Dertig jaar geleden kwam de eerste smartphone op de markt. Wat begon als een handzaam apparaat om te bellen en te sms’en, is inmiddels uitgegroeid tot een onmisbare metgezel die veel aspecten van ons leven raakt. Van werk en studie tot sociale contacten en ontspanning: de smartphone is overal. En dat heeft z’n voordelen – maar ook zijn schaduwzijden. In mijn boek Altijd Aan onderzoek ik precies die haat-liefdeverhouding: waarom grijpen we steeds weer naar onze telefoon en wat betekent dit voor ons welzijn? En hoe kunnen we profiteren van de voordelen die de smartphone ontegenzeggelijk biedt, zonder het gevoel te hebben dat we altijd online moeten zijn?
Altijd bereikbaar, maar tegen welke prijs?
We leven in een cultuur waar 24/7 bereikbaarheid de dagelijkse norm is geworden. Werkmail, appjes van collega’s, meldingen van Teams, berichtjes van je kinderen waar je wat voor moet regelen… Voor veel werknemers voelt het alsof je altijd ‘aan’ moet staan. Dat kan efficiënt lijken, maar er hangt ook een prijskaartje aan: je mentale batterij raakt leeg, je herstelmomenten verdwijnen en de scheidslijn tussen werk en privé vervaagt. Het managen van onze werk-privébalans is voor velen een dagelijkse uitdaging geworden.
Wetenschappelijk onderzoek – inclusief het onze – laat zien dat interrupties door persoonlijk smartphonegebruik overdag ervoor zorgen dat je voorgenomen taken niet afkomen, wat leidt tot frustratie aan het einde van de werkdag. Deze frustratie neem je mee naar huis en dat belemmert je herstelproces. Veel mensen ervaren bovendien druk vanuit hun omgeving om bereikbaar te blijven: collega’s die ’s avonds nog mailen, een leidinggevende die laat een bericht stuurt, of de onuitgesproken norm in een organisatie dat je snel reageert. Zo ontstaat een vicieuze cirkel: je wíl misschien wel meer offline zijn, maar je hebt niet het gevoel dat daarvoor de ruimte is.
Niks menselijks is ons vreemd
Wat ik als onderzoeker zie in de data, ervaar ik ook dagelijks in mijn eigen leven. Als moeder van twee pubers merk ik hoe vanzelfsprekend hun telefoon onderdeel is van hun (sociale) leven. Waar ik me bij hen regelmatig zorgen maak dat ze te veel op hun telefoon zitten (de welbekende schermtijddiscussies), zie ik als dochter van een moeder die alle telefoons ‘knopjesapparaten’ vindt, ook de andere kant. Er zijn grote groepen mensen die niet kunnen deelnemen aan de digitale samenleving, met allerlei gevolgen van dien.
Deze persoonlijke ervaringen en anekdotes heb ik bewust verweven in mijn boek. Ze brengen de theorie en wetenschappelijke kennis tot leven, waardoor het herkenbaar, beter te behappen en makkelijker te vertalen is naar jouw dagelijkse praktijk.
geen zelfhulpboek
Met Altijd Aan wil ik laten zien dat het beeld dat in de media bestaat over smartphones ongenuanceerd en incompleet is. De negativiteitsbias die blijkbaar de meeste nieuwswaarde heeft, speelt hier ook mee. Toch weiger ik te geloven dat we allemaal idioten zijn omdat we veel geld neerleggen voor een apparaat dat alleen maar ellende zou brengen. Ik plaats de smartphone daarom in een bredere context: hoe technologie onze manier van werken en leven beïnvloedt, hoe normen rond bereikbaarheid ontstaan en hoe verschillende generaties – van pubers tot ouderen – hiermee omgaan.
Waar veel boeken focussen op ‘digitaal detoxen’, laat ik zien dat de uitdaging dieper zit: het gaat om hoe we samen een nieuwe balans vinden in een wereld die nooit meer helemaal offline wordt. De uitdaging ligt dan ook niet in het wegleggen van je smartphone, maar in het terugpakken van de regie over hoe, wanneer en waarvoor je het gebruikt.
Over Daantje Derks
Daantje Derks is Professor Work and Organizational Psychology bij Erasmus.