Achtergrond

Europa onder vuur? Niet jammeren maar handelen

Onder druk van de VS en China hangt Europa als een lamgeslagen bokser in de touwen. Matige groei, veel te afhankelijk van anderen, gekrakeel tussen de EU-lidstaten. Wat te doen? Het regent recepten voor Europees herstel, het Draghi-rapport voorop. Een rondgang langs experts met optimistische adviezen en scenario’s: weg met onderlinge handelsbarrières, verminder of vereenvoudig de regels, investeer massaal in innovatie. ‘Europa moet niet groeien maar floreren.’

Paul Groothengel | Aad Goudappel | 3 december 2025 | 11-16 minuten leestijd

Van wereldmacht tot kneus, van kolonisator tot kolonie. Of doen we Europa hiermee te kort? Feit is dat het Avondland er momenteel slecht voor staat, door de toenemende druk van de VS en China, door Russische agressie, door zwakte op gebied van de eigen energievoorziening, door digitale afhankelijkheid van andere grootmachten, et cetera. De Duitse economie, de belangrijkste van Europa, hapert nog steeds; Frankrijk wordt verlamd door voortdurende politieke onrust; Europese exporten lijden onder Amerikaanse tariefmuren, Chinese protectie en wereldwijde groeivertragingen.

Daarbij komt dat geopolitieke verstoringen steeds zwaarder drukken op de Europese economie. In Markt onder vuur beschrijft de Vlaamse toekomstdenker Hans Diels dat er, nu er meer regionale machten zijn opgestaan, automatisch meer kans is op geopolitieke conflicten en daarmee op economische onzekerheid. De wereld was tijdens de Koude Oorlog nog overzichtelijk verdeeld in twee machtsblokken, die elkaar moeiteloos in evenwicht hielden. Nu heb je, constateert Diels, naast de VS en Rusland ook China, Europa en opkomende landen als Turkije, Saoedi-Arabië en India. ‘Deze multipolariteit zorgt voor meer wrijving die potentieel tot conflict kan leiden. En landen hebben nu meer mogelijkheden om te manoeuvreren omdat ze zich kunnen aansluiten bij verschillende allianties in geval van militair conflict. Dat vergroot de onzekerheid’, zei Diels eerder in deze kolommen.

Voorbereid op geopolitieke risico’s?

Dat geopolitieke conflicten de wereldwijde economie nu meer dan ooit verstoren, zien we dagelijks om ons heen. Neem de oorlog in Oekraïne, stelt Diels. Niet alleen moesten veel westerse bedrijven zich hierdoor terugtrekken uit Rusland maar ook wereldwijde energiestromen begonnen flink te haperen. Bedrijven ondervonden de fragiliteit van hun mondiaal verspreide toeleveringsketens. Datzelfde zagen we tijdens de coronacrisis. Toen merkten bedrijven weer aan den lijve hoe complex internationale productieketens kunnen zijn: als je bijvoorbeeld machines produceert en een paar kleine onderdeeltjes uit China importeert, ben je direct gevoelig voor disruptie in China. En als een gigantisch containerschip (de Ever Given in 2021) een kleine week dwarsligt in het Suezkanaal, een cruciale route in de wereldhandel, leidt dat razendsnel tot wereldwijde vertragingen, verstoringen in toeleveringsketens en financiële claims.

In hoeverre houden bedrijven rekening met dergelijke geopolitieke ontwikkelingen? Uit onderzoek van McKinsey bleek dat 84% van de CEO’s van multinationals verwacht dat geopolitieke instabiliteit impact zal hebben op hun bedrijf. Dit jaar rapporteerde EY dat ruim 90% van de ondervraagde CEO’s inmiddels geopolitieke risico’s in hun strategische en investeringsbeslissingen integreren. Tussen zeggen en doen kan veel ruimte zitten: Remko Blom (PwC) en Maaike Okano-Heijmans (Instituut Clingendael) komen in hun boek Impact van geopolitiek namelijk tot een heel andere conclusie. Hun praktijkervaring is nou juist dat er nog maar weinig Europese bedrijven zijn die daadwerkelijk een integrale aanpak hebben voor geopolitieke risico’s. Het duo adviseert Europese bedrijven om vaker de samenwerking met overheden op te zoeken, meer rekening te houden met de lange termijn en geopolitiek consequent in te bedden in hun ondernemingsstrategie.

