‘Ik schuif het briefje onder de deur door. Ik ga op mijn knieën zitten om te controleren of het goed naar binnen is gekomen en zie een paar voeten roerloos in mijn richting wijzen. Mijn hart begint te bonzen.’
Umami richt zich niet op de gebeurtenissen zelf, maar verhaalt over de jaren die erop volgen. Hoe de bewoners van het hofje omgaan met hun verdriet. Het verhaal wordt echter nergens té zwaarmoedig doordat de auteur haar verhaal lichtvoetig brengt hetgeen echter niets afdoet aan het verdriet van de betrokkenen.
‘Op weg naar de pizzeria huilt papa achter het stuur. Onopvallend. Zonder te snikken, zonder geluid, met allen maar tranen die over zijn wangen biggelen, als op de schilderijen van een man in het park vlak bij mijn huis, die op zijn knieën op de grond ging zitten en met spuitbussen en spatels in een paar tellen steeds dezelfde taferelen liet verschijnen.’
Jufresa’s allergrootste kracht is haar wonderschone, verhalende schrijfstijl. Jufresa speelt met woorden en springt elegant van het heden naar het verleden.
De auteur zet haar personages heel geloofwaardig neer. Je hebt als lezer nauwelijks door dat je de persoon in kwestie beschreven krijgt, zó subtiel doet Jufresa dat. Feitelijk ‘tussen neus en lippen’, maar toch duidelijk en met voldoende informatie over het karakter.
‘Thuis staat de schuifpui open. Eerst schrik ik, maar dan loop ik er langzaam naartoe en zie mama op de binnenplaats. Ze staat midden op het gras met een kop koffie in haar handen. Ze lijkt wel verdwaald, in haar pyjama, met een sjaal half omgeslagen, alsof ze is ontvoerd door elfjes.’
Op delicate en respectvolle wijze gaat Jufresa om met de vele emoties die in ‘Umami’ aan bod komen. Een wonderschoon debuut!