Cijfers en school horen toch bij elkaar?, kun je je afvragen. Wellicht, maar in de afgelopen jaren zijn die cijfers zo het schoolbeeld gaan bepalen dat het onderwijs in dienst is komen te staan van deze cijfers. Anders gezegd: cijfers zijn niet langer een middel maar een doel geworden. Waar is het dan mis gegaan? De emeritus hoogleraar comparatieve pedagogiek laat zien dat in Engeland al in de jaren ’60 besloten werd dat scholen verantwoordelijkheid moesten afleggen aan de overheid, anders zou de subsidie verloren gaan.
Een schijnbaar onschuldige stap die echter van kwaad tot erger leidde. Vervolgens werden scholen onderling vergeleken aan de hand van ranglijsten, werd de inspectie geprivatiseerd, kwam er een beleid waardoor niet-competente leraren gemakkelijker ontslagen konden worden en kwam er een zero tolerance beleid dat leidde tot shaming and blaming van scholen. Dit alles vond zowel plaats onder Labour als onder de conservatieven. Een obsessie dus voor toetsen en ‘meten is weten’. De leidende onderliggende gedachte was - en is - dat de school het land naar de economische wereldtop zou kunnen brengen. Het zou niet lang duren voordat andere landen - en niet alleen in Europa - besmet zouden raken met dit cijfervirus.
Maar iedereen die op school heeft gezeten en proefwerken en examens heeft mogen maken, weet dat het verkregen cijfer lang niet altijd een goede weergave is van de opgedane kennis. Daarnaast leert het cijfer je niets hoe het volgende keer beter kan. De toetscultus is voornamelijk gericht op summatief (eind) toetsen terwijl het onderwijs vooral gebaat is bij formatief (tussentijds toetsen. Een ander aspect dat Standaert beschrijft is dat de meeste toetsen ‘vergelijkend’ van aard zijn in plaats van ‘absoluut’. Toetsen zijn vooral bedoeld om leerlingen en scholen te kunnen rangschikken.
Maar de andere functie van toetsen, te weten of de doelstellingen zijn bereikt, is in het slop geraakt.
In dit geval wordt een leerling vergeleken met zijn vorige prestatie en kan het daaruit motivatie ontlenen. Want zonder motivatie geen actief leren aldus de auteur.
Het boek heeft ook een hoofdstuk waarbij de lezer de principes van statistiek en cijfers geven op hoofdlijnen uitgelegd krijgt. Zeer verhelderend voor mensen die weinig statistische kennis hebben.
Standaert bespeurt een wereldwijde trend waarbij scholen worden aangemoedigd om hoog te scoren op de bekende internationale PISA test. Het kwalijke daarvan, stelt hij, is dat de toets leidend wordt en niet de leerstof. De lessen worden georganiseerd rond de toets. Waarom? Landen willen de beste zijn op de PISA scores.
Ik wil hier opmerken dat Standaert positief is over onderzoeker John Hattie. Dit in tegenstelling tot Piet de Rooy in diens boek ‘Een geschiedenis van het onderwijs in Nederland’ die stelde dat: ‘John Hattie’s onderzoek niet deugt. De geschiedenis had al vaker laten zien dat veelbelovende onderzoeksresultaten bij nader inzien niet klopten.’ Standaert is het weliswaar niet in alles eens met Hattie, maar schrijft wel: ‘(…) dat dit reuzewerk respect verdient omdat het een unieke verzameling biedt van een onoverzichtelijk researchfield. De lijstjes van Hattie moeten geen receptuur worden maar een inspiratiebron.’
De auteur heeft niets tegen cijfers geven, wel tegen bovenstaande cultus waarin scholen zijn doorgeslagen. Hij pleit voor een goed evenwicht tussen kwantitatieve toetsing en een kwalitatieve benadering. Tevens pleit hij ervoor dat scholen zichzelf kunnen evalueren, dat niet alleen leerlingen gemeten worden maar ook organisatievormen en -structuren.
Al met al is De becijferde school een zeer goed leesbaar boek dat een uitstekend overzicht biedt van de dominante positie die toetsing en centrale examens innemen. Het lijkt met een standaardwerk voor iedereen die in het onderwijs werkt, eraan verbonden is of erin gaat werken.
Over Peter de Roode
Drs. Peter de Roode is zelfstandig adviseur en trainer. Hij ondersteunt organisaties bij het invoeren van grootschalige veranderingen waarbij gedragsverandering centraal staat.