Eigen land eerst

Europa heeft het moeilijk, maar het wonderlijke is dat de interne Europese markt bestaat uit een relatief koopkrachtige groep van liefst 450 miljoen consumenten; bijna net zoveel als de inwoners van de VS en Rusland samen. Waarom maken de 27 EU-lidstaten geen gezamenlijke vuist? Waarom profiteren ze niet maximaal van onderlinge handel? Het probleem: nationale belangen prevaleren nog vaak boven Europese belangen. Vorig jaar sprak Spanje zich uit tegen de invoering van een Europese importheffing op elektrische auto’s uit China; zo kon het de eigen export van varkensvlees naar China veiligstellen. Daar waren Duitse autofabrikanten niet blij mee. Dat waren ze ook niet met de actie van onze EZ-minister Karremans die eind september chipfabrikant Nexperia onder curatele stelde en zich daarbij weinig gelegen liet liggen aan de belangen van de Europese industrie. Zo liggen Nederland en Frankrijk trouwens ook dwars bij het sluiten van de handelsovereenkomst Mercosur met een aantal Zuid-Amerikaanse landen, omdat ze bang zijn dat hun eigen boeren zullen lijden onder goedkope importen van Argentijnse biefstuk en andere landbouwproducten. Het is de tragiek van een Europese lappendeken van 27 zelfstandige EU-lidstaten, ieder met vetorecht, in een notendop.

Daarom klopten de EU-bonzen in Brussel vorig jaar aan bij de Italiaan Mario Draghi. Kon hij een visie ontwikkelen voor het toekomstige concurrentievermogen van de EU? Een routekaart naar succes? De voormalig premier van Italië rapporteerde vervolgens in The Future of European Competitiveness dat Europa zijn concurrentievermogen moet verstevigen door aanzienlijk te investeren in innovatie, groene energie en veiligheid. Verbeter nou eerst eens de coördinatie tussen EU-lidstaten, vereenvoudig de regels en verdiep de interne markt, aldus Super-Mario (de bijnaam die hij als ECB-voorzitter overhield aan zijn reddingsactie van Zuid-Europese landen). Stimuleer daarbij investeringen om de EU-productiviteit te verhogen en zo de kloof met de VS en China te dichten. Prijskaartje voor de Europese lidstaten: 800 miljard euro.

Niet jammeren, maar handelen

Hoogleraar internationale betrekkingen (Universiteit Leiden) Rob de Wijk borduurt in Amerika en wij verder op het Draghi-rapport. Europa kan volgens De Wijk wel degelijk zijn leidende rol in de wereld terugpakken, ondanks de aanvallen van Donald Trump op de EU, die ‘de pijlers onder tachtig jaar Europese welvaart en veiligheid wegsloopt’. De Wijk vat zijn advies aan Europa samen met ‘niet jammeren, maar handelen’. Door de noodzaak de komende jaren, aangejaagd door Trump, zwaar te investeren in militaire veiligheid, kunnen de Europese lidstaten volgens De Wijk automatisch bouwen aan economische herstructurering en autonomie.

Europa moet wel oppassen om niet ál te driftig de banden met de VS door te snijden, waarschuwt De Wijk tegelijkertijd. Daarvoor zijn we nog te afhankelijk van de Amerikanen, denk aan de import van het Amerikaanse vloeibare gas (lng) en het leunen op de Amerikaanse hightech- en dienstensector. De EU is al aardig bezig, bijvoorbeeld met het werken aan meerdere ‘Omnibus-regelingen’, gericht op het vereenvoudigen van regels en wetgeving, onder meer op gebied van duurzaamheid, vestigingsprocedures en erkenning van beroepskwalificaties. Met als doel de administratieve lasten voor bedrijven te verlagen en zo hun mondiale concurrentiepositie te versterken. Waar Europa volgens De Wijk nu vooral op moet inzetten, is het ontwikkelen van één Europese kapitaalmarkt en het slechten van de interne handelsbarrières tussen Europese lidstaten onderling: die rekenen elkaar nu nog rustig Trumpiaanse heffingen die oplopen tot 40% voor goederen en liefst 110% voor diensten. Komen de lidstaten er onderling niet uit? Dan moet de broodnodige solidariteit zo nodig worden afgedwongen, schrijft De Wijk. Het lastige is dat notoire dwarsliggers als Hongarije niet uit de EU kunnen worden gezet; begin dan desnoods een nieuwe Europese Unie, met alleen lidstaten die wél willen samenwerken, adviseert De Wijk.

Liever een ander systeem, maar welk?

