorbereiding in het internationale strafrecht 134
4.2.4 Conclusie 144
4.3 Getuigenvoorbereiding in Nederland 145
4.3.1 Inleiding 145
4.3.2 Tuchtrechtelijk kader 147
4.3.3 Strafrechtelijk kader 152
4.3.3.1 De strafbaarstelling van artikel 285a Sr 152
4.3.3.2 Strafrechtspraak over het voorbereiden van getuigen 155
4.3.4 Afronding: de begrenzing van de getuigenvoorbereiding en de drie r’s 162
5 Conclusie 166
IV De toepassing van de bewijsminimumregel en de betrouwbaarheid van de dragende getuigenverklaring 171
1 Inleiding 171
2 Rechtspsychologische inzichten 173
2.1 Inleiding 173
2.2 Falsifiëren en scenariodenken 175
2.3 Oorzaken van onware getuigenverklaringen 176
2.4 De beoordeling van de waarheidsgetrouwheid van een getuigenverklaring 182
2.4.1 Inleiding 182
2.4.2 De totstandkoming van de getuigenverklaring 182
2.4.3 De inhoud van de getuigenverklaring 184
2.4.4 De bron 191
2.4.5 De presentatie 192
2.5 Het koppelen van strafbare feiten 194
2.6 Conclusie 195
3 Juridisch kader 197
3.1 Inleiding 197
3.2 De betekenis van de bewijsminimumregel volgens wetgever en Hoge Raad 197
3.2.1 De totstandkoming van het bewijsminimumvoorschrift 197
3.2.2 Het waarborgkarakter van het bewijsminimumvoorschrift 199
3.2.3 Inhoudelijk verband tussen de bewijsgronden 201
3.2.4 Twee benaderingen van de bewijsminimumregel 205
3.3 Rechtspraakanalyse 207
3.3.1 Inleiding 207
3.3.2 Een bevestiging van de aanwezigheid van de verdachte 208
3.3.3 Een bevestiging van de concrete context 214
3.3.4 Steunbewijs over een gedragsverandering, emotionele toestand of fysieke gesteldheid 219
3.3.5 Een bevestiging dat het strafbare feit heeft plaatsgevonden 226
3.3.6 Schakelbewijs als steunbewijs 230
3.3.7 De proceshouding van de verdachte 240
3.3.8 Kwaliteitsdelicten 246
3.3.9 Steunbewijs als expliciet betrouwbaarheidsargument 246
3.3.10 De twee r’s: de rol van scenariodenken 249
4 Conclusie 252
V Conclusie 257
1 Risicoredeneringen in het strafrecht 257
2 Regulering en beoordeling van herkenningsprocedures 259
2.1 Inleiding 259
2.2 Nadere normering van de herkenningsprocedure 260
2.3 Abstracte risico-afweging (strikte waarborgen) 263
3 Regulering van de voorbereiding van getuigen 270
4 Onderscheidend steunbewijs 273
5 Afronding 275
Nawoord 277
Lijst van geraadpleegde literatuur 279
Mensen die dit boek kochten, kochten ook...
Net verschenen
Rubrieken
- aanbestedingsrecht
- aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht
- accountancy
- algemeen juridisch
- arbeidsrecht
- bank- en effectenrecht
- bestuursrecht
- bouwrecht
- burgerlijk recht en procesrecht
- europees-internationaal recht
- fiscaal recht
- gezondheidsrecht
- insolventierecht
- intellectuele eigendom en ict-recht
- management
- mens en maatschappij
- milieu- en omgevingsrecht
- notarieel recht
- ondernemingsrecht
- pensioenrecht
- personen- en familierecht
- sociale zekerheidsrecht
- staatsrecht
- strafrecht en criminologie
- vastgoed- en huurrecht
- vreemdelingenrecht