'Er doen zich ingrijpende veranderingen voor in wat democratische samenlevingen hun kinderen en jongeren onderwijzen, en die veranderingen zijn niet goed doordacht. Dorstend naar nationaal gewin ontdoen vele landen en de daarin bestaande onderwijsstelsels – zich achteloos van allerlei competenties die noodzakelijk zijn voor het levend houden van democratieën,' zegt Martha Nussbaum in 'Niet voor de winst'.
De ondertitel van het boek, 'Waarom de democratie de geesteswetenschappen nodig heeft', verraadt meteen welke noodzakelijke competenties volgens haar overboord gezet worden. Een boeiende stelling, gepassioneerd verwoord, maar ook één die voor mij niet helemaal bewezen wordt met dit vlammende betoog.
Aan de hand van (onderwijskundige) denkers als Socrates, Rousseau, Dewey en Tagore neemt Nussbaum ons mee in de wereld van het opgroeiende kind. Een kind is in eerste instantie een narcistisch wezen met uitsluitend oog voor de directe bevrediging van zijn behoeftes. Een verantwoorde opvoeding leert het kind zich in te leven in anderen. Dat inleven kan op verschillende manieren gebeuren: door spelletjes te spelen, door te acteren of te dansen, door te kijken naar foto's, schilderijen en andere afbeeldingen, door te luisteren naar verhalen of door ze zelf te lezen.
Al deze activiteiten vragen om inbeelding in de ander: speel een verdrietig kind, kijk naar De Nachtwacht en stel je voor dat jij het kleine meisje bent dat tussen de benen van de volwassen mannen door kijkt, huiver mee met het meisje dat haar oma ineens veranderd vindt – oma, wat heeft u grote ogen. Kunst, spel en literatuur helpen bij de ontwikkeling van verwondering, empathie, verbeeldingskracht en inlevingsvermogen – en precies die eigenschappen heeft een mens nodig om een goed burger te zijn of te worden, om flexibel en vernieuwend te kunnen zijn. Precies die eigenschappen ook maken van zelfzuchtige samenlevingen volwassen democratieën.
Het punt is echter, dat economisch meetbaar nut wereldwijd voorop staat. En de opbrengst van de geesteswetenschappen (de hier gebruikte vertaling voor liberal arts) is nu eenmaal niet direct uit te drukken in geld. Dus verdwijnen kunst, spel en literatuur overal ter wereld langzaam uit het reguliere lesprogramma. Gevolg: narcistische burgers en steeds minder innovatieve, creatieve geesten.
Hoe belangrijk ik zelf kunst, literatuur en spel ook vind, toch denk ik dat het allemaal zo'n vaart niet zal lopen. Om te beginnen vraag ik me af of de geesteswetenschappen in het Nederlandse onderwijs wel zo naar de achtergrond gedrongen zijn. Naar mijn mening wordt er in de onderbouw van het voortgezet onderwijs naar verhouding nog steeds meer tijd besteed aan talen, geschiedenis, tekenen, handvaardigheid en muziek dan aan natuurwetenschappen en economie: een gemiddelde vwo-klas besteedt er per week al gauw anderhalf tot twee keer zoveel tijd aan. Voeg daar nog eens bij dat in maar heel weinig brugklassen aandacht besteed wordt aan natuurkunde en scheikunde en het onderscheid is gemaakt.
Vervolgens is het natuurlijk wel wonderlijk en vanuit de geesteswetenschappers zelfs enigszins arrogant te denken, dat alleen taal, kunst of literatuur zouden kunnen opvoeden tot verbeelding, flexibiliteit en creativiteit. Bouw een energiezuinige motor, hoe is het om een kleine mens in een groot heelal te zijn, hoe stoppen we de honger, hoe houden we onze pensioenfondsen rendabel – vragen die niet voortkomen uit de geesteswetenschappen, maar net zo'n beroep doen op ons inlevingsvermogen.
En was filosofie in de klassieke oudheid juist niet een exacte wetenschap? Met die verbeelding ten slotte zal het heus wel goed komen met al die films en televisieprogramma's die de lieve jeugd consumeert. Het lezen van literatuur behoorde niet tot de favoriete bezigheden van mijn leerlingen, een museum was saaaaaaai, maar meegenomen door een goed verhaal werden ze allemaal, getraind als ze zijn door de avonturen van Kabouter Plop of ATWT en GTST.
Nee, ik geloof niet dat verantwoordelijke burgers uitsluitend gevormd worden door de geesteswetenschappen. Ik denk dat het veel bepalender is wie er voor de klas staat. Onderwijs zou leerlingen moeten uitdagen iets te doen met hun kennis, iets meer dan passief consumeren en uit het hoofd leren. Leraren zouden voornamelijk met de kinderen moeten praten in plaats van over of tegen hen. Ze zouden hun leerlingen moeten leren het geleerde te verbeelden. Nussbaums pleidooi voor socratisch onderwijs is mij dus uit het hart gegrepen.
Het lezen van 'Niet voor de winst' was een uitermate boeiende ervaring. Iedere zin zette aan tot gedachten over mens zijn, leren, opgroeien, denken over anderen en opbrengst of nut. Soms met gelukkig gekozen voorbeelden, soms ook met interessante maar volstrekt onnavolgbare (of: onnavolgbaar vertaalde) citaten en uitspraken van mannen als Rabindranath Tagore. Wie een 'lekker leesboek' wil voor op het nachtkastje, zoeke nog even verder. Wie een boek wil proeven, wie langzaam maar zeker wil doordringen in de gedachtegang van een van de boeiendste filosofen van onze tijd, wie verbeelding te over heeft en tijd genoeg, die leze 'Niet voor de winst'.
Over Bert Thiel
Bert Thiel (1961) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde in Leiden. Hij gaf ruim dertig jaar les in het voortgezet onderwijs. Nu leest, dicht en schrijft hij.