Waar komt deze ‘depressie-epidemie’ vandaan, vraagt de Groningse hoogleraar wetenschapstheorie en psychologie Trudy Dehue zich af in haar gelijknamige boek. Zij onderzoekt drie antwoorden die haar niet bevredigen: (1) depressie is een biologisch bepaalde stoornis die al eeuwenlang bestaat maar pas nu goed wordt gediagnosticeerd en behandeld; (2) de toename van depressie is het product van de farmaceutische industrie die de bevolking stoornissen aanpraat om er geld mee te verdienen; (3) de verzorgingsstaat maakt mensen kleinzerig en afhankelijk en ontneemt ze het besef dat je je geluk zelf moet maken.
Dehue wikt en weegt deze verklaringen en komt tenslotte met een vierde, die de derde (de neoconservatieve kritiek op de gepamperde burger) in feite op zijn kop zet. Juist omdat mensen voortdurend worden aangespoord om hun lot in eigen hand te nemen en het beste uit zichzelf te halen, raken ze gestresst. Depressiegevoeligheid ontstaat omdat we niet minder maar juist méér verantwoordelijkheid voor onszelf zijn gaan dragen.
Het neoliberale marktdenken benadrukt de eigen activiteit en productiviteit: je moet jezelf gaan beschouwen als een onderneming. Net zoals we volgens de cosmetische industrie massaal moeten gaan werken aan ons uiterlijk, zo moeten we ook aan de slag met onze psyche: wat geldt voor rimpels in de huid geldt ook voor ‘rimpels in de geest’. Mensen moeten hetzelfde gedrag gaan vertonen als bedrijven: leren doelen te stellen, keuzes te maken, risico’s te nemen, de balans op te maken, kortom zelfstandig, competitief en verantwoordelijk in het leven te staan.
Een belangrijk inzicht van Dehue in haar rijk geschakeerde boek is dat de biologische psychiatrie met zijn biomedische opvatting van depressie flink heeft meegeholpen om dit idee van het maakbare individu te vestigen. Als depressie vooral als een hersenziekte wordt gediagnosticeerd, wordt de oorzaak van psychische problemen verplaatst van de sociale omgeving (bijvoorbeeld de stress van een veeleisend bestaan) naar het eigen lichaam. Het risico van burn-out zit dan in je genen, niet in je werk of je combinatiedruk. Stress wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door een teveel van het stresshormoon cortisol, en daar kun je wat tegen slikken.
Deze versmalling van het beeld van depressieve klachten tot een enkelvoudige ‘ziekte’ heeft een lange geschiedenis. Aanvankelijk bestreek het begrip ‘melancholie’ een veel breder scala aan emoties en gedragingen, vanaf bedachtzaamheid, jaloezie, neiging tot afzondering, bijgelovigheid tot en met regelrechte waanzin. Later werd neerslachtigheid steeds meer als een bijeffect aan andere ziektes gekoppeld. Pas vanaf de jaren ‘80 wordt
depressie als een aparte, op zichzelf staande ziekte gezien, een beeld dat zich vooral verspreidde via de derde versie van het internationaal gezaghebbende DSM (‘Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders’).
Voorbeelden als deze laten ook zien dat de labels of beschrijvingen van ziekten haast automatisch de status krijgen van oorzaken. Denk aan ADHD: de samenvatting van een aantal gedragskenmerken zoals drukte en gebrek aan concentratievermogen wordt steeds meer gezien als de oorzaak van het gedrag (kinderen ‘hebben’ ADHD). Op die manier schept succesvolle wetenschap mede de werkelijkheid die zij slechts lijkt te ontdekken of beschrijven.
Dehue belicht de prominente rol van de farmaceutische industrie, maar ook die van de biomedische wetenschap die steeds ondernemender is geworden en de grenzen tussen publieke en private onderzoekssector heeft laten vervagen. Onthullend zijn de passages over de invloed van geneesmiddelenreclame die neerkomen op ware ‘ziekte-bewustwordingscampagnes’ van bedrijven, waarbij de te bestrijden symptomen eerst handig worden uitgebuit, zoals in de campagne van Wyeth voor het antidepressivum Efexor. Die campagnes misbruiken vaak het aura van wetenschappelijke objectiviteit, ook door academici tegen betaling (rechtstreeks, of via sponsoring van hun onderzoek of van dure congresreizen) allerlei medicijnen te laten promoten.
Sommige psychiaters zijn dus gewoon te koop. Maar ook het biomedische onderzoek raakt steeds sterker vercommercialiseerd. De toon wordt gezet door commerciële onderzoeksbedrijven, die proefpersonen inzetten als handelswaar, en een snelle registratie dus marketing van nieuwe medicijnen beloven. Ook bestaan er allerlei schimmige verbindingen tussen medisch-wetenschappelijke tijdschriften en farmaceutische bedrijven, die soms zelfs spookschrijvers inzetten om voor een bepaalde medicijn gunstige onderzoeksartikelen onder andermans naam (en tegen betaling) te doen plaatsen. Ook het testen van medicijnen via de zogenaamd waterdichte methode van ‘randomized controlled trial’ (RCT) laat allerlei mogelijkheden open voor manipulatie, voor het overdrijven van de voordelen en het verzwijgen van de nadelige bijwerkingen van de geteste producten.
Dehue heeft een heldere, zorgvuldig gedocumenteerde en gepassioneerde aanklacht geschreven tegen het ‘farmaceutisch-wetenschappelijk complex’ en de manier waarop dit zich dubbel legitimeert via het biomedische ziektemodel en het neoliberale marktdenken. De ‘depressie-epidemie’ is in haar ogen grotendeels een gevolg van de prestatiedruk van een neoliberale, meritocratische samenleving die de door haar veroorzaakte stress individualiseert, medicaliseert en commercieel uitbuit. Een ziekmakende samenleving dus. Een meer sociale samenleving (en een meer sociale psychiatrie) zouden deze ‘handel in depressie’ een halt toeroepen en daarmee de neerslachtigheid voor een groot deel kunnen verjagen.
Over Dick Pels
Socioloog en filosoof Dick Pels is essayist voor onder andere NRC Handelsblad, de Volkskrant, De Groene Amsterdammer en Hollands Diep. Hij is (hoofd)docent maatschappijtheorie en sociale filosofie aan de universiteiten van Amsterdam en Groningen. Daarnaast is hij een van de oprichters van de progressieve denktank Waterland.