In Fuck the system gaat de Vlaamse techondernemer en transformatiestrateeg Jo Caudron ‘op zoek naar een sterk Europa in de nieuwe wereldorde’. Hij wil zijn lezers aanzetten tot transitiedenken, en schetst de mogelijk­heden die Europa in zijn ogen heeft om succesvol te concurreren met andere regio’s. Gevraagd naar het waarom van zijn boektitel, wijst Caudron op het toenemende geklaag van steeds meer Europeanen: ‘Wat ik steeds meer hoor: onze democratie is bureaucratisch en mist daadkracht; het gaat slecht met de economie; de gewone man dan wel het bedrijfsleven is het slachtoffer; het onderwijs- en zorgsysteem deugen niet; we betalen te veel belastingen. Met als gedeelde conclusie: het systeem deugt niet meer. En dus: fuck the system!! Mensen willen geen beter systeem, ze willen een ander systeem. Al heeft niemand vooralsnog een goed beeld van wat dat andere systeem moet zijn.’ Europeanen vrezen voor de economische macht van de VS en China, maar vergeten dat ze tot de rijkste consumenten ter wereld behoren. Ze leven veel minder boven hun stand dan de doorsnee Amerikaan, schrijft Caudron. ‘EU-burgers hebben gemiddeld drie keer meer spaargeld, spelen minder op de aandelenbeurs - wat hen minder kwetsbaar maakt voor schommelingen - en zijn vaker eigenaar van een eigen woning. Kortom: Europeanen staan er economisch helemaal niet slecht voor, terwijl we die welvaart ook nog ‘ns combineren met een ongeëvenaard niveau van welzijn en zorg.’

Beter goed gejat dan slecht gevonden

Niettemin zijn er wel degelijk forse geopolitieke risico’s, vervolgt Caudron: ‘Naast onze energieafhankelijkheid en onze zwakke Europese centrale defensie, is momenteel het grootste risico dat we een digitale kolonie worden van de VS of China.’ De cijfers spreken boekdelen: 80% van de IT-resources die Europa gebruikt, komt van buiten Europa. Chips en AI produceren we niet of nauwelijks, die importeren we. Wat te doen? Caudron, die met zijn eerdere boek De wereld is rond het Managementboek van het Jaar 2020 schreef: ‘Onze achterstand op IT-gebied, maar ook op andere strategische vlakken, kunnen we wegwerken door zonder enige schaamte datgene te kopiëren waarin anderen beter zijn geworden dan wij. Zoals een Nederlandse collega me ooit zei, beter goed gejat dan slecht gevonden.’’ Hij noemt dit copy-back, het kopiëren van diensten die we oorspronkelijk zelf hadden bedacht, denk aan Skype, Deezer, TomTom en Hyves. ‘Al deze Europese innovaties zijn weggeconcurreerd of opgekocht door Amerikaanse bedrijven om hun eigen innovaties te versnellen. Google alleen al heeft tientallen Europese bedrijven opgekocht om bestaande technologie te integreren in hun eigen platformen! Via copy-back kopiëren we doelgericht wat elders succesvol is gebleken, om dit vervolgens te verbeteren en af te stemmen op Europese wensen.’ Ter illustratie wijst hij op Eurostack, een initiatief van Europese politici, bedrijven en wetenschappers om toe te werken naar een onafhankelijke Europese IT-infrastructuur. Stevige regelgeving helpt daarbij, Caudron noemt als voorbeeld de recente invoering van een ‘Buy European Digital Act’; deze wet moet ervoor zorgen dat tegen 2030 minstens de helft van alle publieke cloudaanbestedingen naar betrouwbare Europese providers gaat.

Al met al is Caudron best optimistisch over de kansen van Europa. Wat we in essentie nog missen: ‘Europa heeft een sterker innovatie-ecosysteem nodig; een betere financiering van innovaties, start-ups en scale-ups; sterk leiderschap en zelfvertrouwen om te geloven in de kracht van ons eigen continent.’

Van meer naar beter

Econoom en adviseur Paul Schenderling gooit het over een andere boeg: Europa moet niet gaan voor kwantiteit maar ‘radicaal voor kwaliteit’. In Continent van de kwaliteit geeft hij aan hoe Europa een eigen economische koers kan varen: ‘We hebben zelf onze economie verzwakt, door decennia lang consequent goedkope consumentengoederen te importeren; producten die vaak niet voldoen aan de Europese eisen op gebied van veiligheid, arbeid en milieu. Maar daar keken we niet naar, want het ging ons om de laagste prijs. Waarmee we onze eigen bedrijven, vooral in het mkb, enorm hebben verzwakt. Zij houden zich immers wél aan alle Europese wetgeving en krijgen oneerlijke concurrentie van onder andere Chinese bedrijven die veel staatssteun krijgen. En dus spotgoedkoop kunnen leveren.’ Daar kunnen we volgens Schenderling andere zwaktes bij optellen: toenemende sociale ongelijkheid (‘door de toenemende herverdeling van inkomen van arm naar rijk, is de ongelijkheid in Europa gestegen tot het hoogste niveau sinds ruim een eeuw’), snelstijgende kosten voor levensonderhoud, ecologische ontwrichting en een in vele landen afbrokkelende democratie.

