In zijn vierde boek 'Wat de hond zag' heeft hij artikelen gebundeld die eerder verschenen in het tijdschrift 'The New Yorker', waaraan Gladwell sinds jaar en dag verbonden is. Het boek is een feest om te lezen en biedt opnieuw tal van inzichten en vergezichten waar je zelf niet onmiddellijk op zou komen.
Je zou bijvoorbeeld niet zo gauw denken dat de geschiedenis van de vrouwenemancipatie in de VS verteld kan worden aan de hand van reclameslogans voor haarverf, maar Gladwell speelt het klaar. Hij maakt ook aannemelijk dat de ineenstorting van energiereus Enron veel te maken heeft met het niet goed begrepen verschil tussen een raadsel ('puzzle') en een mysterie. En hij legt uit waarom onderwijsinstellingen bij het werven van docenten de selectiestandaarden niet alleen niet moeten verhogen, maar juist beter kunnen verlagen. In alle 19 stukken in de bundel zijn dit soort prikkelende conclusies te vinden, die vaak tegen je intuïtie ingaan maar niettemin bijna altijd overtuigen. Gladwell is een rasjournalist en lardeert zijn stukken met veel 'human interest', aansprekende voorbeelden en doorkijkjes in het leven van bijzondere of juist heel gewone Amerikanen. Hij heeft een voorkeur voor hardwerkende, vaak tegen de stroom in zwemmende eenlingen met een gouden idee of een afwijkende kijk op de dingen. Die sympathie werkt aanstekelijk en als lezer word je meegezogen in de wereld van Ron Popeil, koning van de keukenapparaten, of Nassim Taleb, die een fortuin verdiende met zijn tegendraadse beleggingsstrategie. Omdat de gebundelde stukken meestal niet langer zijn dan een pagina of dertig raak je de draad niet kwijt in alle uitweidingen en anekdotes waar Gladwell verzot op is (iets wat wel eens irritatie opwekt in zijn eerdere boeken). In het Woord vooraf legt Gladwell uit wat hem tot het schrijven van deze stukken heeft aangezet. Zijn belangrijkste drijfveer is zijn nieuwsgierigheid naar wat er omgaat in de hoofden van andere mensen (of zelfs dieren, zoals de hond uit het titelstuk). Wat gebeurt er in het hoofd van een piloot, uitvinder, CEO, hondenfluisteraar? Hoe voelt het om een arts te zijn? En wat kunnen wij daarvan leren? Volgens Gladwell kunnen wij op goede ideeën komen door beter te kijken naar ogenschijnlijk oninteressante, triviale gebeurtenissen en door in de huid te kruipen van gewone, alledaagse mensen. 'Wat de hond zag' geeft daar inderdaad overtuigende staaltjes van en kan een bron van inspiratie zijn voor iedereen die zijn of haar manier van kijken wil opfrissen. Het boek is opgedeeld in drie delen. Deel I behandelt 'Enthousiastelingen, pioniers en andere varianten van bescheiden genialiteit': een bonte verzameling individuen die allemaal op hun manier een bijdrage aan hun vakgebied (of aan de wereldgeschiedenis) hebben geleverd. In deel II staan voorspellingen, theorieën en diagnoses centraal, of zoals Gladwell zegt: verschillende 'manieren om ervaringen te rangschikken'. Deel III ten slotte gaat over persoonlijkheid, karakter en intelligentie. En dan met name over de vraag in hoeverre we over deze zaken adequate voorspellingen kunnen doen. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat deze indeling nogal kunstmatig is en dat sommige stukken ook heel goed elders in de bundel hadden kunnen staan. Bekende elementen uit Gladwells andere boeken (de rol van toeval, intuïtie, omstandigheden) duiken ook in 'Wat de hond zag' weer regelmatig op. Dat biedt op zichzelf ook al een prettig referentiekader: kenners van Gladwells werk zullen zijn manier van kijken en redeneren op veel plaatsen herkennen. Het is jammer dat het boek wel erg snel in elkaar gezet lijkt te zijn. De vertaling loopt niet overal even soepel en een verantwoording, register en bibliografie ontbreken (overigens ook in de Amerikaanse uitgave). Veel van de door Gladwell aangehaalde auteurs zijn ook in het Nederlands vertaald en dat komt de lezer nu niet te weten. Deze kanttekeningen nemen niet weg dat 'Wat de hond zag' een echte aanrader is: niet te missen voor Gladwell-fans en een uitstekende introductie voor wie zijn werk nog niet kent.