Nederlandse Meesters over Wetgeving
1796-1940
Samenvatting
Nederlandse Meesters over Wetgeving 1796-1940 G.J. Veerman
Een vak heeft een geschiedenis en dan hoort daarbij dat die geschiedenis is beschreven. Het maken van wetten is een vak. Volgens sommigen is het een kunst, maar ook een kunstwerk maken is een vak. De afgelopen decennia zijn in Nederland rapporten, studies en handboeken verschenen over wetgeving als zodanig, als theoretisch vraagstuk of in de vorm van beschouwingen over de organisatie of de praktijk. Na een tijd van stilte, leek het, maar in de periode 1796-1940 werden de nodige discussies gevoerd over wetgeving in theorie en praktijk, en men kon daarbij flink tegen elkaar te keer gaan.
In dit boek vormen de rechtsgeleerden en hun opvattingen over wetgeving de hoofdmoot. Het begon rond 1795 toen hier de revolutie uitbrak en een nieuwe staat moest worden georganiseerd. Toen speelde het idee van de volkssoevereiniteit een rol, vanzelfsprekend of verguisd, of het Romeinse recht als de belichaming van het natuurrecht: zo redelijk, zo billijk, zo de eeuwen getrotseerd. Wat later kreeg de historische school van Von Savigny veel invloed, en weer later werd een ‘rechtsbewustzijn’ als bron van recht en wet opgevoerd. Er werd discussie gevoerd over de taak van de rechtswetenschap en de rechter in relatie tot de wetgeving.
De rechtsgeleerden zijn niet chronologisch op een rij gezet, een thematische behandeling maakt hun werk toegankelijker. De thema’s zelf zijn geënt op enkele belangrijke elementen van ‘wetgeving’, zoals de kwaliteit ervan, het wetgevingsbeleid, het wetsbegrip, de grondwetsherzieningen en de commentaren op de grondwet, de mogelijk meest overtreden en aangepaste wet aller wetten. Helemaal sluitend is de indeling niet, dat kan ook niet. De studie wordt afgerond met een vergelijking tussen toen en nu.
Als je die oude bronnen doorneemt en de geschriften leest, stuit je regelmatig op mooie of nu opmerkelijke betogen en grappige uitspraken, en is het verleidelijk veel te citeren. Als bij een verliefdheid. De andere kant is dat de meeste lezers nimmer al die bronnen nog eens zullen bekijken zodat het ook informatief is de auteurs ruimhartig weer te geven. Het resultaat van die voortdurende afweging vindt de lezer in de tekst.
Specificaties
Inhoudsopgave
U kunt van deze inhoudsopgave een PDF downloaden
a. Aanleiding 5
b. Methodologische opmerkingen 6
Hoofdstuk 2 Tijdens de Republiek 17
a. Enkele oude meesters 17
b. Over codificatie: het voorspel 22
Hoofdstuk 3 Een nieuw begin, maar hoe? 25
a. Vlak voor 1795 25
b. Een nieuwe staat, een nieuwe rechtsorde 27
Hoofdstuk 4 Over grondwetten, hun aard en inhoud 35
a. De Grondwet van 1814 – een praktisch document 35
b. G. Groen van Prinsterer: een theoretische proefneming 36
c. De ‘geoctroyeerde’ Grondwet 38
d. C.W. Opzoomer: slechts de belangrijkste kwesties 39
e. J. Oppenheim: de suprematie van de grondwet 41
f. Graag een gewone wet: H. Krabbe en H. Verkouteren 42
Hoofdstuk 5 Het wetsbegrip 45
a. De Grondwet van 1815: het begin van een lange discussie 45
b. Het vervolg van de discussie: de verhouding tussen wet en amvb 47
c. Het Meerenbergarrest en daarna 50
d. Het wetsbegrip bij Krabbe 54
e. De oplossing van de Grondwet van 1887 en daarna 57
f. Het laatste woord? 60
g. Jacob Israel de Haan en het wetsbegrip 62
h. Een doorgaande discussie 63
Hoofdstuk 6 Wetgevingsbeleid 67
a. Jacob Andries Weiland en volgenden 67
b. Opzoomer en anderen: een Commissie voor de Wetgeving 71
c. Sjoerd Anne Vening Meinesz: een algemeen wetgevingsbeleid 74
d. S.Katz: De Raad van State als Commissie voor de Wetgeving 78
e. Aanpassing van wetgeving 80
f. Het delegatievraagstuk 85
g. Nog drie aspecten van wetgevingsbeleid 88
Hoofdstuk 7 Kwaliteit van wetgeving 91
a. De taal als kwaliteitsaspect 91
b. De kwaliteit als procedureel probleem 98
Hoofdstuk 8 Commentatoren op de Grondwet 105
a. Ter inleiding 105
b. De commentatoren zelf: Van Hogendorp, Thorbecke, De Bosch Kemper, J. Heemskerk, Buys, Sybenga 106
Hoofdstuk 9 Rond de grondwetten 121
a. Rond de Grondwet van 1840 121
b. Rond de Grondwet van 1848 124
c. De Grondwet van 1848 zelf, een indicatie 127
d. Popularisering van de Grondwet van 1848 129
e. Rond de latere grondwetten 131
Hoofdstuk 10 Bredere perspectieven in het denken over wetgeving 135
a. De eerste rechtssocioloog: H.J. Hamaker 135
b. Een christelijk-historische visie: A.F. De Savornin Lohman 139
c. Het rechtsbewustzijn: H. Krabbe en R. Kranenburg 140
d. Een harde positivist: A.A.H. Struycken 144
e. Een sociaal-wetenschappelijke benadering: J.J. von Schmid 146
Hoofdstuk 11 Wetenschap en wetgeving of: de interpretatie van wetsbepalingen 151
Hoofdstuk 12 Twee bijzondere geleerden: H.L. Drucker en J.P. Fockema Andreae 165
a. H.L.Drucker 165
b. J.P. Fockema Andreae 167
c. Ten slotte 171
Hoofdstuk 13 Ten besluit: toen en nu 173
Geraadpleegde literatuur 179
Over de schrijver 185
Anderen die dit boek kochten, kochten ook
Net verschenen
Rubrieken
- aanbestedingsrecht
- aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht
- accountancy
- algemeen juridisch
- arbeidsrecht
- bank- en effectenrecht
- bestuursrecht
- bouwrecht
- burgerlijk recht en procesrecht
- europees-internationaal recht
- fiscaal recht
- gezondheidsrecht
- insolventierecht
- intellectuele eigendom en ict-recht
- management
- mens en maatschappij
- milieu- en omgevingsrecht
- notarieel recht
- ondernemingsrecht
- pensioenrecht
- personen- en familierecht
- sociale zekerheidsrecht
- staatsrecht
- strafrecht en criminologie
- vastgoed- en huurrecht
- vreemdelingenrecht