Maar Schenderling is positief: ‘Kijk, in Europa hebben we niet het hoogste bbp per hoofd, noch de snelstgroeiende productiviteit, noch de grootste multinationals. Maar dit zijn alleen maar kwantitatieve maatstaven van vooruitgang. Heb je het dan over echte vooruitgang? Nee. We moeten van meer naar beter, niet meer focussen op kwantitatief groeien, maar op kwalitatief groeien. Dan denk ik aan een betere kwaliteit van goederen en diensten, van leven en werk, van onze leefomgeving.’ Hij citeert de Britse econoom Kate Raworth: ‘Zij benadrukte dat we niet meer moeten streven naar eindeloze groei, maar naar een dynamisch evenwicht, erop gericht om te voorzien in de basisbehoeften van ieder mens, met bescherming van de aarde. Het gaat in haar visie niet meer om groeien maar om floreren.’

Van efficiëntie naar sufficiëntie

Het pleidooi van Schenderling doet denken aan de les die iedere economiestudent krijgt voorgeschoteld: moeten we onze welvaart vergroten, of ons welzijn? Waarna het bekende voorbeeld volgt van Bhutan, waar ze groei meten in termen van Bruto Nationaal Geluk, in plaats van het wereldwijd gebruikte Bruto Nationaal Product. Schenderling hekelt het eeuwige sturen op efficiency waar veel bedrijven, niet alleen in Europa, door worden gegijzeld. ‘Dat is in praktijk vaak totaal inefficiënt! Bij sturen op efficiency draait alles om prijzen. Maar die zeggen doorgaans weinig over kwaliteit. We zien efficiency alleen maar als verhouding tussen kosten en baten.’ Hij prefereert sturen op ‘sufficiëntie’, waarbij je álle kosten en baten meeneemt. ‘Sufficiëntie betekent letterlijk voldoening gevend, vervolmakend. Dat is uitstekend toepaspaar in het bedrijfsleven, omdat je hierbij uitgaat van een web van relaties binnen waardenketens. Die relaties zijn alleen gezond en bestendig als ze gebaseerd zijn op wederkerigheid.’ Neem een landbouwer. Die is sufficiënt bezig als hij zijn akker bewerkt op een wijze waarbij alles en iedereen gedijt: niet alleen de planten en de bodem, maar ook de dieren en mensen rond de akker, de loonwerkers en de klanten van de boer. En andere bedrijven? ‘Die werken sufficiënt als ze investeren in de ontwikkeling van medewerkers, hen vaste contracten aanbieden, milieustandaarden respecteren, kortom concurreren op kwaliteit’, zegt Schenderling. Dat is volgens hem de weg die Europese ondernemingen moeten bewandelen.

Europa als middenmacht

Europa moet de komende jaren nadrukkelijk zijn eigen pad kiezen en daarbij streven naar soevereiniteit. Want China en de VS zullen de komende jaren echt niet wezenlijk veranderen in hun handelsbeleid. Diels verwijst in dit verband op de ‘Sinatra doctrine’ van Josep Borrell; deze EU-vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, refereerde hiermee aan het beroemde I did it my way, van Frank Sinatra. Borrell bedoelde hiermee dat Europa op geheel eigen wijze onafhankelijker moet zien te worden van andere landen wat betreft grondstoffen en technologieën. En daarbij wel allianties moet aangaan met een grote groep van landen die ook naar strategische autonomie streven. Zo is de Europese Commissie de Critical Raw Materials Club gestart, om zo gelijkgestemde landen te verenigen die hun wereldwijde toeleveringsketens willen versterken. Diels: ‘We zullen onze relaties met China en de VS ondertussen ook moeten versterken. Zo kan Europa uitgroeien tot een ‘middenmacht’ zodat we de effecten van de verslechterende betrekkingen tussen de VS en China voor onszelf kunnen beperken.’

Over Paul Groothengel

Paul Groothengel is freelance journalist.

    Personen

      Trefwoorden